zaterdag 26 februari 2022

 Deel 2:  het Hondse begin van de psychologie!


Toen ik 40 jaar geleden het volgende verhaaltje voor het eerst onder ogen kreeg, schoot mij al meteen de mythe van Prometheus  door het hoofd. Maar er was niets dat op een verband tussen de mythe en dit Marokkaanse verhaaltje wees, zelfs niet na lang zoeken! Het verband was bovendien beladen, omdat alles wat met de aanwezigheid van de Romeinen in Marokko te maken had, bijna altijd wees op de Franse bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, die toen zijn rechten op het gebied wilde laten gelden door op de klassieken terug te vallen.


Mythes zijn vreemde verhalen, want wie herleidt er nou de Oedipus-mythe tot een gewoon conflict op leven en dood tussen iedere ouder en kind? Freud legde de mythe heel realistisch en concreet op die manier uit. Het was geen koningsdrama, maar een door iedereen beleefd conflict. Daarmee heeft hij de wereld van de psychologie een tijdlang op z’n kop gezet. Zijn leerling Jung probeerde het fysieke geweld weer enigszins te kanaliseren in geestelijke processen. De dialectiek in theorievorming op psychologisch gebied leek voorlopig weer tot stilstand te komen. Maar waar is die dialectische ontwikkeling begonnen?


Nu 40 jaar later, vind ik het verband tussen de Klassiek Humoristische verhaaltjes en de filosofie van de Honden. Maar, dat is filosofie en geen psychologie: een verhit debat op dit moment beweert hardnekkig, dat mythes geen psychologische diepgang kennen. Dat maakt het werk van Freud en
Jung op zijn zachts gezegd merkwaardig. Laten we bij het begin beginnen.


40 Jaar geleden ging het om dit verhaaltje, terug te vinden in mijn doctoraalscriptie (1):


Jeha koopt lever en begeeft zich naar huis. Zo gebeurt het dat een raaf (2) de lever van hem pikt. Jeha kijkt achterom naar een andere man, die ook lever bij zich heeft en die hem net wil inhalen. Jeha pakt hem snel de lever af en gaat ervandoor. Tot hij op een hoog verheven plek aangekomen, niet meer verder kan. De man achtervolgt Jeha en haalt hem in. “Wat doe je toch, Jeha?” vraagt de man. “Niets, ik probeer alleen maar uit of ik raaf kan worden. (Want die weet op zijn vleugels te ontsnappen, wat mij niet lukt)”

Zoals gezegd had ik alleen de indruk dat Prometheus hiermee iets te maken zou kunnen hebben, maar een duidelijke aanwijzing daarvoor had ik niet. Totdat ik dit fragment van Antisthenes onder ogen kreeg (3):

Als jullie werkelijk willen begrijpen dat inzicht een verheven zaak is, roep ik Plato noch Aristoteles tot getuigen, maar de wijze Antisthenes , die deze methode heeft onderwezen. Hij zegt immers dat Prometheus aldus tot Herakles sprak: ‘Jouw werkzaamheden zijn erg minderwaardig, omdat jij je bezighoudt met menselijke zaken, maar de zorg voor datgene wat van groter belang is dan dat heb je verwaarloosd. Je zult namelijk geen volmaakt mens zijn, voordat je die dingen leert die hoger zijn dan de mensen. Als je die zaken leert, zul je ook de menselijke zaken leren. Als je echter alleen maar menselijke zaken leert, zul je als een dom beest ronddolen.

Hier zie je de tegenstelling tussen Freud en Jung terug: gaat het om de praktijk of is het verhaal eigenlijk alleen maar een geestelijk product zonder enige verwijzing naar wat dan ook in de realiteit, om theorie? Herakles bekommert zich om deze wereld en de omstandigheden waaronder mensen moeten leven. Prometheus verwijt hem alleen voor aardse zaken belangstelling te hebben.
Prometheus heeft in zijn hoogmoed het vuur uit de hemel gestolen, en wordt daarvoor gestraft. Vastgebonden aan een zuil (4) daagt hij de oppergod Zeus uit. Herakles, ondeugende puber, bevrijdt Prometheus van zijn kluisters, en je zou kunnen denken praktijk en theorie hebben elkaar weer gevonden. In het commentaar op de scène van de gekluisterde Prometheus, zegt Georg Luck, De wijsheid van de Honden: noot 63, pag. 301-302):

…Verder merkt Buecheler  (5) op dat we hier Prometheus als “een nieuwe figuur” leren kennen, die de mensheid niet alleen het vuur maar ook de filosofie gebracht heeft. De verbinding met Prometheus (Antisthenes stelt Herakles als student van Prometheus voor) enerzijds en met Cheiron (de vaderlijke centaur die zich voor Herakles opoffert) anderzijds, en verder de wonden die Cheiron door Herakles zijn toegebracht, duiden ongetwijfeld, zoals Buecheler gezien heeft, op een situatie die overeenkomt met de mythe die door Apollodorus is samengevat en door Aischylos  is gedramatiseerd:  …”Hij trof in Prometheus naar mijn mening een soort sofist (trickster), aan, zoals hij door de publieke opinie te gronde werd gericht: telkens wanneer men hem
prees, werd zijn lever groter en groter, als men echter kritiek op hem had, verschrompelde hij weer. Herakles ontfermde zich over hem, verdreef de adelaar (6) en bevrijdde Prometheus van zijn ambities en arrogantie (boeien).”

Hieruit concludeer ik dat er in deze mythe wel degelijk sprake is van psychologie, namelijk die van bestrijding van de Hoogmoed (hubris) van Prometheus  en de driften van Herakles (7)! Dit zien we later terug als twee Hoofdzondes, die van Superbia en de Invidia, waarover ik al het een en ander op dit blog heb staan. Marokkaaans volksverhaal uit de Atlas: Superbia; Libro de buen Amor: Superbia. Van hetzelfde Marokkaanse verhaal: Invidia; idem Libro, Invidia .


De hoogmoed en de afgunst kun je met de Roomse kerk verbinden, door de biecht als een soort voorloper van een psychiatrisch consult te zien. Ik vind het daarnaast belangrijk dat je met het benoemen van de hoogmoed, een direct verband kunt leggen met de Humorale Theorie: de lever (doorscrollen naar tabel, IV, orgaan “lever”) was de zetel van het geweten (8) , een instantie die je soms verleidde tot de hoogmoed van het Gouden Kalf. Het begrip waar het hier om gaat heet in het Grieks syneidèsis (συνειδησισ ), in het Latijn Conscientia. Het eerste deel van de beide woorden (syn- en con-) wijzen erop dat Geweten (bewustzijn) gevormd wordt door de ervaringen in de natuurlijke en maatschappelijke omgeving. Verder verwijst het begrip naar een fragment in het Nieuwe testament (Hebreeën, 10, 2) waarin de woede van Mozes wordt beschreven bij het zien van het Gouden Kalf. Naar deze scène is de eerste volledige Sura (9) van de Koran genoemd: Al-Baqarah (De Koe). In Al-Baqarah worden degenen die openbaringen ontvangen hebben gecategoriseerd. Je zou kunnen zeggen zowel Mozes als deze verschillende profeten gaan terug op de allereerste profeet: Prometheus, de grondlegger van de psychologie. Waarbij moet opgemerkt dat psychologie en filosofie nog niet van elkaar werden onderscheiden.


En ook de Invidia kun je met de Humorale theorie verbinden door Herakles te zien als een vertegenwoordiger van instantie VI-1 en VI-2: sex en eer, wat kan leiden tot angst en depressie. Maar dit valt dan in de Oudheid niet zozeer onder de godsdienst, maar eerder onder de staatsinrichting. Een goed en fatsoenlijk burger wist zijn plaats in het maatschappelijk stelsel. Een mening die ook de Honden waren toegedaan zoals gezegd op mijn vorige blog .  Maar hierover bestond discussie: Alcibiades wilde de goden beledigen en niet zozeer de staat.
Dit alles bij elkaar leidt tot mijn conclusie dat het begin van de psychologie een geestelijke, Hondse start kende, die veel later door Freud werd omgebogen tot een materialistische. Jung poogde de synthese, maar de vraag is of hij daarin wel is geslaagd. Of dat bij hem praktijk en theorie toch veel te ver van elkaar blijven staan. Het in het begin aangehaalde verhaaltje over Jeha, de raaf en de lever, sluit wel aan bij de dagelijkse levensbeslommeringen en overbrugt de kloof tussen praktijk en theorie. Het belang van de Klassieke Humor voor de psychologie dat al eerder in de Zwitserse psychiatrie om de hoek bij Freud opdook, blijft van onschatbare waarde!

vrijdag 11 februari 2022

De Honden

 De Honden (de Cynici ) : Macht corrumpeert!

Aristoteles, Politica, 3.13, 1284a, 11-17, in de vertaling van Jan Maarten Bremer en Ton Kessels, Historische Uitgeverij, Groningen, 2012:

Als er één persoon is, of meer dan één maar niet genoeg om een volledige polis (1) te vormen, die zover boven de anderen uitsteekt (uitsteken) dat de voortreffelijkheid en politieke bekwaamheid van al die anderen het in de verste verte niet halen bij die van hen of hem alleen, dan moet(en) deze niet langer worden beschouwd als onderdeel van de polis. Zulke mensen doet men onrecht door hen, bij zo grote ongelijkheid in voortreffelijkheid (2) en politieke bekwaamheid, slechts dezelfde waardigheid als anderen toe te kennen. Het is niet teveel gezegd dat zo iemand als een god onder mensen is (3) . Hieruit blijkt duidelijk dat ook wetgeving noodzakelijkerwijs geldt voor gelijken in geboorte en bekwaamheid, maar dat voor mensen als juist beschreven er geen wet bestaat. Zij vormen immers zelf een wet; wie zou proberen hun de wet te stellen zou zich alleen belachelijk maken – ze zouden waarschijnlijk hetzelfde zeggen wat volgens Antisthenes (4) de leeuwen zeiden toen in de volksvergadering de hazen het woord namen en gelijke rechten voor allen eisten (5).
Om dezelfde reden kennen democratisch ingerichte staten het systeem van ostracisme (6). Men ziet dat deze staten gelijkheid boven alles nastreven; daarom bracht men tegen mensen van wie men vond dat zij dankzij hun rijkdom, relaties of een andere politieke machtsfactor bovenmatig veel invloed hadden gekregen, een stem uit om ze voor een bepaalde tijdsduur uit de polis te verbannen. Naar wat men vertelt, hebben de Argonauten  Heracles achtergelaten om een soortgelijke reden: hun schip (7) , de Argo, wilde hem niet aan boord nemen, omdat hij véél meer gewicht had dan de overige opvarenden.(x)


 “Macht corrumpeert”, deze uitspraak is waarschijnlijk net zo oud als een uitspraak, dat alle mensen altijd hebben gehuild en gelachen. Ik wil daarmee zeggen dat al heel lang geleden heersers ervan doordrongen waren dat hun inzichten niet absoluut goede of juiste inzichten waren. Elke beslissing had zijn commentaar nodig, voordat de heerser tot handelen overging. Daartoe hadden een aantal heersers iemand in huis die net als tegenwoordig een Tweede Kamerlid alles mocht zeggen. Maar in den beginne was er de sjamanistische nar (8), die de absolute religieuze heerser in bestuur en recht, alle hoeken van de kamer moest laten zien. Dat was natuurlijk geen beroep zonder gevaar. En menigeen kwam aan een ellendig einde.
In onze verhaaltjes, geput uit wat ik Klassieke Humor noem, komt deze rol van de nar in dienst van een tiran of een koning nog regelmatig voor: bij Nasreddin, Jeha, Tijl Uilenspiegel, Anansi etc. Maar daarmee is zijn rol niet uitgespeeld. Robin Lane Fox, nr 106, pag. 78 ):
“.. spot was een van de belangrijkste sociale cohesie versterkende instrumenten in Sparta. Dat hield in (zoals ons wordt verteld) dat dronken (krijgsgevangen) slaven, heloten, werden bespot door ze willoos te laten ronddartelen.” (9)
Op een gegeven moment is de nar op straat gezet. Dat gebeurde in onze streken voor het eerst in Klein Azië. Je ziet daar tirannen optreden die wreed en meedogenloos regeren, maar andere die beseffen dat macht corrumpeert. En deze laatsten roepen, om zich daartegen te behoeden, in plaats van grappenmakers, volksvergaderingen bijeen. Ook in deze vergaderingen mag alles geroepen worden, wat iemand maar te berde wil brengen. Soms, zoals in het Athene van Alkibiades (10), omstreeks 450 vChr, gedragen deze volksvergaderingen zich weer op hun beurt als volks-tirannen. Ze onderwerpen eilanden aan een strak bewind waarbij er niet voor wordt teruggeschrokken om hele bevolkingen uit te moorden (Melos). Dat roept een merkwaardige reactie op onder intellectuelen als Antisthenes, Socrates en Diogenes van Sinope etc. Zij verloren het vertrouwen in het woord van de heerser. Pas gedrag bewees dat je meende wat je zei, dat je je (boeren- en dus gezonde) verstand gebruikte. In de Romeinse tijd krijgt deze stroming een gematigde tweeling: het stoïcisme en het epicurisme. Cicero past dus wel degelijk in de traditie van Klassieke Humor, omdat hij tegen het stoïcisme aanleunt en hun debatten heeft (laten) opschrijven.

De filosofische stroming die uit de kritiek op de macht voortkwam, noemde zich naar de  straathond, die net zoals we in eerdere bloggen (Wittgenstein en Vergelijking)  hebben gerapporteerd in roedels door de straten van de antieke steden zwierven, en soms onderdak vonden in tonnen. Vieze beesten kortom, net zoals de filosofen die zich naar hen noemden, met slechts één mantel, eten uit de hand, sporadisch gebruik van het bad, ruige baardgroei en geen schoenen aan de voeten. Van geld moesten ze niets hebben, dat stonk en was goed om zich in te wentelen, maar niet om er een maatschappij mee in te richten. De burger moest opgevoed worden, afgericht, tot een goede burger, zoals Socrates al had gezegd. En goed gedrag kun je hem leren. In hun gedrag lijken ze veel op de latere vertegenwoordigers van het Soefisme in de Islamitische wereld, waarover in latere blogs zal worden verteld. In India zijn het de yogi, die sterke overeenkomsten met de Cynici hebben.


Na jarenlang grappige verhaaltjes te hebben verzameld in de traditie van de Klassieke Humor, kan ik nu zeggen dat veel van deze verhaaltjes teruggaan op de filosofie van de Cynici. De verhaaltjes geven een beeld van waarschijnlijk het belangrijkste contrapunt uit de Europese politieke geschiedenis. Deze schaduw van de macht zorgde ervoor dat macht minder corrumpeerde dan ze anders zou hebben gedaan. Sporen van de cynische traditie zijn tot op de dag van vandaag voelbaar in de politiek. Wat stonden deze Cynici dan voor dat ze tegelijkertijd van groot belang zijn én zodanig in de schaduw van het wereldgebeuren zich ophouden, dat het jaren kost om er achter te komen, waar de verhaaltjes van bijv. Tijl Uilenspiegel op teruggaan? In de komende vier afleveringen van dit blog, Klassieke Humor, ga ik na, wat de Cynici hebben bijgedragen aan de Klassieke Humor. Dit is een eerste aanzet.

Een paar van hun kernwaarden heb ik al opgesomd: afzien van rijkdom en kritiek op de macht. Bij een cynisch persoon denk je inderdaad aan negatieve waarden. Maar ze stonden ook positief in het leven. Die positiviteit werd aangeduid met het begrip “aretè” (2). Ook in het citaat hierboven uit de Politica van Aristoteles, komt dit begrip voor. In de Wijsheid van de honden (Georg Luck, vertaald door Gerard Jansen en Goverdien Hauth-Grubben, 1997, pag. 28) wordt het begrip als volgt omschreven:
“Het hoogste goed, de enige absolute noodzakelijkheid in het leven, het doel van alle streven is de deugd. De deugd, zo leert ook Sokrates al, is kennis, zij kan onderwezen worden en is – eenmaal in iemands bezit –onvervreemdbaar. De grootste deugd is het verstand, ook dat is sokratisch, en wordt overgenomen door de kyrenaici (de honden), die in het verstand en in de rechtvaardigheid het werkelijk goede zien. De deugd is de enige vereiste voor het geluk en is op zich al genoeg om gelukkig te zijn…”
Je kunt uit de omschrijving opmaken, hoe dicht de Cynici staan bij het christelijk gedachtengoed. Als Jezus de handelaren uit de tempel jaagt, dan heeft hij een hele volksbeweging achter zich die hem in zijn handelen steunt: de cynici, ook wel “de honden” genoemd (een geuzennaam)! Wat eerst een geuzennaam was, wordt later een scheldnaam. Een vergelijkbare ontwikkeling hebben we gezien bij de ezel. En net zoals de symbolische betekenis van de Ezel in deze verhaaltjes mij veel moeite heeft gekost om hem te achterhalen, is dat het geval voor de Hond.
 
Verwijzingen:

  1. Spreekwoorden over de hond: 15 februari 2020;
  2. Wittgestein en de hond;
  3. Rabelais, Panurg achtervolgd door 1311 honden; ook onder link (29) in de tekst!
  4. Rabelais: de Parijse dame;
Andere verbanden:
  1. achtergrondverhaal;
  2. Geboorte Herakles: Plautus, Amphitruo;
  3. De wederopstanding;
  4. De vergelijking;
  5. De ezel;
  6. Duitse fotograaf van “honden”,  Elke Vogelsang;
  7. polis
  8. Windhond.