Het leven van Aesopus, deel 4: Macht en Hoogmoed.
Voor een hoog noodzakelijke Inleiding op dit verhaal, klik je op: Inleiding. En als er
een uitroepteken achter een noot staat, dan wil dat zeggen dat het om een
ontdekking gaat!
Xantus van zijn kant
zag steeds beter hoe belangrijk Aesopus voor hem was en dat hij hem zeker niet
wilde vrijlaten. Het bezit van zo’n slaaf strekte hem tot eer. Zo ook op een
dag, dat Xantus samen met zijn leerlingen zich aan uitspattingen overgaf, en
Aesopus zag dat hun hersenen beneveld raakten door de alcohol en de gemoederen
hoog opliepen, zowel bij de leerlingen als de leermeester, kon hij niet nalaten
te zeggen: ”Overmatig wijn innemen kent drie fases: in de eerste fase dient de
wellust zich aan, in de tweede, de dronkenschap, en ten slotte in de derde fase
steekt de woede zijn kop op.” Men dreef de spot met zijn constatering, en bleef
de wijnvaten aanspreken tot ze leeg waren. Xantus ging zover dat hij niet meer
naar rede wilde luisteren, en pochte dat hij in staat was de zee leeg te
drinken. Daarover moest zijn gezelschap hartelijk lachen. Xantus bleef volharden
in zijn mening, verwedde zijn huis erom dat hij de hele zee zou leeg drinken.
En als voorschot op de weddenschap gaf hij zijn ring af die hij altijd aan zijn
vinger droeg.
Toen de volgende dag de nevels van Bacchus waren
opgetrokken, was Xantus er heel erg verbaasd over dat hij zijn ring, waaraan
hij heel erg was gehecht, niet kon terugvinden. Aesopus zei hem dat hij die in
de weddenschap had verloren, en hij zelfs zijn huis eronder verwed had dat hij
de zee zou kunnen leeg drinken. Toen was de filosoof eindelijk gealarmeerd over
zijn eigen gedrag. Hij smeekte Aesopus om hem een oplossing aan de hand te
doen. En dat deed hij ook.
Toen de dag was aangebroken waarop de weddenschap zich zou
voltrekken, stroomden alle bewoners van Samos samen aan de oever van de zee om
getuige te kunnen zijn van de smadelijke neergang van de filosoof. Diegene van
zijn leerlingen die met hem de weddenschap was aangegaan, was al bij voorbaat
zeker van zijn overwinning. Xantus zei tot de verzamelde goegemeente: “Mijne
heren, ik heb oprecht gewed dat ik de hele zee zou kunnen leeg drinken, maar ik
heb er niet bij gezegd dat ik ook het water van de rivieren, die op zee
uitkomen, ook zou kunnen leeg drinken. Daarom vind ik dat diegene die met mij
de weddenschap is aangegaan, eerst ervoor moet zorgen dat de loop van de
rivieren verandert in tegengestelde richting. En dan pas kan ik waarmaken
waarover ik heb opgeschept. Iedereen stond verbluft over deze ingenieuze
vondst, die Xantus had gevonden om eervol onder de kwalijke weddenschap uit te
komen. De leerling erkende dat hij was verslagen, en vroeg zijn leermeester om
vergiffenis. Xantus werd de hele weg bij zijn tergkeer naar huis toegejuicht.
Als tegenprestatie vroeg Aesopus zijn vrijheid. Die weigerde
Xantus hem en zei dat de tijd om hem vrij te laten nog niet was aangebroken.
Als de goden hem daartoe opdracht zouden geven, zou hij daarin toestemmen. Of
de goden dat deden, zou zijn op te maken uit de voortekenen. Aesopus moest bij
zijn vertrek uit Xantus onderkomen letten op het eerste voorteken dat zich
voordeed. Geluk, bijvoorbeeld, zou voor hem betekenen, als twee kraaien in zijn
gezichtsveld zouden opdoemen: aan hem zou in dat geval de vrijheid worden geschonken.
Als het maar één kraai was, zou hij slaaf blijven. Meteen vertrok Aesopus naar
buiten. Zijn baas was een beetje buiten de bewoonde wereld gehuisvest, en
blijkbaar stonden er in de omgeving veel hoge bomen. Onze Frygiër was nog maar
nauwelijks buiten, of hij zag twee kraaien neerstrijken in de hoogste boom. Hij
ging zijn baas hiervan verwittigen. Die wilde zelf vaststellen of dat ook zo
was. Toen Xantus ter plekke kwam, vloog één van de twee kraaien weg. “Jij
bedriegt me steeds weer?” zei hij Aesopus. En gaf opdracht hem af te ranselen.
Het bevel werd meteen uitgevoerd. Tijdens het martelen van Aesopus, kwam men
Xantus uitnodigen voor een etentje. Hij beloofde te komen. “Helaas,” jammerde
Aesopus, “de voortekenen liegen. Ik heb twee kraaien gezien, een teken van
geluk, en word gemarteld. En mijn baas
die er maar één heeft gezien, -- een teken van ongeluk – wordt voor een
bruiloft (1) uitgenodigd!” Deze uitspraak beviel
Xantus zozeer dat hij beval op te houden met hem te geselen. Maar wat de
vrijheid betreft: hij kon er niet toe besluiten hem die te verlenen, ook al
beloofde hij het te doen bij verschillende gelegenheden.
Op een dag wandelden ze beiden tussen oude monumenten. Ze
hadden er veel plezier in om de opschriften die erop stonden te bestuderen.
Xantus zag er eentje die hij maar niet kon begrijpen, hoewel hij er lang bij
stil stond om een verklaring te vinden. Zij was gecomponeerd uit de eerste letters
van bepaalde woorden. De filosoof gaf ruiterlijk toe dat dit zijn pet te boven ging.
“Als ik erin slaag om u met deze letters een schat te laten vinden,” vroeg
Aesopus, “wat voor beloning krijg ik dan?” Xantus beloofde hem zijn vrijheid en
de helft van de schat. “Zij betekenen,” zei daarop Aesopus, “dat er op vier
stappen vanaf deze zuil hier er eentje te vinden is.” En inderdaad vonden zij
een schat na een ondiep gat in de grond te hebben gegraven. De filosoof werd
erop gewezen woord te houden. Maar zoals altijd deinsde hij daarvoor terug. “De
goden weerhouden mij ervan je je vrijheid te geven,” zei hij tegen Aesopus, “want
jij had mij van tevoren de betekenis van de letters moeten uitleggen, dan had
ik een andere schat gevonden, die veel kostbaarder is dan die welke wij nu hebben
gevonden. “Wat hier staat geschreven,” ging Aesopus verder met zijn uitleg,
“vormt de eerste letters van de zin, αποθας
βηρατα etc (2) , wat betekent: Verstop hier in een gat etc. En de hele zin
luidt dan: ‘Als je vier passen terug doet en je graaft daar een gat, dan zult
je een schat vinden.’ ” “Ik zou er niet
goed aan doen om me te ontdoen van een scherpe geest als jij. Verwacht dus niet
van mij dat ik je je vrijheid schenk.” Dat was de druppel die de emmer deed
overstromen bij Aesopus. Hij gaf als antwoord: “Ik ga je aangeven bij koning
Denys. (3) Want de schat hoort hem toe, en deze
letters vormen andere woorden, die precies dat betekenen. De filosoof was
geschrokken van deze uitleg en zei de Frygiër, dat hij hem zijn aandeel zilver
zou geven, als hij zijn mond zou houden. Daarop verklaarde Aesopus hem dat hij
hem op geen enkele manier verplicht was tot wat dan ook. Als de letters op een andere
manier werden gekozen, was er zelfs nog een derde betekenis uit op te maken:
“Bij vertrek van deze plaats, zul je de schat die je zonet hebt gevonden, met elkaar
delen.” Zodra ze thuis kwamen, liet Xantus de Frygiër opsluiten. En hij kreeg
voetkluisters aan. Dit alles uit angst dat Aesopus hun avontuur openbaar zou
maken. “Helaas,” jammerde Aesopus, “gaan filosofen zó om met hun beloftes? Doe
wat je wilt, je zult me toch uiteindelijk mijn vrijheid moeten geven!”
Zijn voorspelling kwam uit. Er gebeurde iets wonderlijks,
waardoor de bewoners van Samos het flink te verduren kregen. Een adelaar vloog
weg met een ring, die blijkbaar in gebruik was bij openbare vergaderingen. Die
ring liet hij op een slaaf vallen, die Xantus en Aesopus kenden. De filosoof
werd hierover geraadpleegd, zowel omdat hij een filosoof was als omdat hij een van meest
vooraanstaande mensen van de republiek was. Hij vroeg tijd om te overleggen met
zijn publieke orakel, Aesopus. Deze stelde voor om het hem zelf in de
openbaarheid te laten uit leggen. Hij zei: “Als het goed zou uitpakken, dan zou
altijd de eer aan de meester toevallen, en zo niet, dan kon de schande altijd
de slaaf in de schoenen worden geschoven.” Xantus stemde daarmee in, en liet
hem het spreekgestoelte beklimmen. Zodra men hem zag (4) (!),
barstte iedereen in lachen uit. Niemand kon zich voorstellen dat zo iemand ook
maar iets redelijks te berde zou kunnen brengen. Aesopus zei hun dat men niet
naar de vorm, maar naar de inhoud, de heerlijke drank, de vaas moest
beoordelen. De bewoners van Samos schreeuwden hem toe om onbevreesd te zeggen
wat deze wonderlijke gebeurtenis betekende. Aesopus excuseerde zich, omdat hij
dat niet durfde te doen. “Het lot wilde,” verklaarde hij, “dat er een duel om
de eer tussen meester en slaaf aan de gang was. Als hij, de slaaf, het niet
goed vertelde, zou hij slaag krijgen; vertelde hij het beter dan zijn meester
het kon, dan werd hij ook afgeranseld.” Meteen drong men er bij Xantus op aan
Aesopus vrij te laten. De filosoof aarzelde lange tijd. De provoost van de stad dreigde hem uit zijn ambt te zetten, op grond van de macht die hij
als magistraat bezat. De filosoof werd tot overgave gedwongen. Toen Aesopus in
vrijheid was gesteld, zei Aesopus de bewoners van Samos, dat de betekenis van
het wonderlijke voorval was dat zij tot slaaf zouden worden gemaakt. En dat de
adelaar die weg vloog met de ring, niets anders betekende dan dat een machtige
koning hen wilde onderwerpen.
Enige tijd later liet Croesus,
Koning der Lydiërs, de bewoners van
Samos weten dat zij hem belastingen moesten gaan betalen. Daartoe stuurde hij
een afgezant. Als ze daar niet toe bereid waren, zou hij hen ertoe dwingen met
de wapenen. Het merendeel van de bewoners was het er over eens dat men hem
moest gehoorzamen. Aesopus zei hun dat er twee wegen open stonden voor de
mensen op Samos. De ene weg, de vrijheid, was ruw en doornig aan het begin,
maar later heel aangenaam. De andere weg was die van de slavernij, waarvan het
begin gemakkelijker was, maar het vervolg moeilijk. Het was voor de bewoners
van Samos verstandiger om hun vrijheid te verdedigen. Zij stuurden de
ambassadeur (bode) van Croesus zonder genoegdoening terug.
Croesus bracht zijn leger in staat van paraatheid om ze aan
te vallen. De ambassadeur zei Croesus, dat zolang ze konden beschikken over
Aesopus, het veel moeite zou kosten om ze naar zijn wil te schikken. Zij hadden
veel vertrouwen in het gezonde verstand van hem. Croesus stuurde hem erop uit
om Aesopus aan hem over te leveren, onder de belofte dat hij hun vrijheid zou
respecteren. De stadshoofden vonden dat deze voorwaarden in hun voordeel
uitvielen. Zij dachten dat het feit dat zij met rust gelaten zouden worden hun
niet te duur kwam te staan, wanneer zij dit afkochten ten koste van Aesopus. De
Frygiër slaagde erin hen van mening te doen veranderen. Hij vertelde hun een
fabel over wolven en schapen. De wolven en de schapen hadden vrede gesloten, op
voorwaarde dat zij de herdershonden als gijzelaar afstonden aan de wolven. Toen
zij geen verdedigers meer hadden, wurgden de wolven hen met minder inspanning
dan ooit tevoren. De fabel had zijn effect: de bewoners van Samos namen een
standpunt in helemaal tegenovergesteld aan wat zij daarvoor hadden gevonden.
Aesopus bood aan toch naar Croesus te gaan, en zei hun dat hij hun beter van
nut was dichtbij de koning dan wanneer hij op Samos bleef.
Toen Croesus hem zag, verbaasde het hem dat een zo’n nietig
schepsel hem zo in de weg had kunnen zitten. “Tjonge, jonge, jij bent het dus die
het waagt zich tegen mijn wil te verzetten,” schreeuwde hij hem toe. Aesopus
wierp zich aan zijn voeten. En verhaalde: “Er was eens een man die sprinkhanen
ving. Bij toeval kreeg hij een cicade te pakken. Die wilde hij doden net zoals
hij met de sprinkhanen had gedaan. ‘Wat heb ik jou misdaan?’ vroeg de cicade
aan de man, ‘ik knaag niet aan jouw graan, ik breng je op geen enkele manier
schade toe. Het enige wat ik heb is mijn stem, waarvan ik me in alle onschuld
bedien. Grote koning, ik ben als die cicade. Ik heb alleen mijn stem, en ik ben
er helemaal niet op uit u te beledigen.” Croesus, geroerd door bewondering en
medelijden, vergaf hem niet alleen, maar liet uit consideratie de bewoners van
Samos met rust.