dinsdag 30 januari 2018

Jung en de schizofrenie (1).

Klik hier voor commentaar en originele teksten.



“Tijdens een lange reis had de mollah Nasreddin zich een kleine kalebas om de hals gehangen. ’s Nachts had een grappenmaker met wie de mollah samen reisde, de kalebas bij hem weggehaald, toen de mollah lag te slapen, en om zijn eigen hals gehangen. De volgende dag toen de mollah zag dat zijn vriend de kalebas om zijn hals op zijn borst droeg, richtte hij zich tot hem in de volgende bewoordingen: “Ik weet zeker dat jij ik bent, want jij draagt mijn kalebas. Maar als dat het geval is, wie ben ik…?”


Op mijn website met uitleg over deze grappen zijn veel varianten op dit thema te vinden. Dit is een aanwijzing dat het onderwerp van de grap van belang is voor allerlei mensen in alle tijden. Het belang dat mensen erin stellen moet naar mijn idee samenhangen met ervaringen zoals die van mij:

“Het is nu ongeveer 45 jaar geleden. Een vriend van mij en ik stonden ’s avonds even buiten de boerderij waar ik was opgegroeid stil voor ons uit te kijken. Het was een maan overgoten nacht. Over de weilanden hingen witte doorzichtige sluiers, die danspatronen leken te maken op de muziek van nachtelijke stilte. Aan de rand van het weiland stonden twee hoge een beetje gebogen wilgen. Wij keken onze ogen uit naar dit sprookjesachtige schouwspel. En opeens leek de ene wilg als in een ouderwetse polka een buiging te maken voor de andere iets slankere wilg. Zij leek een hand uit te steken, en samen dansten ze al buigend en zich rechtop richtend als omgeven door oplichtende stofdeeltjes door de slierten mist over het groenige weiland. Er ging een siddering door mij heen en ik voelde dat eenzelfde ervaring mijn vriend overmeesterde. Het was gewoon griezelig, zoals die houterige figuren met grote schreden en buigingen voort dansten door de mist. Ik keek naar het gezicht van mijn vriend in de maan beschenen duisternis. Zijn gezicht werd bleek. “Mooi, hè,” zei ik fluisterend. Hij knikte, liep naar de boerderij. “Ik ga slapen,” zei hij. Toen ik in de richting van de wilgen keek, zag ik ze weer even stram als voor de dans op de rand van het weiland in de mist staan. Niets wees meer op wat er was gebeurd.”

Jung zou een cliënt bevragen om zulke ervaringen. Hij zou de ervaring plaatsen in een kader van andere dansende bomen, om uiteindelijk bij een betekenis te komen waarin ik mij zou kunnen thuis voelen en niet angstig zou weglopen naar mijn slaapkamer. Hij zou mij vragen: “Wie was die vriend met wie je dit hebt meegemaakt?” En wat heeft hij te maken met de “polka” waarvan je moeder de danspassen nog kende. En wat heeft die enorme oeroude eikenboom in Winterswijk, die tot aan het einde van de eeuw werd vereerd, ermee te maken?  En dat zou het begin zijn van vele gesprekken die hierop zouden volgen. Ongetwijfeld heeft ook het nummer “moondance” van Van Morrison met deze ervaring van doen, de man die mij een paar jaar tevoren in Denemarken ’s nachts uit handen van de Hells Angels redde door me mee te sleuren in zijn Van (=auto). De bende had op een pretpark iedereen die ze tegenkwamen in elkaar geslagen en geketend aan bomen in het park achtergelaten. Het spijt me, niet grappig! Maar Jung is ook vaak niet grappig.

woensdag 24 januari 2018

Freud, de Puber en De Grap (slot).

Klik hier voor commentaar en originele teksten.

“Jeha maakt op een dag deeg. Hij snijdt het in kleine staartjes en gaat naar de markt. Hij begint te schreeuwen: “Ik heb intelligentie-pilletjes te koop”. Heel veel mensen komen naar hem toe om deze pillen te kopen. Maar helaas, ze werken niet.
Op een dag komt er een jonge jongen bij Jeha en koopt één pilletje. Hij wil de samenstelling van het pilletje analyseren, maar hij komt daar niet achter. De puber koopt zich een andere pil zonder achter de samenstelling ervan te komen, en zo gaat dat een tijdje door. Als hij zeven pillen heeft gekocht, en weer aan het analyseren slaat, komt hij achter de samenstelling: Jeha maakt ze van peper en brooddeeg! De puber schreeuwt luidkeels zodat het over de hele markt goed te horen is dat Jeha een oplichter is: “Wat jij verkoopt is geen intelligentie-pilletje, het is alleen maar peper en deeg!” Jeha antwoordt hem: “Maar in werkelijkheid is het niet de samenstelling die ertoe doet! Ze werken toch, kijk eens hoe slim jij erdoor bent geworden.”


De grap lijkt op het antwoord van Cicero op de vraag van vrienden om afstand te doen van zijn naam. Zijn naam roept voor een Romein namelijk meteen het beeld op van een kikkererwt, omdat “cicer” in het Latijn “kikkererwt” betekent. Hij bleef zich zó noemen, omdat hij vond dat de naam hem sterker en intelligenter maakte. Als je dom bent, dan wil dat nog niet zeggen dat je intelligenter en sterker wordt als je steeds met je eigen domheid wordt geconfronteerd. Je moet je er ook nog bewust van zijn. Dat komt in de volgende grap aan de orde (Kaukasische Märchen, pag 116-117):


In Puschkins geboortestreek heerste een luizenplaag, die steeds erger werd. Zijn dorpsgenoten konden ‘s nachts niet meer slapen en waren uiteindelijk niet meer in staat om hun land goed te bewerken.Puschkin wreef bakstenen tot poeder, deed het poeder in een klein zakje en ging ermee naar de stad. Daar aangekomen ging hij op de markt staan en prees hij luidkeels zijn poeder aan als een middel tegen luis. De mensen stroomden toe uit het winkelcentrum en vlug had hij al zijn middeltjes aan de man gebracht. Maar niemand had om de bijsluiter of gebruiksaanwijzing gevraagd. Ze wisten dus niet hoe ze het middel moesten gebruiken. Men stuurde iemand die goed hard kon lopen achter Puschkin aan om er bij hem naar te informeren.Al van verre zag Puschkin de hardloper aankomen. Meteen zette hij het ook op een lopen, zo snel als zijn voeten hem dragen konden. Dat baatte niet. Al vlug had de hardloper hem ingehaald. Puschkin bleef staan, en de man vroeg hem: “Zeg ons asjeblieft hoe we dit middel moeten gebruiken?” “Maar dat is heel eenvoudig,”  zei Puschkin, “jullie moeten de luizen één voor één vangen en ze het poeder in de ogen strooien. Dan gaan ze dood.”Deze raad bracht de hardloper over aan zijn stadsgenoten. Die waren allen heel tevreden met dit antwoord, tot een oude man opmerkte: “Waarom maak je de luizen niet meteen dood, zodra je ze gevangen hebt? Dan bespaar je op het dure poeder.” Toen waren de mensen in de stad nog meer tevreden.

Uit de vergelijking van de beide grappen komt duidelijk naar voren, dat het positieve resultaat niet vast staat van het verschaffen van een middel om zich te ontwikkelen. Jongeren hebben de schijn tegen, maar ook ouderen kunnen er wat van. Ik denk bij deze grappen altijd aan ontwikkelingshulp, waarbij men zegt dat je mensen de middelen in handen moet geven om zichzelf een betere toekomst te bewerkstelligen. Een les uit ons koloniale verleden zou moeten zijn, dat dat niet altijd werkt. Waar zit dat obstakel? Zouden deze grappen ons daar ook iets over kunnen vertellen? Misschien draagt Freuds analyse van deze grappen daaraan bij (Der Witz, pag. 108):

“De student kan het maar niet opgeven om (door grappen te maken) zich te verzetten tegen de dwang van werkelijkheid en redelijkheid waarvan hij het gevoel heeft dat het zich steeds meer onverdraaglijk en ongebreideld aan hem opdringt. Een groot aantal studentengrappen behoort tot zo'n reactie hierop. De mens is nu eenmaal “onvermoeibaar in zijn zucht naar genot (lust)” ….. en ook maar een beetje afzien van genot dat hij ooit eens heeft genoten, valt hem heel erg moeilijk. In de opgewekte nevel van bier en alcohol probeert de student genot (lust) te putten uit het vrij laten gaan van wat in zijn hoofd in hem opkomt, wat hem in de collegebanken steeds minder lukt.”


Ik denk dat grappen zoals hierboven, heel goed weergeven, wat Freud erover schrijft: het zijn pogingen om zich uit een benarde situatie te denken. Alleen Freud mist ook een aantal lagen in de grappen waarvan ik vind dat je die moet laten meeklinken. Allereerst mist hij het verband dat sommige mensen ook echt tot iets gedwongen kunnen worden. Aan armoede is meestal niet te ontkomen. De student kan aan zijn verveling ontsnappen. Ook een armoezaaier slaat zich met humor (en alcohol) door de ellende heen, maar slaagt daarin niet altijd. En dan bestaat er ook nog de mogelijkheid dat men zich arm waant en er alles aan doet om te suggereren dat men arm is. Ook dan bevindt men zich in een situatie, waar je je misschien met humor uit kunt bevrijden. Tenslotte de armen van geest wacht het hemelrijk, maar dan moet je je zelf wel weten te bevrijden. Maar vooral mist Freud, dat verzet voort kan komen uit verzet tegen de “autoriteit”, een autoriteit als Freud. 

Freud had de volgende grap uit Der Witz zich beter ter harte moeten nemen (Der Witz, pag. 111):

De heer Kästner, een achttiende-eeuwse  professor in de natuurkunde te Göttingen  --hij maakte bijtende grappen en had scherpe kritiek op mensen om zich heen, wat hem niet in dank werd afgenomen – vroeg een student die Kriegk (Duits Krieg=oorlog) heette, toen hij zich kwam inschrijven op de universiteit naar zijn leeftijd. Toen Kästner te horen kreeg dat de student al dertig jaar was, merkte hij op: Ai, ik heb dus de eer de Dertigjarige Oorlog (1618–1648) nog eens te beleven”

Wie is hier nu de student en wie is de professor? Als je als student zo’n flauwe woordspeling, die je waarschijnlijk al –tig keren hebt gehoord, over je heen krijgt van een gerenommeerde professor, dan mag je als student de autoriteit van deze professor toch wel in twijfel trekken. Maar daar heeft Freud geen boodschap aan, omdat ook zijn psychoanalyse staat of valt met de acceptatie van autoriteit.

maandag 15 januari 2018

Freud, de Logica en De Grap (3).



Freud beroept zich regelmatig op de logica. In de negentiende eeuw was dit een geliefd wetenschappelijk onderwerp. Uit deze discussie vloeien de huidige wetenschappelijke uitgangspunten voort, die over het algemeen nog maar weinig gemeen hebben met de manier, waarop de bekendste grondlegger van de logica, Aristoteles, de logica zag. Net als Wittgenstein (zie blog 16 oktober 2017- 6 november 2017, waaronder een blog over Wittgenstein en Freud) isoleert Freud onderdelen om te kunnen focussen op zijn eigen interessegebied. In de volgende grap is het uit elkaar halen van een grap in zijn onderdelen de reden waarom het om een grap gaat: 

“A. heeft van B. een koperen ketel geleend. Als hij de ketel teruggeeft, klaagt B., omdat er nu een groot gat in de ketel zit waardoor je hem niet meer kunt gebruiken, hierover tegen A. A. verdedigt zich: “In de eerste plaats heb ik van B geen ketel geleend. In de tweede plaats had de ketel al een gat, toen ik de ketel van B. kreeg. En in de derde plaats heb ik de ketel heel teruggegeven.”

In “Interpretation of Dreams”, Deel 2, pag 196-197, (Freuds standaardwerk over het interpreteren van dromen) gebruikt Freud deze grap om zijn collega Otto Rank die kritiek op hem durfde te hebben, neer te sabelen. Van de manier waarop Otto Rank -- een vooraanstaande arts-collega en vriend van Freud in Wenen waaraan hij veel te danken heeft-- te werk gaat bij het analyseren van een psychiatrisch patiënte blijkt niets te kloppen, omdat hij bij de analyse op dezelfde manier te werk gaat als in de grap beschreven. De grap kan dus uiteindelijk ook als een wapen worden ingezet om een concurrent te bestrijden.

Commentaar van Freud bij deze grap:
“Iedere reden op zich is juist, maar als je ze achter elkaar bij elkaar neemt, sluiten ze elkaar uit…..Je zou ook kunnen zeggen: A. zet tussen de verschillende redenen een “en” (...en “niet geleend”, en “had al een gat” en “heel teruggegeven”) terwijl hij in plaats van met “en” de zinsdelen met “of” had moeten verbinden….. Het is een voortreffelijk voorbeeld van hoe een opsomming grappig kan werken als je er te weinig bij nadenkt…..Dit is ook de wijze waarop “het onbewuste” te werk gaat door in een droom onderdelen in te dikken, te vervangen, verschuiven of belachelijk te maken.”


Ook door symbolen in een droom te smokkelen lijkt een droom, maar ook een grap onzinnig en onlogisch. Want de hiervoor vermelde werkwijze van de droom “indikken” (bijvoorbeeld in het Frans “roux”=rossig haar, en “sot”= dwaas, indikken tot de naam Rousseau), of “vervangen” (bijvoorbeeld in het Italiaans “traduttore" door "traditore”) hebben beide tot gevolg dat de grap onsamenhangend wordt, omdat er tussen het ene gegeven en het andere geen enkele logische relatie bestaat. In de volgende grap komen nog twee werkwijzen in  grappen én dromen, aan de orde: 

“Joschko zit verveeld uit het raam te kijken en roept voor de grap een langskomende kennis toe: ‘Op het marktplein danst een zalm!’ De kennis maakt onmiddellijk rechtsomkeert en holt naar het marktplein. Binnen zeer korte tijd heeft het sensationele bericht de ronde gedaan en de hele bevolking van het stadje komt aanlopen om het wonder te zien. Plotseling zegt Joschko tegen zijn vrouw: ‘Ik ga ook naar het marktplein. Wie weet, misschien danst er werkelijk een zalm‘ ”.

Deze “zalm”, dat is duidelijk, staat ergens symbool voor. In het Duits heeft de zalm ook nog zijn naam mee: “Lachs”.  Er valt op de markt dus te lachen, er is iemand die grappig is, en je rooie oortjes kan bezorgen. Maar de ”zalm” staat niet alleen voor “iemand die grappige dingen doet”, hij staat ook voor  ”iets gymnastisch en lenig”, zoals een “zalm” zwemt op weg naar zijn paaigebied om eitjes te leggen tegen de stroom in af en toe boven het water uitspringend.  Dit gebruik van symbolen lijkt het werk van het onbewuste, dat beeld vervangt voor een omhaal van woorden. De betekenis van de grap
 verschuift van slechts een absurde grap uit verveling naar een grap over iemand met een denkprobleem. De grap die hij maakt, keert zich tegen zich zelf. Hij maakt zich zelf belachelijk, terwijl hij een ander belachelijk wilde maken.

Dat lijkt ook het geval in de grap die Freud vertelt over de Atheense staatsman en redenaar, Phokion, maar uiteindelijk is hij niet belachelijk:

“Toen er eens na een rede van Phokion werd geapplaudisseerd, vroeg hij aan zijn vrienden verbaasd: ‘Heb ik iets doms gezegd?’ En hij vervolgde: ‘Wat heb ik dan gezegd, dat bij dit domme volk in de smaak kon vallen. Eigenlijk zou ik mij ervoor moeten schamen dat ze voor mij applaudisseerden. Als mijn rede bij de dommen in de smaak is gevallen, kan het geen echt goede, wijze rede zijn geweest.”

Treffender zou ik dit blog niet kunnen afsluiten, omdat het zo goed Freuds obsessie met intelligentie aangeeft. Gecombineerd met logica kan dit psychische wrakken maken van vrienden, kennissen en familieleden, zoals blijkt uit de passage in Interpretation of Dreams” over Otto Frank. Dat nu juist de psychoanalyticus zo blind is voor de dwingende werking van het woord. Hij lijkt daarin wel op Wittgenstein.


maandag 8 januari 2018

Freud, de vrouw en De Grap (2).

Klik hier voor de originele tekst.

In feministische kring bestaat er een grote afkeer van Freud. Deze afkeer kan ik om andere redenen als die van de feministes met hen delen. Uit de humor van iemand valt vaak op te maken hoe hij of zij denkt over de andere sekse. Ik wil wel benadrukken dat deze grappen van
Freud werden gemaakt in een tijd van opkomend feminisme, en dat het niet zó is dat de grappen uit een tijd zijn waarin het feminisme niet bestond. Als je je dat realiseert komen de volgende grappen bizar over:

“Een huwelijksmakelaar (Jiddisch, “Schadchen”) verdedigt het door hem voorgestelde meisje tegen de bezwaren van een jongeman die gaat trouwen. “De schoonmoeder bevalt me niet," zegt hij, “zij is een kwaadaardige, domme vrouw.” “Maar u trouwt toch de schoonmoeder niet. U trouwt toch met de dochter!” “Ja, maar ze is ook niet erg jong meer en mooi van gezicht is ze nou ook niet bepaald.” “Is niet belangrijk, dat ze niet jong en mooi is; zó zal ze u eerder trouw zijn.” “Maar ze brengt ook nog weinig geld met zich mee.” “Wie heeft het nu over geld? Trouwt u om het geld met haar? U wilt toch een vrouw?” “Maar zij heeft een bochel!” “Ik weet nu echt niet meer wat u wil! Moet ze soms perfect zijn?”

En daar blijft het niet bij:

“De aanstaande bruidegom moet uitleggen dat één been van de bruid korter is dan het andere en dat ze daarom een beetje mank loopt. Dat vindt hij minder leuk. De huwelijksmakelaar (koppelaar) spreekt hem tegen: “Ik ben het niet met u eens. Stel, u trouwt een gezonde vrouw, recht van leden. Wat hebt u daaraan? U bent geen dag zeker dat ze niet ergens struikelt, een been breekt en verlamd is voor de rest van haar leven. En dan komt daarbij de pijn, de irritatie, en de doktersrekening! Als u echter met deze vrouw trouwt, kan ik u verzekeren dat u dat niet zal overkomen. Dit is een kant en klare zaak.”


Freud vond dat er iets miste aan de vrouw; dat betrok hij zelfs op het lichamelijke verschil tussen mannen en vrouwen. Het doortrekken van psychische verschijnselen op fysieke verschijnselen, is misschien een van de wezenskenmerken van zijn theorie. De kracht van zijn analyse van deze grappen is erin gelegen dat hij grappen betrok op lichamelijke veranderingen. Het effect van de grap kon je aflezen aan de lach. Je kon zelfs door de mate waarin een grap de lachlust opriep, meten hoe geslaagd de grap was. Hiermee is Freud één van de grondleggers van het behaviorisme, de meest toonaangevende psychologische benadering op het gebied van gedrag. Er is geen arts, psychiater of psycholoog die het behaviorisme niet kent.


Je zou kort door de bocht kunnen stellen dat de Freudiaanse theorie een voortvloeisel is van zijn gevoel voor humor. Freud is natuurlijk bekender door zijn versie van het Oedipus verhaal. Je denkt een humorloos verhaal. Maar dat is niet het geval, want de scène waarin de sfinx Oedipus een raadsel voorlegt, is in de Oudheid vaak humoristisch verbeeld op vazen. Vaak is de aanwezigheid van Hermes (een huwelijksmakelaar bij uitstek!) op zo’n vaas een aanwijzing dat je het allemaal niet zo serieus moet nemen.


Enerzijds, blijft bij Freud alleen de ernst overeind. Opvallend daarin is dat de zoon, Oedipus,  te vondeling wordt gelegd zonder dat over de emoties van de moeder wordt gerept. Zou zij zich misschien schuldig kunnen voelen? Op het einde van de mythe sterft de moeder zonder dat dit met enige gevoelens van medeleven wordt onderschreven. Wie treurt er eigenlijk om haar? De vader- en-zoon-relatie staat centraal in de mythe, in wat er gebeurt voordat de eigenlijke Oedipus tragedie zich voltrekt, en ook in de nasleep ervan, als de beide zonen elkaar naar het leven staan en hun moeder daarin wil bemiddelen, wat mislukt.


Anderszijds, neemt Freud in zijn grappen iets mee dat wij helemaal niet meer begrijpen, namelijk dat huwelijken in de Griekse Oudheid door huwelijksmakelaars tot stand werden gebracht. Die makelaars hadden een soort lijst met karakteristieken van vrouwen waaruit de familie van de man kon kiezen. Eigenlijk zijn het meer karikaturen zouden wij zeggen; in De Grap (Der Witz) van Freud wordt het humoristische van de karikatuur onderschreven.


Semonides(1.Zwijn en 6.Ezel) (vertaling M. d'Hane Scheltema):
De vrouw  kreeg van de god in den beginne
vele gestalten mee. (Soms) lijkt zij een borstelig zwijn
als er bij haar een morsige troep dingen
over de vloer rondslingert, en zij zelf onrein
gekleed in vuile jurken van goor linnen
zich vol vreet tussen al die rommel binnen.


(Eigen vertaling: de ezel)


Een ander soort (vrouw) lijkt op de vale, grijze ezel.
Zij is gewend aan klappen, en zal niet toegeven
voordat je haar dreigt en echt druk op haar uitoefent.
Ze zal haar werk goed doen en zal niet klagen;
daar staat tegenover dat ze dag en nacht eet
alles wat voor haar neus komt, op welke plek dan ook.
En als het op (lett. het werk van de) seks aankomt (
πρὸς ἔργον ἀφροδίσιον), is ze precies zo,
iedere vreemdeling is in haar bed welkom.


In het totaal staan er tien karikaturen in het lijstje van Semonides. Welke bruid zou u willen? Bestaat er ook een lijst van bruidegoms? Moeten we dan de lijst van helden raadplegen? Ik heb het eerste couplet uit de elegie van Semonides gekozen, omdat het de eerste is, en het zesde couplet die van de ezel, omdat die in de Nederlandse vertaling weer eens was weggelaten, volgens mij omdat hij over seks gaat. Toen Freud koos voor de Oedipus mythe had hij toch ook iets meer besef aan de dag moeten leggen van de waarden en normen van het oude Griekenland, waarmee wij niet meer kunnen leven. Het komt allemaal wel erg gedateerd over. Is het dat ook?

dinsdag 2 januari 2018

Nieuwjaar 2018, Freud en De Grap (1).

Klik hier voor de originele tekst en commentaar.

Ik wil het nieuwe jaar beginnen met een toepasselijke grap uit het boek  “Der Witz”, dat Freud in 1905 publiceerde over grappen:

“Men vertelt dat de schrijver Heine op een avond in een café in Parijs in gezelschap van de dichter Soulié was, toen een van de Parijse geldbaronnen binnenkwam. De man werd wel met Midas, bij wie alles wat hij aanraakte in goud veranderde, vergeleken, maar hij was ook nog heel populair. In korte tijd werd de geldbaron omstuwd door een menigte van bewonderaars, die hem vol verering tegemoet trad. ‘Zie dat toch eens,’ zei Soulié tegen Heine, ‘hoe men in de negentiende eeuw het Gouden Kalf aanbidt.’ Daarop antwoordde Heine instemmend met een blik op het voorwerp van verering:  ‘Maar die moet al veel ouder zijn dan het Gouden Kalf….’ (K. Fischer, 1889, pag. 82-3)

Mijn wens voor 2018 is hieruit op te maken: ik hoop dat tien jaar na de crisis in 2008 er voldoende kritiek mogelijk is om geldwolven aan banden te leggen. Gezien de resultaten van de afgelopen tien jaar, vrees ik het ergste. Freud legt de wens van Heine en Soulié als volgt uit:

“Waaruit bestaat de techniek van deze voortreffelijke grap? K. Fischer denkt dat dat komt door het woordspel. ‘Zó doet het Gouden Kalf behalve aan de Mammon (zie: Avaritia, en de tweede doodzonde)  ook aan afgoderij denken. In het eerste geval gaat het om het goud, in het tweede geval om de verering van het beeld van een dier. Het kan ook de bedoeling zijn om een dom iemand zonder te huichelen de waarheid te zeggen dat hij alleen maar kan denken aan goud.’  Om de som op de proef stellen, vult Freud hierop aan: als we de uitdrukking “het gouden kalf” weglaten uit de grap van Heine en Soulié, houden we niets grappigs over! Soulié zegt dan: ‘Kijk toch eens aan, hoe de mensen die domme kerel op handen dragen, alleen maar omdat hij rijk is.’ En het antwoord van Heine slaat dan nergens op.”

Dit is de manier waarop Freud analyseert. Het is heel erg gericht op taal. Bovendien past hij telkens dezelfde truc toe die hij aanduidt met de term “Reduktion” (zie: commentaar: 3): bij een juiste interpretatie van de grap, verdwijnt het grappige. Als het grappige niet verdwijnt, is er een niet uitgelegde rest die nog op interpretatie wacht.


Als je echter naast deze grap een anekdote, die door Plutarchus over Cicero wordt verteld, legt, dan heb ik de indruk dat er aan deze wijze van werken iets schort (vertaling overgenomen uit ‘Komt een Griek bij de dokter’: pag. 87, vertaler Patrick De Rynck): 

“Toen Caesar eens een wetsvoorstel indiende om het land in Campanië te verdelen onder zijn soldaten, waren veel senatoren ontstemd. Lucius Gellius, zowat de oudste onder hen, zei dat dit niet zou gebeuren zolang hij leefde. Waarop Cicero zei: ‘Laten we dan nog even geduld oefenen. Lucius Gellius vraagt niet om een lang uitstel.’ 

Ook in deze grap is hebzucht en ouderdom de kern van de grap, zonder dat er sprake is van een “gouden kalf”.  Lucius Gellius is zó oud dat het niet lang zal duren dat hij gaat sterven. De hebzucht van Caesar spreekt voor zichzelf. Het antwoord van Cicero slaat dus wel ergens op. En ook het antwoord van Heine kan ergens op slaan, als we even afzien van de bezwerende formule waarmee Freud de grap denkt te kunnen smoren. Wat je moet doen, is je de oude man uit de beide grappen voor ogen halen. En je ziet waarom de grap grappig is en grappig blijft. Maar Freud ziet in een grap slechts een laag, de talige. Misschien is op Der Witz van Freud toch wel grotendeels de volgende Jiddische grap van toepassing (als je het origineel wilt lezen, klik dan hier, en je zult zien dat met enige fantasie je hem ook in het Jiddisch kunt volgen): 

“Als je een boer een grap vertelt, lacht hij drie keer. De eerste keer lacht hij als je de grap vertelt, de tweede keer als je hem de grap uitlegt en bij de derde keer heeft hij de grap begrepen. Een landeigenaar van adel lacht twee keer. De eerste keer als je de grap vertelt, en de tweede keer lacht hij beleefd als je hem de grap uitlegt. Maar hij had hem eigenlijk toch al begrepen. Een officier in het leger lacht slechts een keer, namelijk als je hem de grap vertelt. Hij laat je de grap niet uitleggen en begrijpen doet hij hem zonder meer toch niet. Een Jood zal je zeggen, als je per ongeluk de grap aan hem vertelt: ‘Weet je, dat is een oud verhaal!’ en laat daarop na enig nadenken erop volgen ‘ en ik kan hem beter vertellen.’ De verzamelaar van Jiddische grappen, Richard G. Klein, zelf Jood, laat er dan op volgen: ‘Het is echt waar, maar ik heb een leukere versie hiervan gehoord, waarin de hoofdfiguren een Engelsman, een Schot, een Duitser en een Jood zijn.’ “

Een voorspoedig 2018!