donderdag 31 maart 2022

Twee hondjes...

 Krates en Hipparchia: een filosofenpaar.


(“Ik wou dat ik twee hondjes was…”: Spleen
)

Drie fragmenten.


Krates  (De wijsheid van de honden, pag. 192, fragment 536)
Hij was zo aantrekkelijk, dat een meisje van adel jongere en rijkere huwelijkskandidaten afwees en uit vrije keuze hem als man wilde hebben. Toen Krates zijn rug, die voorzien was van een behoorlijk grote bochel, had ontbloot, zijn knapzak en zijn mantel op de grond had gelegd en het meisje mededeelde dat dát zijn huisraad én zijn schoonheid was, zoals ze zelf had gezien – ze moest dus serieus overleggen, om later geen reden tot klagen te hebben – accepteerde Hipparchia deze voorwaarden toch. Zij antwoordde dat zij dit al lang geleden genoegzaam had bekeken en voldoende had overdacht en dat ze waar ook ter wereld geen rijkere echtgenoot en geen knappere man kon vinden. Hij moest haar dus maar meenemen waarheen hij wilde. De cynicus nam haar mee naar de zuilengalerij (“Stoa) . Daar, op die drukbezochte plek, is hij op klaarlichte dag voor aller ogen bij haar gaan liggen en hij zou voor aller ogen het meisje, dat daartoe met evenveel standvastigheid bereid was, hebben ontmaagd, als Zeno  niet, door diens filosofenjasje op te schuiven, de blikken van de kring omstanders op de edele delen van zijn leermeester had afgeschermd! (vergelijk het verhaal in De ezel over Diogenes)


Het bekendste verhaal van wat tussen Krates en Zeno  voorviel (De wijsheid van de honden, pag. 195, fragment 547):

Zoals hiervoor is vermeld, volgde Zeno college bij Krates. … Met Krates kwam hij dus op de volgende wijze in contact. Op reis vanuit Foinicië (1) met een lading purper (2) lijdt hij bij Piraeus
schipbreuk (3). In Athene aangekomen – hij was toen al dertig jaar – hield hij even halt bij een boekhandelaar. Toen hij daar het tweede deel van Xenefons Memorabilia Socratis las, raakte hij zo enthousiast, dat hij vroeg waar dat soort mensen woonde. [3] Toen Krates net op dat moment passeerde, wees de boekhandelaar op hem en zei: “Ga hem achterna!” Vanaf dat moment werd hij leerling van Krates, waarbij hij zich in alle opzichten energiek op de filosofie toelegde, maar verlegen was als het ging om de cynische schaamteloosheid. Vandaar dat Krates, die hem ook daarin wilde helpen, hem met een pot linzensoep door de Kerameikos-wijk (4 )  liet lopen. Toen hij zag dat hij zich geneerde en de pot wilde wegmoffelen, (door hem te verstoppen onder zijn mantel en te doen alsof hij een dik buikje had) sloeg hij met zijn stok de pot in stukken (5) Toen hij wegvluchtte en de linzensoep langs zijn benen naar beneden stroomde (als poep), zei Krates: “Zeg, Foinicisch mannetje, waarom vlucht je? Er is niets ergs gebeurd!”….

Tenslotte vertrok Zeno en volgde hij zo’n twintig jaar lang lessen bij de (andere) filosofen. Daar zou hij ook gezegd hebben: “Ik heb een goede reis gehad, sinds ik schipbreuk heb geleden.” Anderen beweren dat hij dat al in zijn tijd bij Krates had opgemerkt.


Hipparchia  (Engelse website, zoveel beter dan de Nederlandse!) (De wijsheid van de honden, pag. 212, fragment 604, (x)):

Ook de zus van Metrokles, Hipparchia raakte geboeid door deze leer (van Krates). Zij kwamen beide uit Maroneia. Ze was zelfs verliefd op Krates, zowel vanwege zijn woorden als om de manier van leven, waarbij ze verder geen aandacht schonk aan welke huwelijkskandidaat ook, hoe rijk, hooggeboren of knap hij ook was. Nee, Krates was alles voor haar. Sterker nog: ze dreigde haar ouders zich van kant te maken, als ze niet met hem mocht trouwen. Krates, die van haar ouders het dringende verzoek kreeg haar van gedachten te doen veranderen, deed dus wel zijn uiterste best, maar toen hij haar niet kon overtuigen, stond hij ten slotte op, trok voor haar ogen zijn kleren uit en zei: “Dit is je bruidegom, dat is zijn bezit. Denk daarover na! Je zult namelijk niet mijn levenspartner kunnen zijn als je niet tevens dezelfde levenswijze aanneemt.” [97] Het meisje koos voor hem en trok in dezelfde soort uitrusting met haar man rond, bedreef de liefde met hem in het openbaar en bezocht met hem diners.
Toen zij een keer op een feest bij Lysimachos kwam, wist ze daar Theodorus, bijgenaamd de atheïst,  de mond te snoeren, door hem de volgende redenering (ivm Will Smith actueel!) voor te leggen. “Als Theodorus iets doet waarvan je niet kunt zeggen dat het onrechtmatig is, kun je ook niet zeggen dat Hipparchia in zo’n geval onrechtmatig handelt. Als Theodorus zichzelf een klap geeft, handelt hij niet onrechtmatig. Dus, als Hipparchia Theodorus een klap geeft, is dat ook geen onrechtmatige daad!” Hij wist geen antwoord op haar redenering, maar tilde haar jurk (6) omhoog. Hipparchia liet zich daardoor niet uit het veld slaan en raakte als vrouw niet in verlegenheid. Toen hij tegen haar zei: “Hé, het is een vrouw die weefgetouw en spoelen thuis gelaten heeft,”  zei zij: “Ja, zo ben ik, Theodorus. Zeg, je vindt toch niet dat ik daar fout aan gedaan heb, dat ik de tijd die ik aan het weefgetouw zou moeten doorbrengen aan mijn ontwikkeling heb besteed?”

zaterdag 26 maart 2022

Diogenes

 Diogenes van Sinope (1): een grote man.


Van de verhalen van “de honden” is onduidelijk of ze teruggaan op de levensverhalen van de cynici (“de honden”) of dat ze eigenlijk een soort parabels zijn. Persoonlijk ben ik voor deze laatste opvatting. Anderen menen dat deze anekdotes hun waarde verliezen, als ze niet gaan over de (heiligen-)levens van “de Honden”. Ik denk dat de kracht van de verhalen aantoont dat ze geweldig verteld zijn en ons een blik in onze ziel verschaffen. En daardoor lijkt het alsof deze verhalen anekdotes zijn over mensen die vroeger geleefd hebben. Ik zou zelfs nog een stapje verder willen gaan, en in deze verhalen de aankondiging willen zien van het Nieuwe Testament. Concreet houdt dat in dat het christelijke geloof zijn aanvang vindt in de filosofie van de cynici, en niet gedragen werd door een persoon, die wonderen verricht, maar door een goed georganiseerde kritische club intellectuelen. Veel over het leven van Christus wordt in dezelfde trant verteld als de verhalen over “de Honden”. Hoe het ook zij de christelijke en de cynische beweging hebben elkaar beïnvloed. Het oordeel over deze laatste uitspraken laat ik aan de lezer over, omdat in dit blog Diogenes van Sinope centraal staat en niet de wording van het Nieuwe Testament.

In een quiz op de televisie werd laatst de vraag gesteld of The Westside Story terugging op een verhaal van Shakespeare. Ik beantwoordde de vraag resoluut met: nee! Mijn vrouw, die meestal gelijk heeft, antwoordde: “Het gaat terug op Romeo en Juliet (Julia ) !” En inderdaad, ook de quizmaster bevestigde dat The Westside Story teruggaat op het liefdesdrama Romeo en Juliet van William Shakespeare. Ik was verbijsterd: mijn talenten zijn al gemakkelijk te tellen, nu bleek dat ik ook op een gebied waarop ik mij enigszins vertrouwd voelde, geen expertise had. Ik begreep dat ik op een geheel andere manier keek naar verwantschap tussen verhalen dan de meeste anderen. Want ik vond dat, als The Westside Story terug ging op Romeo en Juliet, je eigenlijk beweerde dat er in beide verhalen dezelfde woorden voorkwamen, kortom alles had met alles te maken en op die manier kon je elk verhaal herleiden tot elk ander verhaal. En dat zette mijn uitgangspunt waarbij ik verhalen van nu in verband breng met verhalen uit de klassieke oudheid, op scherp. Wat is een soliede basis om verhalen met zo’n groot tijdsverschil met elkaar in verband te brengen, zonder dat je een beledigende inbreuk doet door het ene verhaal met het andere te vergelijken?

Neem bijvoorbeeld het volgende verhaal uit 1980 door een volwassen Marokkaanse verteller (M’hammed, 30 jaar) in het Nederlands mij verteld:

Op een dag is Jeha heel arm. Hij loopt door het bos, en zie: wat glinstert daar tussen de bomen? Hij kijkt eens heel goed en ziet dat er een schat ligt tussen de struiken. Van de ene dag op de andere dag zijn zijn moeder en hij heel erg rijk. Hij pakt de schat en loopt ermee naar huis. Zijn moeder ziet de schat en klapt zich in haar handen van blijdschap: “Dit ga ik de koning brengen om te laten zien”, roept zij uit. En zij pakt de schat op en loopt ermee naar het paleis van de koning. Als de koning de schat ziet, vraagt hij of hij de vinder ervan kan spreken. De moeder is daarover heel erg verheugd, en zegt dat dat haar zoon is! Zij gaat hem meteen halen. Als hij voor de koning verschijnt, zegt de koning: “Ik veroordeel je ter dood!” Jeha wordt aan de schandpaal gebonden op de binnenplaats van het paleis. ’s Avonds, als iedereen gaat slapen, verschijnt de dochter van de koning voor het

raam van haar slaapkamer, dat uitkijkt op de binnenplaats. Daar staat Jeha aan de schandpaal gebonden. Jeha kijkt op naar het verlichte raam en ziet haar daar in volle glorie, zoals de natuur haar geschapen heeft. Ineens krijgt hij een stijve lul. Als hij dat merkt moet hij lachen. Hij schaterlacht uit volle borst, de lach weergalmt langs de muren van de binnenplaats. De koning hoort dat en hij vraagt: “Wat is dat voor gelach midden in de nach?” Zijn poortwachters antwoorden hem: “Dat is Jeha: waar hij zo om moet lachen, weten wij niet, maar hij kan maar niet ophouden met lachen. Hij heeft de slappe lach!” De koning beveelt hun: “Breng hem onmiddellijk hier!” Jeha moet nogmaals voor de koning verschijnen. De koning vraagt hem: “Waarom moet jij zo onbedaarlijk lachen?” “Sire,” antwoordt Jeha hem, “ik zal u antwoorden, als u mij belooft mij te sparen. Want wat ik u ga vertellen, is eigenlijk iets wat ik niet zomaar tegen uw persoon kan zeggen. U zou erdoor beledigd kunnen zijn, en dat is niet mijn bedoeling.” “Nou, goed dan,” zegt de koning, omdat de nieuwsgierigheid het bij hem wint van de lange tenen. “Vertel op!” “Sire, toen ik uw dochter naakt voor het raam zag staan, kreeg ik een erectie. Op dat moment schoot mij door het hoofd: zowel mijn moeder als u zijn eigenlijk precies als mijn lul. Mijn moeder brengt u zomaar mijn schat en u laat mij daarop zomaar onthoofden. En mijn lul wordt stijf, terwijl ik eigenlijk wel andere zorgen aan mijn hoofd heb dan uw dochter. Alles gebeurt buiten mijn wil om, en daarom kreeg ik de slappe lach!”

Toen ik dit verhaal de eerste keer hoorde twijfelde ik aan de authenticiteit. Ik dacht dat de verteller het had verzonnen, maar opbouw en strekking van het verhaal deden mij uiteindelijk besluiten het als echt te bestempelen. Terecht?


Vele jaren later stuit ik op Diogenes van Sinope en de verhalen die erover hem worden verteld, zoals het hieronder aangehaalde fragment (Philodemus Gardarensis, De stoicis, Papyri Herculis, Ed. Dorandi, 185, De pietate (ed. Comperz), 95; De rhetorica fragmenta incerta 181) (2):

[vii] Laten wij nu de “fraaie” acties van deze heren snel op een rijtje zetten, om zo min mogelijk tijd te hoeven besteden aan hun gedachtegoed. Deze “heiligen” hebben dus de regel om het leven van honden te leiden, onverbloemd termen te gebruiken en iedereen uit te schelden, zich openlijk af te trekken, een jas met voering te dragen(om gestolen goed in te verbergen, WtM); mannen te misbruiken, of ze van hen houden of niet, […] of ze nu graag toegeven aan hun verzoeken of ertoe gedwongen worden [..lacunes in de brontekst..].

~        Ze menen dat kinderen communaal bezit zijn.

~        Ze keuren het goed gemeenschap te hebben met hun eigen zussen, moeders en verwanten, en ook met broers en zonen, om voor hun seksuele bevrediging geen enkele beurt af te slaan, zelfs als het neerkomt op een soort verkrachting!

[ix] Dat vrouwen mannen benaderen, vervolgens verleiden en alle seksuele trucs aanwenden zodat zij maar met hen naar bed gaan, en als ze niemand kunnen vinden, mannen kopen om hen ten dienste te zijn;

~        Dat je alle mannen en vrouwen, naar het uitkomt, mag gebruiken;

~        Dat getrouwde mannen met hun eigen slavinnen naar bed mogen, getrouwde vrouwen er vandoor mogen gaan met mannen naar hun keuze en hun eigen mannen verlaten;

~        Dat mannen en vrouwen dezelfde kleding dragen, dezelfde beroepen uitoefenen [lacune].

~        Ze mogen aan hardlopen en sportoefening doen, naakt zijn[…] voor ieders ogen en met hen trainen[….] [….];

~        Vader te vermoorden[…];

~        Ook hebben ze de regel dat ze geen enkele staat erkennen die wij kennen en ook geen wetten;

~        Dat ze iedereen als kinderlijk beschouwen of krankzinnig en ziek[…];

~        Dat ze vijandig staan tegenover goden, zodat ze niemand vertrouwen […];

~        In alle opzichten foutief bezig zijn, zodat van alles wat bij hen voor goed en rechtvaardig doorgaat, niets van nature goed is [….] [lacunes].

Vergelijk dit eens met de vele geruchten die later de ronde deden over bijvoorbeeld Joden of Sinti in de Middeleeuwen en de verhalen verliezen hun onschuld. Waar wij om lachen, blijkt bittere ellende te zijn voor anderen in andere tijden. Mag je het verhaal en het fragment dan toch met elkaar in verband brengen? Ik denk van wel. Het fragment dat op Diogenes betrekking heeft, plaatst het eerste verhaal in een perspectief. Het is geen verhaal van nu (?), maar een verhaal van lang geleden. De uitleg helpt ons om het in het verleden te plaatsen! Als je het eerste verhaal plaatst tussen de andere Jeha-verhalen, dan blijkt dat Jeha met het koninklijk paleis in contact is gekomen, door het verjagen van honden, waarom de prinses die nooit lachte, moest lachen (3). Dat was de eerste keer dat hij op het paleis werd uitgenodigd. En dit alles mag je gerust als een aanwijzing zien dat het fragment over Diogenes hoort bij het eerste verhaal van de Marokkaanse man als uitleg. Het is in feite een afwijzing van een dictatuur, gebaseerd op de ideeën van Diogenes (en Plato). Als dat het geval is, lijkt dit me ook een aanwijzing dat het hier niet om anekdotes gaat, maar eerder om goed vertelde (opvoedkundige!) verhalen.

Is dit eenzelfde verband als tussen de Westside Story en Romeo en Juliet? Het verband tussen de Westside Story en Romeo en Juliet is losjes gebaseerd op eenzelfde verhaallijn. Mijn verband is formeel (= gelijkluidende bijzondere verhaalelementen): het voorkomen van vergelijkbare scènes en de verklaring van het ongerijmde. Als je van mijn analyse uitgaat, is er inderdaad maar een heel los verband tussen de Westside Story en Romeo en Juliet, omdat het ene verhaal weinig uitlegt van wat er gebeurt in het andere verhaal behalve heel erg oppervlakkig. En ook de scènes verschillen, al was het maar door de danspartijen.