zondag 16 oktober 2022

 Idries Shah: Nasreddin


Ik kende deze passage uit de Legende van Nasreddin Hodja nog niet. Idries Shah geeft ook niet aan, hoe hij eraan is gekomen. Volgens hem weet Nasreddin zijn doel te bereiken door op een geheel eigen wijze gebruik te maken van “onze intellectuele schering en inslag” (fabric). Een echo van deze wel overwogen opzet kan je vinden in de Legende van Nasreddin . Hierin wordt, volgens Idries Shah, verteld dat Hussein, de stichter van de (Soefi-) school, Nasreddin uit de grijpgrage handen van de Ouwe Schurk wist te redden, toen Hussein hem ertoe voorbestemde zijn Boodschapper (voorspreker, profeet, verbindingsfiguur tussen god en de mensen) te worden. Met de Ouwe Schurk wordt bedoeld het grofmazige denken over de werkelijkheid zoals wij bijna allemaal doen. “Hussein” is in het Arabisch geassocieerd met het concept Deugd; de Ouwe Schurk doet denken aan de personificatie van de Ondeugd, de duivel.  Ook de trickster van de Winnebago zou je een Ouwe Schurk kunnen noemen, omdat hij de anderen steeds “jongere broeders” noemt.


Toen Hussein de hele wereld had afgezocht naar een leraar, die zijn boodschap aan de volgende generaties kon doorgeven, was hij bijna ten einde raad, toen hij ineens rumoer hoorde. De Ouwe Schurk berispte een van zijn leerlingen voor het vertellen van grappen. “Nasreddin,” donderde de Schurk, ”omdat jij je zo oneerbiedig gedraagt, veroordeel ik je ertoe dat overal in de hele wereld de mensen je voor belachelijk zullen houden. Daarom, als één van jouw absurde grappen wordt verteld, zullen er direct telkens nog zes andere van die grappen worden verteld, totdat je duidelijk zult inzien dat je voor gek staat.”(1)


Scepticisme over metafysische verschijnselen beperkt zich, volgens Idries Shah, geenszins tot het Westen. In het Oosten is het niet ongebruikelijk dat mensen zeggen dat zij het gevoel hebben dat deelnemers (“discipleship”) aan een mystieke leerweg hun onafhankelijkheid zullen verliezen (“will deprive them of”), of hen van iets anders zal beroven (als een trickster). Zulke mensen worden door Soefi’s genegeerd, omdat zij nog niet het stadium hebben bereikt, waarin zij zich realiseren dat ze gevangene zijn van de ergst mogelijke tirannie (die van de Oude Schurk), wat in geen opzicht te vergelijken is met de tirannie van een mystieke leerweg. 
Het opvoeren van de Ouwe Schurk doet mij denken aan de trickster uit de Indianenculturen van Noord Amerika. Hierin wordt de trickster vaak genoemd (The Trickster, 1956, pag. 20, noot 44: zie literatuurlijst) : “First-born ”, de Eerst Geborene, m.a.w. de Oudste (schurk). Hetzelfde gegeven komt terug in De Vogels van Aristophanes, als hij het heeft over de Vader van de Kuifleeuwerik, die leefde toen er nog geen aarde was en daarom in de kuif van de leeuwerik moest worden begraven . Maar zoals we in het verhaal van Rodenko over de Muilenlapper  hebben kunnen vaststellen, is de Trickster nog springlevend. Je zou de interpretatie van Idries Shah van de Nasreddin verhalen een optimistische en positieve invalshoek kunnen noemen. En mijn interpretatie van in wezen hetzelfde fenomeen, een pessimistische, negatief cynische.


De grappen hebben direct te maken met ons gebrek aan intuïtieve vermogens (Inleiding) , volgens Idries Shah. De afwezigheid van het gebruikmaken van intuïtie door de mensheid in ’t algemeen brengt, een bijna hopeloze situatie met zich mee. En veel Nasreddin verhaaltjes leggen daar de nadruk op.
Nasreddin speelt de rol van de ongevoelige, doodgewone derwisj in het verhaaltje over de zak met rijst:


Op een dag kreeg hij een meningsverschil met de overste van het
klooster, waar hij verbleef. Even daarna was er ineens een zak met rijst weg. De overste beval iedereen zich in een rij op te stellen op de binnenplaats. Daarop vertelde hij dat in de baard van de man die de zak met rijst had gestolen, wel een paar rijstkorrels zouden zitten.
"Dat is een oude truc om degene die schuldig is onwillekeurig ertoe te bewegen naar zijn baard te grijpen,” dacht de echte dief en bleef onbewogen stilstaan.
Nasreddin dacht echter: “De overste is erop uit om zich op mij te wreken. Hij heeft vast en zeker wat korrels rijst in mijn baard gestopt!” En hij probeerde de rijstkorrels eruit te verwijderen, door onopvallend liefkozend zijn vingers door zijn lange baard te halen alsof hij ergens diep over nadacht.
Toen hij dat deed, merkte hij dat iedereen naar hem keek. 
"Ik wist het, dat links om of rechts om, vroeger of later, hij mij te pakken zou nemen,” zei daarop Nasreddin. (2)


Wat sommige mensen een voorgevoel noemen, is vaak in werkelijkheid het gevolg van een neurose en inbeelding (suggestie).
Er bestaan verschillende variaties op deze versie die ik overigens weer niet kende. De eerste hieronder staande versie heb ik eerder in verband gebracht met klassenongelijkheid (Klassieke Humor & zijn Schaduw, 2014, pag. 35): “Nasreddin als een echte “socialist” probeert wat te doen aan de inkomensongelijkheid…” Als deze verhaaltjes betrekking hebben op intuïtie, dan zou je kunnen concluderen dat ons gevoel voor onrechtvaardigheid is aangeboren. Een “normaal” mens voelt aan zijn water, wanneer hij/zij iemand onrechtvaardig behandelt of als iemand hem/haar onrechtvaardig behandelt. Van dit gevoel kun je vervreemd raken, als je al eeuwen in rijkdom of armoe hebt geleefd (Abderrachid Abdessemed, Jéha, contes choisis, version trilingue, 2016, pag. 181/185).

Idioot.

Op een dag gaat Jeha met een zak tarwe naar de molen om er meel van te laten malen. Hij zet zijn zak ergens neer om zijn beurt af te wachten. Terwijl de anderen in beslag worden genomen door onderling te redetwisten, begint Jeha handje voor handje tarwe uit de ene zak in een andere zak, de zijne, te doen. Plotseling wordt hij op heterdaad betrapt door de molenaar -- zijn hand nog in de zak van een ander--  vraagt die hem:
-- Wat ben je nu toch aan het doen, Jeha? Schaam je je dan niet?
-- Neem het me niet kwalijk. Je weet toch dat ik een idioot ben en ik heb me in de zak vergist.
-- Als je dan echt een idioot bent, waarom doe je dan niet het omgekeerde en doe je jouw graan in de zakken van de anderen? antwoordt de molenaar.
-- Oké, ik mag dan wel een idioot zijn, zei daarop Jeha, maar zo idioot ben ik nou ook weer niet dat ik mijn eigen zak niet meer zou herkennen als die van mij!(3)


In het vervolg op dit verhaal weet hij niet meer wie hij is, en denkt hij de molenaar te zijn. Een variatie hierop is te vinden op mijn webside, Grappen van Vroeger: Wie ben ik? Maar natuurlijk kan je dit gedrag ook houden voor dat van een dommerik . Op een van mijn blogs heb ik er een theologische en psychologische uitleg aan gegeven (naar beneden scrollen). Uit deze variaties valt goed het verschil van invalshoek op een- en hetzelfde gegeven op te maken. Ze zijn door de eeuwen heen ontstaan en vertellen ons hard en duidelijk iets over onze intuïtie voor recht en onrecht.