woensdag 31 maart 2021

Een rivier-vrouw (minder letterlijk: Getrouwd voor de Wet --Ar. Oued)



Volhardend in het principe vrijgezel te willen blijven, maakte Djha er een spelletje van om zijn omgeving, die niets doorhad en er alleen maar aan dacht hem aan een vrouw te helpen, voor de gek te houden. De cadi (rechter), de imam (priester), de buren, vrienden en familie, allen bemoeiden zich er tegen aan. Het stond onomstotelijk vast dat Djha moest trouwen! Onophoudelijk herinnerde men hem eraan:
“Djha! Het is godgeklaagd, als je vrijgezel zou blijven.”


Geconfronteerd met zoveel hardnekkigheid, kondigde Djha geheimzinnig aan, terwijl hij zich vastklampte aan zijn laatste strohalm –maar dat valt natuurlijk in zijn geval altijd te betwijfelen:
“Ik wacht!”
“Maar waar wacht je dan wel op? De tijd dringt!”
“Ik wacht, tot uit het water van de rivier zich een vrouw aandient.” (1)


De meeste toehoorders vonden deze uitspraak een van de vele grappen die hij gewoon was te vertellen. Maar onder hen bevond zich een vrijgezellin, die toevallig voorbij kwam. Dat was de dienstmeid van de cadi (rechter). Een ouder meisje al dat lichamelijk zo onaantrekkelijk was dat niemand haar wilde hebben (2). En door haar hoofd schoot een ideetje:
“Dit is een mooie gelegenheid die zich hier aandient.” Een poosje later zette zij zich aan het uitvoeren van haar plan. Vooruit lopend op de herders die hun kuddes op de oevers van de rivier lieten grazen, zocht ze een plek uit, waar ze zonder gevaar in het water zou kunnen springen. Terwijl zij kalmpjes op de stroom van de rivier zich liet meedrijven, schreeuwde ze:
“Help! Help me! Ik verdrink, ik kan niet zwemmen!”
Daarop, greep ze een oleandertak die omhoog stak uit het water in de rivierbedding (3), trok zich omhoog uit het water, en liet zich vallen op de rivieroever. De herders die dachten dat ze verdronken was, alarmeerden de dorpelingen en al vlug verzamelde zich om haar heen een grote menigte mensen. 


Eindelijk opende ze haar ogen en begon ze te klagen, steeds weer hetzelfde liedje voor iedereen die het maar horen wilde:
“Dankzij God heeft het water van de rivier mij op de rivieroevers geworpen. Godzijdank, de rivier (oued/wet) heeft mij aangespoeld op zijn oevers….”
En er waren er die zich de woorden van Djha herinnerden: “Ik wacht, tot uit het water van de rivier zich een vrouw aandient.” Op de riviergolven was deze vrouw aangespoeld, waarop men zo lang had gewacht. Zonder dralen transporteerde men “het slachtoffer” naar het dorp en bracht het goede nieuws over aan Djha:
“De rivier (de wet) heeft je de vrouw gebracht die je verwachtte! En wat belangrijker is, zij is nog beschikbaar op de huwelijksmarkt!” (2) En niemand had het verwacht, maar de onvoorspelbare Djha, die in staat was tussen de regendruppels door zich aan een ongunstige situatie te onttrekken, ging akkoord met het huwelijk.
En zo kwam het, dat een doorgewinterde oude vrijster de nu befaamde Mart-Djha werd (vert. uit het Arabisch: de vrouw van Djha).


Laat je zien aan wie je maar wilt, maar niet aan mij!

Vroeger was het gewoon, dat je trouwde met elkaar, zonder dat je elkaar kende en had gezien van tevoren.
Zo kwam het dat men misbruik maakte van het goede vertrouwen van Nasreddin Hodja. In de loop van de bemiddeling (2) ten gunste van een vrouw waarvan men hoog opgaf over haar schoonheid en verdiensten.


Op de dag van het huwelijk werd de Hodja schokkend verrast, toen hij erachter kwam dat zij nog lelijker was dan hij ooit voor mogelijk had gehouden. Hij stond tegenover een verschrikkelijke heks, ze loenste, was mank, kortom verachtelijk. Maar gedane zaken namen geen keer. Hij zei niets: hij schikte zich in zijn lot. De volgende dag vroeg zijn vrouw hem:
“Hodja, ik ken niemand van jouw familie. Aan wie kan ik me tonen en aan wie niet?”
Daarop antwoordde Nasreddin Hodja:
“Als je je maar niet aan mij laat zien, mag je je aan iedereen, wie je maar wilt, tonen!”

dinsdag 23 maart 2021

De ideale vrouw.



Men zegt dat Djha, die eeuwige grappenmaker, zich niet tot vrouwen aangetrokken voelde. Vrijheidlievend en erop belust de spot met alles en iedereen te mogen drijven, leefde hij een vreedzaam leventje als vrijgezel. Zijn omgeving vond dat maar zo zo, en daarom drong men er bij hem op aan om te trouwen:
“Djha! Wanneer ga je trouwen? Weet je dan niet dat God een afkeer heeft van vrijgezellen? Zo jong ben je tenslotte ook niet meer… Moeten we je aan een vrouw helpen? Je kunt ten allen tijde op ons rekenen om dat te doen.”


Djha antwoordde ironisch in de hoop zich te kunnen onttrekken aan al die opdringerige bemoeiallen, altijd hetzelfde:
“Ik ga trouwen als ik de ideale vrouw heb gevonden.”
Helemaal niet ontmoedigd kwamen de mensen er later weer met eenzelfde soort klacht op terug:
“Beste Djha, heb je je ideale vrouw nu nog niet gevonden?”
“Ik ben nog aan het zoeken,” bevestigde hij, ongeïnteresseerd.


Op een dag toen hij de markt overstak, achterstevoren gezeten (1) op zijn ezel, trok men hem weer aan zijn jasje:
“Djha, heb je dan nu wel je ideale vrouw gevonden?”
Tot iedereens verbazing antwoordde hij dit keer:
“Ja, ik heb ze gevonden!”
“De hemel zij geprezen! Gefeliciteerd (mabrouk)! En wie mag de gelukkige wel zijn? Dan gaan we de vader om haar hand vragen om je te trouwen!”
Daarop antwoordde Djha lacherig:
“Het is te laat, mijn vrienden!”(2)
“En waarom mag het dan wel te laat zijn?”
“Omdat zij haar ideale man al heeft gevonden.” 

donderdag 18 maart 2021

Dit zijn de gebeurtenissen, die aan het tweede verhaal van het blog van twee weken geleden, vooraf gingen waardoor vier louche individuen zich op Djha wilden wreken. Om de een of andere reden zijn het er nu drie en toen vier! Voor commentaar en de originele tekst kunt u  hier klikken.



Waar is de muis?

In die tijd was er weer eens hongersnood en Djha zat zich suf te piekeren om een oplossing voor zijn problemen te vinden. Hij moest een manier vinden om een beetje geld te verdienen. Precies genoeg om de winter door te komen, waarvan de komst niet lang meer op zich zou laten wachten. De winter die zijn niets ontziende koude witte mantel over alles heen legde. Op zulke momenten was zijn vrouw alert op zijn slimme invallen.


Eindelijk, op een ochtend, diende het idee zich aan. Djha schoot als een pijl uit de boog zijn huis uit. In een oogwenk was hij weer terug. In de palm van zijn hand hield hij twee mooie grijze muisjes. Vol vertrouwen sloeg zijn vrouw hem gade. Zij was nieuwsgierig te weten hoe deze twee schadelijke knaagdiertjes hen zouden helpen voldoende geld te verdienen om de winter door te komen. Zij overlaadde hem met haar vragen; maar hij hield het erbij haar een paar opdrachten te geven, zonder enige precieze uitleg.


“Je zult later wel mijn list begrijpen,” zei hij. “Voor het moment volstaat het dat je al onze laatste spaarcentjes aanspreekt om een lekkere, rijkeluismaaltijd met kip en olijven te bereiden voor gasten, van wie ik nu nog niet weet wie dat zullen zijn. Daarop gaf hij haar een van de twee muizen: “Hier, pak aan, en sluit hem op in een mooi gedecoreerd kistje (1). Als ik het zeg, breng je hem, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, mee voor onze gasten."
Mart-Djha had een levendige fantasie! Ze kon zich meteen van alles voorstellen bij wat haar man van plan was. Zoals het spreekwoord zegt: een goede verstaander heeft maar een half woord nodig. Zij zette zich vlug aan het uitvoeren van wat Djha van haar had gevraagd te doen. En Djha stopte de tweede muis in zijn broekzak en ging op zoek naar dieven. Hij struinde de straten van het dorp door, toen hij drie werkloze kooplieden zag die aan het dammen waren vóór hun naast elkaar gelegen winkeltjes in afwachting van een klant. Djha wreef zich tevreden in de handen:
“Drie dat is een goed voorteken!”


Hij ging naar ze toe, en nam naast ze plaats. De mannen beantwoordden uit beleefdheid zijn groet en zetten hun spel voort, en deden vervolgens alsof hij er niet was. Djha die door iedereen werd gewantrouwd, bewaarde een paar tellen zijn geduld, alvorens te zeggen:
“Het etensuur breekt aan, mijn vrienden! Wat vindt u ervan bij mij te komen eten? Ik nodig u alle drie uit!”
“Wat?”
De mannen konden hun oren niet geloven: Djha nodigde hen alle drie uit, terwijl iedereen wist hoe hij als geen ander aan de grond zat. Zij waren bedacht op een list, daarom sloegen ze de uitnodiging af:
“Nee, dank je, Djha! Een copieuze maaltijd staat ons thuis te wachten.”
“Maar ook bij mij thuis staat u een copieuze maaltijd te wachten, met vlees….,” drong Djha aan.
“Hoe kom je aan de middelen dat je je dat kunt veroorloven?”
Daarop haalde Djha heel serieus de muis uit zijn broekzak, en mompelde hem een bevel in het oor. Dat deed hij hard genoeg om voor de drie kooplieden verstaanbaar te zijn.
“Magische muis! Loop snel naar huis en vraag mijn vrouw om een goede maaltijd te bereiden met kip en olijven voor mijn gasten. Wij zijn in z’n totaal met ons vieren.”
Toen hij dat eenmaal had ingesproken, zette hij de muis op de grond. Het kleine beestje, blij met de herwonnen vrijheid, ging er zo vlug het kon vandoor. De kooplieden ontploften bijna van het lachen en dachten: “Een muis die een bericht doorgeeft! Je denkt dat je alles al gezien en gehoord hebt, maar dan heb je buiten Djha gerekend.”
“Je kunt mooi lachen,” zei Djha, en deed alsof hij protesteerde! “Deze muis, die ik mij heb aangeschaft, -- ik zeg u niet hoe—is heel erg intelligent en hij zal doen wat ik hem net heb opgedragen te doen. U kunt het verifiëren.”


Nieuwsgierig accepteerden de kooplieden zijn uitnodiging, ervan overtuigd met een verwarde man te maken te hebben. Bij aankomst kwam hun een heerlijke etenslucht tegemoet. Djha vroeg luid aan zijn vrouw:
“Heeft de muis de boodschap overgebracht? Heb je een maaltijd met kip en olijven voor mij en mijn gasten klaar gemaakt?”
“Ja,” antwoordde zijn vrouw slim. “Ga zitten, de tafel is al gedekt, ik kom jullie bedienen.”
Toen de kooplieden de dampende maaltijd zagen, die hun werd voorgezet, konden ze hun ogen niet geloven. Na de maaltijd, riep Djha zijn vrouw:
“Hé! Breng me de muis om hem te bedanken.”
In het kistje zagen de mannen de muis, die Djha met een boodschap erop uit had gestuurd. Ze maakten met elkaar ruzie over wie hem zou kopen, maar Djha weigerde zonder meer:
“Wie denken jullie wel niet dat ik ben om deze schat te verkopen? Zijn jullie gek? Nooit zal ik mijn magische muis verkopen Met zo’n muis hoef ik mij geen zorgen meer te maken voor de komende winter, zelfs niet tot mijn levenseinde.”
De inleggen stegen en de kooplieden deden alles wat in hun vermogen lag om hem ervan te overtuigen de muis -- dat vieze  schadelijke knaagdier—toch maar te verkopen. Maar Djha hield vol. Zijn vrouw bleef alert en riep van achteruit de keuken:
“Gasten zijn heilig. En God beveelt ze aan om ze onder je hoede te nemen. Je kunt, mijn beste man, de gasten niet weg laten gaan, zonder aan hun wensen tegemoet te komen. Je kent toch de voorschriften ten aanzien van gasten!”
“Wat dom van mij, je hebt gelijk, vrouw. Dank je mij eraan te herinneren,” zei Djha zuchtend.
Hij ging met de verkoop van de muis akkoord tegen een exorbitant hoog bedrag, dat de drie mannen gezamenlijk bijeen legden om te betalen. 

Al de volgende dag verzamelden de kooplieden bewonderaars om zich heen en nodigden hen uit voor de maaltijd bij hen thuis. Ten aanschouwen van de hele stomverbaasde gemeenschap bevalen ze de muis een boodschap met een vastgesteld menu naar huis te brengen. Die muis ging er natuurlijk meteen vandoor, de natuur in.
Toen het uur van eten aanbrak begaven de vernederde kooplieden van knuppels voorzien zich luidruchtig naar het huis van Djha. Ze klopten hard op de deur:
“Kom naar buiten, oplichter! Jouw muis is een doodgewone muis. Geef ons ons geld terug!”
“Wat zullen we nou hebben?” zei Djha verbaasd. “Heb je hem wel een boodschap toevertrouwd?”
“Ja, maar ze is nooit bij ons thuis aangekomen.”
“Wacht eens even! Hebben jullie eraan gedacht hem een adres mee te geven?”
“Nee!”
“En dan zijn jullie nog steeds verbaasd dat hij is verdwaald? De muis heeft niets fout gedaan, maar jullie! En hij begon te klagen en jammeren en huilen en janken: Ah! Ik wist dat ik geen afstand had moeten doen van de muis. Had die vrouw van mij er zich maar niet mee bemoeid! Dan was de muis nu nog altijd van mij! Ah! Wat een ellende om zo’n schat aan stommelingen toe te vertrouwen….”
Bedrukt gingen de kooplieden naar huis en Djha en zijn vrouw kwamen de winter door zonder zorgen.


Iedereen kan constateren dat dit verhaal frappante overeenkomsten heeft met het verhaal uit Indonesië over Djonaha, in de Inleiding van mijn website Grappen van Vroeger (verhaal 7) .

dinsdag 9 maart 2021

 Klik hier voor de oorspronkelijke Arabisch en Franse tekst.

Waar is de kat?


Op een keer kocht Jeha 3 pond vlees.  Hij had voor zijn vrouw al lange tijd geen vlees meer mee naar huis gebracht. En zijn vrouw nam, toen Jeha weg was,  de gelegenheid te baat om al het vlees op te eten. Zij was bang dat hij haar zou berispen bij zijn terugkomst en er geen vlees was. Zij zat verlegen om een list, tot ze de kat in de gaten kreeg. Toen Jeha aanklopte, pakte ze vlug de kat van de grond en begon haar meteen te slaan bij de binnenkomst van Jeha. Hij vroeg zijn vrouw waarom zij de kat sloeg. Daarop verklaarde ze dat de kat al het vlees had opgegeten. Vlug nam Jeha de kat te pakken, zette het beest op een weegschaal, en toen bleek dat het gewicht van de kat precies 3 pond was. Daarop schreeuwde Jeha: “Vrouw lief, hier is het vlees, maar waar is nu de kat?”

De kat heeft al het vlees gegeten.

Op een dag bracht Djha een kilo vlees mee naar huis. Zijn vrouw ging aan de slag in de keuken achter het fornuis, en zoals altijd, begon ze onder het kruiden van het vlees ervan te proeven. Zij proefde zo goed dat er weldra niets meer van de kilo vlees over was. Toen het uur van eten was aangebroken,  zette ze, in het nauw gedreven, Djha de overgebleven groente van de maaltijd voor. Die was hierover erg verbaasd:

“Vrouw, ben je het vlees soms vergeten?”
“Nee!”
“Waarom zet je die dan ook niet op tafel?”
“Het spijt me heel erg, maar de kat heeft alles opgegeten.”
“De hele kilo?”
“Ja, hij heeft alles verslonden.”
Djha sprong op, liep de kamer uit, pakte de kat in z’n nekvel en zette ze op de weegschaal in de schuur. De kat woog precies een kilo.
Mart-Djha kwam aangelopen, bij het horen van het woedende miauwen van de kat. Djha schreeuwde, terwijl hij naar de weegschaal wees:
“Vrouw! Leg me dit eens uit! Als deze kilo die je hier ziet, de kat is, waar is dan het vlees gebleven? En als deze kilo het vlees is, waar is dan de kat?” 

vrijdag 5 maart 2021

 Je zou het bijna vergeten, maar we zijn bezig aan een serie grappen met in de hoofdrol de vrouw van Djha. We pakken de draad weer op! Voor meer achtergrondinformatie over Djha en Mart-Djha (de vrouw van Djha) kunt u hier klikken.


De twee kwartels.



Om zijn gast zijn waardering te laten blijken, bracht Djha twee mooie kwartels mee naar huis om op te eten. Hij vertrouwde ze zijn vrouw toe, die een ware top-kok was.

~      Hier heb je iets om een goede maaltijd mee te maken. Ik heb een heel erg dierbare vriend uitgenodigd, die ik in geen twintig jaar heb gezien.
Vrouw Djha, die weg was van wild, zette zich aan het koken. Ze nam het Djha een beetje kwalijk dat hij blijkbaar over de middelen beschikte om zoveel voor een vreemdeling uit te geven, terwijl zij al lange tijd geen vlees meer had gegeten. Ze verzette zich inwendig tegen deze vorm van ongepaste liefdadigheid, terwijl het vlees sappig en geurig stond te sudderen. En onder het bereiden van de maaltijd, begon ze met de puntjes van haar vingers ervan te proeven. Ten slotte proefde ze er zo vaak van en was het zó lekker, dat er niets meer over was. Zoals het spreekwoord zegt: “Met de vingertoppen proeven, ledigt zelfs de Koninklijke schatkist!”


Toen het uur van eten aangebroken was, kwam Djha met zijn gast thuis. Ze installeerden zich als vorsten in de eetkamer in afwachting van de schotel die zou worden opgediend. Hoe zou de vrouw van Djha zich uit deze benarde situatie kunnen redden? Zij had er op dat moment nog geen idee van! Ik moet erbij vertellen dat de vrouw van Djha als de nood het hoogst was tot geweldige dingen in staat was. In zulke omstandigheden was zij in staat om zelfs via het oog van de naald zich ergens uit te redden. Deze keer gaf ze met een discreet gebaar te kennen aan haar echtgenoot Djha dat hij in de keuken moest komen. En met haar mooiste glimlach vroeg ze hem dwingend om achter in de tuin het mes te gaan slijpen op een slijpsteen. Terwijl Djha met dit werkje bezig was, ging zijn vrouw naar de gast toe, die in alle rust op de bank de dingen die gingen gebeuren afwachtte. Zij hielp hem uit zijn droom door op ernstige toon hem toe te fluisteren:
~      Ongelukkige! Waarom ben je nu juist net hier gekomen?
De ander was verbaasd, en met opengesperde ogen, stamelde hij:
~      Hoezo? Mijn vriend Djha heeft me hier uitgenodigd. Het is alweer twintig jaar geleden dat we elkaar voor het laatst hebben gezien.
~      Mijn arme meneer, heeft niemand jou verteld dat onze o zo vriendelijke Djha is veranderd?
~      Nee! Hij is nog altijd precies dezelfde.
~      Helaas! Dat is maar schijn. Iedereen trapt erin! Weet dat je in groot gevaar bent! Mijn echtgenoot nodigt vaak mannen uit om hen de ba….. af te snijden. Begrijpt u? Hoe kan ik het nog duidelijker zeggen? Je weet wel, de twee oren, onderaan. Vraag me niet waarom, ik begrijp het niet. Het is een ziekte. Kijk maar eens uit het raam. Hij is nu al bezig zijn mes te slijpen.

De vriend kwam omhoog van de bank en zag warempel Djha helemaal in beslag genomen door het slijpen van een enorm mes. Verschrikt door de afmetingen van het mes, schoot hij zijn slippers aan en ging ervandoor dwars door het veld.
Toen hij de deur hoorde dichtslaan, riep Djha van achteruit de tuin:
~      Wat is er?
Zijn vrouw stormde naar buiten als een furie. Zij schreeuwde terwijl zij wild met haar armen gebaarde:
~      Vlug, vlug! Ga hem achterna! Jouw gast is er met de twee kwartels voor de maaltijd vandoor. Jij ook altijd, jij nodigt maar uit, wie je maar tegenkomt. En weer heb ik niets te eten!
Met het mes nog in zijn hand zette Djha de achtervolging in.
~      Hé, kom terug!
De man verschrikt door het idee te worden ontmand, zette er met dubbele haast de sokken in, toen hij Djha zag met het mes nog steeds in zijn hand. Djha, buiten adem, drong aan:
~      Kom hier! Ondankbare zak! Ik wil op z’n minst een van de twee! Eentje voor mijn arme vrouw, die er zó van houdt!
~      Hé Djha! Als jij erin slaagt mij te pakken te krijgen, laat ik me ze alle twee afsnijden! zei de man die zich eindelijk buiten gevaar voelde.
Djha, die dacht dat zijn vriend gek geworden was, liep terug naar huis. Intussen had zijn vrouw discreet de botjes van de twee kwartels begraven aan de voet van de jasmijnboom.

Let op het verschil in sfeer tussen de ene grap en de andere. Het is duidelijk dat de eerste grap met de tijd is meegegaan: alle brute geweld is eruit verdwenen. Alleen de dreiging met geweld is overgebleven. Toch maken de beide grappen deel uit van dezelfde serie grappen, waarin een mes kan doden en tot leven kan opwekken. In de tweede grap zou je je zo in de Romeinse tijd kunnen wanen, met veel mensen langs de weg, ook struikrovers en dieven: zie toelichting. Alle ingrediënten van het Romeinse theater zijn in de tweede grap terug te vinden. In de serie komt het zich in huiden kleden voor en het middeleeuwse leven zoals je dat nog op schilderijen van Pieter Brueghel de Oude kunt zien.


Verhaal 49: Het mes van mijnheer Djeha dat doodt en uit de dood doet opstaan.


De vier louche individuen, die Djeha tevoren flink te pakken had genomen, waren er meteen op uit gegaan om revanche op hem te nemen. Ze bleven langs de weg ergens slapen. Er was geen tijd te verliezen om bij het huis van Djeha te komen. Die had er al zo’n voorgevoel van dat ze zo vlug ze konden bij hem langs zouden komen.. Daarom wendde hij zich tot zijn moeder en zijn vrouw om hulp. Hij zei hun:
Morgen zullen die mensen langs komen, die mij willen vermoorden. Ik ben van plan ze opnieuw een poets te bakken om onze levens te redden.

~      Welke streek zullen we met ze uithalen, mijn zoon? vroeg hem zijn moeder.

~      Wij vullen een geitenblaas met bloed en die binden we om de hals van mijn vrouw, antwoordde hij. Wanneer die mensen hier zijn, zal ik haar opdragen iets te doen. Zij wordt daarover kwaad. Daarop geef ik haar een steek met mijn mes, precies in de geitenblaas met bloed, en mijn vrouw valt als dood op de grond. Zij zullen zó in shock zijn door al dat bloed dat met gutsen uit de blaas stroomt, dat ze uitschreeuwen: “Wat heb je nu weer gedaan, Djeha, god-oh-god nog aan toe!” en zullen alles vergeten wat ze van plan waren uit wraak te doen.

De volgende dag kwamen ze bij hem. Zij riepen:

 Mijnheer Djeha, kom naar buiten!
 Wie roept mij daar toch zó? vroeg Djeha. 
Wij zijn het, je vrienden, zeiden ze.
 Dat Gods zegen op jullie moge rusten, antwoordde Djeha.
 Kom dan toch naar buiten!
Hé, m’n beste vrienden, waarom komen jullie niet binnen?!
 Dat doen we niet.
 Ach, kom toch binnen, je krijgt te eten, want God is u welgezind.  
Zij gingen naar binnen en zeiden:

~      Maar, wij gaan niet eten!
 Natuurlijk wel, u gaat eten! kaatste Djeha terug onder het dekken van de tafel.  Zij gingen eten en Djeha beval zijn vrouw: “Haal water!” en dat weigerde ze te doen. Daarop zei hij het haar nog een tweede keer: “Haal water!” En weer weigerde ze te doen wat hij vroeg. Djeha sprong op haar af, trok zijn mes en stak haar neer. Zij tuimelde om bedekt met bloed en deed alsof ze dood was.

De vier individuen begonnen door elkaar heen te roepen:
 Dat ook nog, nu heeft hij in zijn eigen huis zijn vrouw om zeep gebracht. Die moord is gepleegd onzentwege. Wat staat ons nu te doen?

~      Eet nu maar op wat je is voorgezet, zei hun Djeha, je hoeft nergens bang voor te zijn. Mijn mes doodt en wekt de doden ook weer tot leven.

Hij ging naar zijn vrouw toe, veegde met zijn mes verschillende keren over haar heen, terwijl hij steeds weer zei: “Het mes van Djeha doodt en doet leven.” In een wip stond zijn vrouw van de grond op en zei tegen haar man:

~      Foei, hoe kon jij mij doden!

~      Ik zal je doden en weer tot leven wekken, net naar het mij uitkomt, om je van je kwade humeur af te helpen, zei Djeha.

De vier individuen waren stomverbaasd. 
Mijnheer Djeha, verkoop ons dat mes, toe…
Ik verkoop jullie dat mes niet, ik ben toch zeker niet op mijn achterhoofd gevallen! zei hij. 
Mijn beste, verkoop het ons toch. Onze vrouwen maken ons het leven zuur. Zo kan hij die door het humeur van zijn vrouw chagrijnig wordt, haar neersteken om haar slechte karakter te corrigeren. Daarna zal hij haar weer doen leven met hetzelfde het mes.
Neem maar mee, zei Djeha, ik verkoop het jullie!
Hoeveel zullen we u ervoor geven?
Jullie weten hoe het werkt, antwoordde Djeha.


Zij gaven hem 100 douros (ongeveer 1000 euro!) en gingen naar huis terug. Toen ze in hun dorp aankwamen, gaven ze het mes aan één van hen mee. Hij nam het mee naar huis. ’s Avonds riep hij zijn vrouw en beval haar iets te doen. Zij gehoorzaamde niet! Hij wierp zich op haar en doodde haar. Hij ging naar haar toe en zei: “Het mes van Djeha doodt en doet leven”. Maar zijn vrouw kwam niet in beweging. Hij sleepte haar naar buiten en begroef haar in alle stilte. De volgende dag, nam een van de anderen het mes mee naar huis zonder dat hij ervoor werd gewaarschuwd dat het mes niet voldeed. Hij pakte het aan en vertrok naar huis. Thuis aangekomen, zei hij zijn vrouw: “Breng me water!” Zij gehoorzaamde niet. Hij stak toe net als de eerste man had gedaan. Ook zijn vrouw kwam niet weer tot leven. Ook hij sleepte haar naar buiten en begroef haar. De volgende dag was het derde louche individu aan de beurt. De tweede had hem weer niet ingelicht over het mes. Hij gaf een bevel aan zijn vrouw. Toen ook die hem niet gehoorzaamde, kwam hij overeind en doodde haar. Zij gaf geen krimp meer dan de andere twee vrouwen. Hij sleepte zijn vrouw het huis uit en begroef haar. De volgende dag kwam de vierde het mes halen. Maar zijn vriend bracht ook hem van niets op de hoogte. Hij nam het mes mee en vertrok naar huis. Thuis aangekomen, zei hij tegen zijn vrouw: “Maak ons te eten!” “Wacht even, " antwoordde zij, “ik heb op het moment nog iets anders te doen.” Hij stond op, stak toe en doodde haar. Evenmin als de drie anderen kwam zij weer in beweging. Hij sleepte haar het huis uit en begroef haar. Hij ging meteen naar zijn vrienden. Toen hij ze eenmaal bij elkaar had, zei hij hun:

~      Hoe komt het dat mijn vrouw dood is? Dat zij geen teken van leven meer geeft? Dat ze niet beweegt? En hoe staat het ervoor met jullie vrouwen?

~      Zij zijn allemaal dood!

~      Vooruit, naar Djeha, erop af! Dit keer zullen we z’n hoofd eten, z’n kop gaat eraf! Want hij is te ver gegaan. Wat onze vrouwen betreft: híj heeft ze vermoord. Waar wachten we op? Ons rest niets meer dan erop af te gaan. En als God het wil, dan staat hem de dood te wachten. Dan kan hij ons niet meer voor de gek houden. Dit was de laatste keer!”