vrijdag 25 juni 2021
Enige tijd geleden was er een rijke oude slimmerik die bij Oxford woonde en kamers verhuurde. Deze man was timmerman van beroep. Hij had een arme student (Nikolaas) in huis die een zolderkamertje bij hem huurde. De student deed aan culturele vorming, maar bovenal legde hij zich toe op astrologie en geomantiek (1). Hij legde bepaalde constellaties van sterren uit en voorspelde onder bepaalde voorwaarden de waarschijnlijkheid van droogte of regen in de nabije toekomst. Ook adviseerde hij hen, die onder gunstige voortekens iets wilden ondernemen, of hen die wilden weten of zij geluk zouden hebben bij het een of het ander. Het is teveel om op te noemen.
zaterdag 5 juni 2021
I racconti di Pasolini.
In Pasolini’s film I Racconti di Canterbury komt in waardige nagedachtenis aan Charlie Chaplin in het begin de volgende scène voor. In de scène wordt nauwelijks gesproken: het is een pantomime. Een schalkse jongen met krullend haar met in de verte enige gelijkenis met Charlie Chaplin is op zoek naar werk. Op de markt staat een welgedane blozende marktkoopman op zoek naar een knecht. Glunderend neemt de werkloze de baan aan. Hij moet de eieren van de marktkoopman voortdurend oppoetsen, zodat ze mooi schoon van alle kanten glimmen. Net als Charlie Chaplin heeft de knecht een stokje onder zijn linker arm geklemd en met iedere beweging die hij maakt, raakt hij net niet een mand vol eieren die op de rand van een toog achter hem staan. In de goede traditie van de Stomme Film ziet de toeschouwer al van verre aankomen dat die mand ooit eens een tikje van het stokje van de knecht zal krijgen, waarop alle eieren kapot zullen vallen op de vuile grond. En dat gebeurt ook! Maar omdat je als toeschouwer ondertussen het effect kent, is het nauwelijks grappig. Maar wat blijkt: geen van de eieren is gebroken. Verbazing en verwondering alom. De baas komt boos op de knecht toegelopen en de knecht hoor je zeggen (maar spreekt hij ook echt?): “Is niet erg, baas! Kijk!” En hij raapt alle eieren een voor een ongeschonden van de grond op en legt ze terug in de mand. De baas kan zijn ogen niet geloven: hij had zo gehoopt de knecht verantwoordelijk te kunnen stellen voor het ongeluk en hem een flink financieel beentje te lichten, want hij raakt de eieren aan de straatstenen niet kwijt. Maar niets van dit alles! Alle eieren zijn heel. Hij pakt de mand om de eieren eens beter te kunnen bekijken. Geen barstje te zien. Hij houdt de mand schuin naar het licht toe om nog beter te kunnen zien. En een van de eieren valt uit de mand kapot op de grond. De inhoud spettert alle kanten op. Hij doet een stap terug, omdat hij bang is vies te worden en alle eieren vallen kapot op de grond. Gaat die baas nu toch nog de knecht hiervan de schuld geven? De knecht maakt een wanhoopsgebaar: de beide armen gespreid ten hemel.
Als Pasolini op dit niveau de film had afgemaakt, had hij
een film gemaakt die bovenaan de lijst van klassieke films zou prijken. In al
zijn eenvoud geeft deze scène weer, wat de Canterbury Tales ons probeert duidelijk te maken: de wereld gaat aan ongeloof ten onder! Niet de
“feiten” tellen, maar hoe wij de “feiten” zien, telt. Nu zitten we met een film
die hoog scoort op de pornolijst, wat niet helemaal ten onrechte is. Het
uiteindelijke product is het resultaat van Pasolini’s gevecht met de
burgerlijke buitenwereld om vooroordelen tegen homoseksualiteit. Het is een dikke
middelvinger naar alles dat zich braaf voordoet en ondertussen de wereld naar
de mallemoeren helpt. Het is een aanklacht tegen de generatie die iets te goed
voor zichzelf heeft weten te zorgen en alle andere generaties verloren heeft
laten gaan. Laten we nog een paar grotere varkensstallen bouwen, nog grotere
abattoirs en we kunnen iedereen te eten geven? Grotere scholen, grotere
winkels, multi-nationale bedrijven etc. De film is de neerslag van depressieve
wanhoop aan deze wereld, waarin alleen het enkele individu telt en de rest niet
meetelt. Waarin gepropageerd wordt dat de een de ander moet bedriegen in zijn
strijd te overleven. Dat de film daardoor zozeer getekend is, is jammer, want
in de Canterbury Tales verhalen zelf is niet alleen sprake van neerslachtigheid
om het wel en wee van de wereld, maar ook van hoop en troost. De verhalen van
hoop en troost pasten niet in het filmscenario van Pasolini en zijn er daarom als
eitjes uit gevallen. Stuk.
Natuurlijk staat de ei-scène voor uitbundige seks. Maar in
de ei-scène zit ook niet fysieke hoop en troost verpakt. Het wonder waarvan
hier sprake is, doet denken aan het geloof van Aljosja uit de Gebroeders Karamazow. Deze vorm van geloven in een mystieke boodschap die aanwezig is in de dingen
zelf (maar je moet het wel willen zien en wetenschap is hierin desastreus),
zorgt ervoor dat de wereld glans krijgt. De Canterbury Tales lijken uiteindelijk
de boodschap mee te geven dat de esthetiek deze aarde kan redden en niets
anders. Niet voor niets is een verhaal aan de heilige Cecilia gewijd. Alleen wie de schoonheid kent en herkent, maakt de juiste keuzes en
neemt op korte en lange termijn de juiste beslissingen. En vaak is dat Niets
doen! Aljosja krijgt op het eind van de Gebroeders Karamazov het woord: het is
de opvoeding die iemand (Dmitri) tot een moordenaar van zijn vader maakt. Opvoeding
moet de weg zijn waarlangs veel momenten van erkenning en liefde staan. Van wie
dit niet kent, valt te verwachten, dat hij verwarring, chaos en anarchie propageert
en een vadermoordenaar wordt. Wie niet bijbrengt dat schoonheid, kunst en
cultuur, ertoe doet, faalt in zijn opvoeding. Zo simpel is het. Maar je kunt
ook te hoog willen grijpen zoals Pasolini en je gaat aan depressiviteit ten
onder.
De ei-scène is geïnspireerd op het maar één keer in de Canterbury
Tales voorkomen van het Ei, en dan nog wel in de hertaling van de
oorspronkelijke tekst. Misschien berust de scène bij Pasolini op een verkeerd
begrepen en grappig geïnterpreteerd tekst. Maar volgens mij kun je erin lezen
dat het niet zomaar om een ei gaat, het gaat om het Wereld-Ei, die goddelijke sfeer in de Humorale Theorie, vanwaaruit wij de perfecte goddelijke schoonheid bij benadering kunnen ervaren.
Dat ei is kwetsbaar en er gewild naar zoeken, levert het tegenovergestelde op
van wat het is. Je moet het herkennen door wat het is: het is bijzonder lichtend
mooi, zolang het achteloos door een stokje onder de arm wordt aangeraakt.
Poetsen heeft geen zin.
Lat every
man be war by me for ever! Let every man be warned by me for
ever;
What maner man that casteth him ther-to, Whoever tries his hand at such
behavings,
If he continue, I holde his thrift y-do. If he goes on I say will lose
his savings.
So helpe me god, ther-by shal he nat winne, What’s more, so help me God, his
only gains
But empte his purs, and make his wittes thinne.
are empty money-bags and addled brains.
And whan he, thurgh his madnes and folye, And by the time the man’s gone
raging mad
Hath lost his owene good thurgh Iupartye, And risked and lost whatever goods he
had,
Thanne he excyteth other folk ther-to, He then eggs others on and off they run
To lese hir good as he him-self hath do. to lose their goods as he himself
has done.
For unto shrewes Ioye it is and ese A spitful wrech takes
pleasure when he sees
To have hir felawes in peyne and disese; The others suffer from the same
disease,
Thus was I ones lerned of a clerk. So I was told once by a
learned man.