vrijdag 25 juni 2021

 Het verhaal van de Molenaar.

Enige tijd geleden was er een rijke oude slimmerik die bij Oxford woonde en kamers verhuurde. Deze man was timmerman van beroep. Hij had een arme student (Nikolaas) in huis die een zolderkamertje bij hem huurde. De student deed aan culturele vorming, maar bovenal legde hij zich toe op astrologie en geomantiek (1). Hij legde bepaalde constellaties van sterren uit en voorspelde onder bepaalde voorwaarden de waarschijnlijkheid van droogte of regen in de nabije toekomst. Ook adviseerde hij hen, die onder gunstige voortekens iets wilden ondernemen, of hen die wilden weten of zij geluk zouden hebben bij het een of het ander. Het is teveel om op te noemen.
Voor originele tekst: klik (2).


(Ook) zong hij heel verdienstelijk het Angelus adVirginem .
Voor originele tekst: klik (3).


De timmerman was pas weer getrouwd met een nieuwe vrouw, en hij hield meer van haar dan van zijn leven. Zij was een meisje van achttienjaar oud. Hij was heel erg jaloers en hield haar gevangen in een kooitje. Want hij was oud en zij was jong en wild. Hij dacht dat zij hem zou bedriegen, een koekoek (4) was erop uit zijn eitje in haar kooitje te leggen. Voor originele tekst: klik (5).


Zij was een mooi jong meisje. Haar lijf was slank en zacht en teer als dat van een wezel. Zij droeg een gestreepte zijden gordel; haar schort viel over haar heupen en dijen wit als ochtendmelk, netjes geplooid en glad gestreken. Voor originele tekst: klik (6).


(De arme huurder en de jonge echtgenote beginnen een relatie.)


Heren, (zo  vervolgde de molenaar zijn verhaal) deze ridderlijke, galante Nikolaas begon met deze jonge vrouw te ravotten om haar te versieren, en dat alles alsof het een spelletje was, toen haar echtgenoot buiten de deur was, ergens in Osney.
Voor originele tekst: klik (7).


(Maar de huurder, Nikolaas, wordt terecht gewezen.)


Daarop begon Nikolaas (pas echt) zijn zaak te bepleiten en wist zich zo goed in demarkt te zetten dat zij uiteindelijk toegaf aan zijn wensen, zij zwoer plechtig dat zij van hem hield en tot zijn beschikking zou zijn tegen de tijd van het feest van St Thomas (8). Zij zou iedere gelegenheid die zich aandiende te baat nemen. Maar “Mijn echtgenoot is heel erg jaloers. Je moet elke stap die je neemt, met veel beleid doen. Voorzichtig dat hij je niet hoort, zo voorzichtig dat je bij elke stap je adem inhoudt. Doe je dat niet dan weet ik zeker dat het mijn dood wordt.” Zij drukte hem op het hart: “Hou alles stil, vertel het niemand, houd het onder de pet.” Voor originele tekst: klik (9).


Deze zeer respectabele vrouw legde tijdens haar vakantie haar werk neer om haar geweten te onderzoeken en werken van barmhartigheid te doen. Zij maakte haar gezicht opvallend op: zij straalde. Bij de parochie was een seminarist in de kerk aan het werk. Hij heette Absalon. Hij had blonde krullen en ook hij straalde. Alsof er een fan op zijn gezicht was gezet, stonden zijn haren naar alle kanten uit, naar links en naar rechts, zodat hij in het midden een keurige scheiding in zijn haar had. Voor originele tekst: klik (10).


Hij kende de kunst van het aderlaten, hoe je haren moest knippen en scheren. Daarnaast wist hij aktes op te stellen; maar op andere tijden hield ervan te dansen in twintig verschillende stijlen. ( Maar voornamelijk toch op de wijze van de Oxford school, waarbij de benen heen en weer worden bewogen door de lucht.)  Hij bespeelde een tweesnarige viool, hoofd trots overeind, en zong met een hoge falsetstem (kopstem), nogal hard. En net zo goed kon hij overweg met een gitaar.
Voor originele tekst: klik (11).


Als Absalon collecteerde, nam hij geen geld aan van meisjes, omdat die hem het hoofd op hol brachten. Dat deed hij uit hoffelijkheid, naar eigen zeggen, geld van ze aannemen was gewoon niet goed. Voor originele tekst: klik (12).


Even nadat de haan had gekraaid, nam hij (Absalon) plaats dicht bij het openslaande raam (van het huis van de timmerman). (Dat zat laag aan de voorkant van het huisje.) En hij begon zachtjes te zingen:
          ‘Liefste lief, als je in gedachten bent verzonken in liefdesgenot
           denk dan ook eens aan mij, vol overgave en lief, niet al te bot’
           denk dan ook eens aan mij, vol overgave en lief, niet al te bot’
En hij begeleidde zich op zijn gitaar, door gevoelig jankend aan de snaren te plukken. Daardoor werd de timmerman wakker. Hij hoorde hem zingen en wendde zich tot zijn vrouw: “Alison (13) , vrouw! Hoor je dat? Dat is Absalon die onder ons raam staat te zingen.” En zij antwoordde onverschillig: “Ja hoor, John, mijn god nog aan toe, ik hoor hem.” Misschien dacht ze er nog iets anders bij, maar dat zei ze er niet bij.Voor originele tekst: klik (14).


Zij was verliefd op de charmante Nikolaas. Absalon mocht nog zo zijn best doen op zijn hoorn, zij had daar geen oren naar, alleen maar minachting. Zij vond hem haar privé aap, en zijn jammeren door merg en been hield zij voor een geweldige grap, een practical joke. Voor originele tekst: klik (15).


Daar lag (de charmante) Nikolaas dan in een stuip op apegapen op zijn rug zich aan de nieuwe maan te vergapen. Voor originele tekst: klik (16).


Dat was ook eens een andere student in de astronomie (17) overkomen, die zo onvoorzichtig was om naar de hemel boven hem te staren, toen hij een veld overstak. Helemaal in beslag genomen door de voorspellingen die de sterren hem onthulden en wat er stond te gebeuren, viel hij op z’n gezicht in een diepe mergelpijp in de grond. Dat had hij niet zien aankomen!
Voor originele tekst: klik (18).


Tenslotte, ontsnapte er een zucht aan de lippen van onze niet helemaal lekkere Nikolaas: “Moet het echt gebeuren?” zei hij. “Moet de wereld echt vergaan?” De timmerman antwoordde: “Wat zeg je me nou? Stel toch wat vertrouwen in God, zoals wij hardwerkende lieden doen.” Nikolaas antwoordde: “Haal me wat sterke drank, en dan zal ik je iets vertellen, onder de striktste geheimhouding, wat jou en mij aangaat, maar waarvan niemand anders ook maar iets mag vernemen, is dat duidelijk?!” Voor originele tekst: klik (19).


“Beste John (de timmerman), geloof mij nu maar, ik heb uit de sterren kunnen opmaken en met het oog op de maan gericht in een heldere nacht, dat volgende week maandag, als de nacht voor een kwart verstreken is, het bij bakken zal gaan regenen,  zo overvloedig veel dat er tweekeer zoveel regen zal vallen als tijdens de zondvloed van Noah. De wereld,” zei hij, ”zal in één uur tijds overstromen, het is zo’n gruwelijke strotbui dat de gehele mensheid en al het leven op aarde ten onder zal gaan.” De timmerman riep uit: “Helaas, mijn vrouw! Mijn kleine Alison! Zal zij ook verdrinken? En in zijn verdriet viel hij bijna flauw. “Is er geen redding mogelijk om hieraan te ontkomen?” vroeg hij. “God zij dank,” zei Nikolaas, “die is er wel, maar dan moet je precies doen wat ik je opdraag. En krijg geen andere eigen ideeën in je kop. Bij de wijze Salomon kun je het volgende vers vinden: Hij die goede raad ter harte neemt en niet in de wind slaat, zal nooit het ergste overkomen, omdat het hem baat.” 


En dus als goede raad te verkiezen is boven stuurloos laveren, zou ik het volgende willen voorstellen om haar, mijzelf en u te redden. Hebt u er niet van gehoord hoe Noah zich wist te redden op aanraden van God? Toen God hem van tevoren waarschuwde dat de wereld in de golven ten onder zou gaan behalve hij, zijn zonen en dochters?” “Ja natuurlijk,” zei de timmerman, “maar dat was lang geleden.” “Heb je niet gehoord,” zei Nikolaas,” wat een moeite het Noah kostte om haar de ark in te jagen (toen hij zijn vrouw met de zweep ervan langs gaf, omdat ze niet aan boord wilde gaan)? Dat had hij echt liever niet gedaan. Daarom stel ik voor, nu er nog wat tijd is voor de komst van de zondvloed voor ieder apart een eigen vaartuigje te maken.”
Voor originele tekst: klik (20).


(Jij bent de timmerman van ons beiden, dus jij moet voor zo’n bootje zorgen.)


Ik wil dat jij nu meteen een ondiepe ton of kneedtrog gaat halen, een voor ieder van ons, en ze moeten groot genoeg zijn dat ze blijven drijven als een bootje. Je moet er levensmiddelen in doen voldoende voor een dag – we hebben maar weinig nodig. De golven gaan weer liggen en het water vloeit weg zo rond 9 uur de volgende ochtend. Voor originele tekst: klik (21).


En als je drie tobben hebt gehaald, dat is één voor haar, één voor jezelf en één voor mij, hang je ze in de nok onder het rieten dak op, zodat niemand ons ziet. Voor originele tekst: klik (22).


Jouw vrouw en jij moeten een beetje apart van elkaar hangen, want er mag niet het minste vermoeden aan zonde rijzen nog voor wij aan onze onderneming zijn begonnen. Geen begerige blikken en aanrakingen over en weer. Dat zijn mijn orders. Hop, aan de slag. Haast je. We gaan als het zover is allemaal rustig naar boven en kruipen in onze tobbe, in afwachting van de hemelse genade.
Voor originele tekst: klik (23).


Even later klommen ze alle drie ieder naar hun eigen ton heel stilletjes naar boven. Ze begonnen te bidden: “Onze Vader, die in de hemel zijt etc… ,en tenslotte,  A-mun”, zei Nikolaas,  en “mun”  zei John, en “mun” zei Alison. Toen de timmerman zijn avondgebeden had gedaan, bleef hij heel stil zitten, dan begon hij toch maar weer een gebedje te prevelen, maar altijd met één oor gespitst op komende stortvloed.  De timmerman met al het werk dat hij had verzet, viel in slaap – rond het ingaan van de avondklok, denk ik, misschien een beetje later, globaal genomen. Hij kreunde in zijn slaap vanwege zijn zielsarbeid en snurkte, omdat zijn hoofd zwaar aanvoelde en doorgedraaid. Alison en Nikolaas daalden de touwladders af vanuit de hoogte en haastten zich op kousenvoetjes naar beneden, zonder een woord te zeggen doken ze meteen het bed in, waar de timmerman placht te slapen, en toen begon de pret en het ravotten. Voor originele tekst: klik (24).


Ondertussen, onze seminarist, deze verliefde Absalon het hoofd op hol gebracht en door liefdesverdriet overmand, was die maandag uitgegaan in gezelschap van zijn vrienden in Osney. Toevallig vroeg hij een plaatselijke kerkganger hoe het ging met John de timmerman. De man nam hem mee naar buiten de kerk uit om te zeggen: “Weet ik niet. Maar hij is sinds zaterdag niet meer op zijn werk verschenen.”
Voor originele tekst: klik (25).


Bij het kraaien van de eerste haan stond Absalon op, die blije, onvervaarde minnaar. In de vrolijkste kleren, voorzien van ditjes en datjes. Het eerste dat hij deed was op een stuk zoethout kauwen om zijn adem te verfrissen. Dan kamde hij zijn haar. De gezoete vruchtjes onder zijn tong zouden hem onweerstaanbaar maken. Hij slenterde richting het huis van de timmerman. Toen hij daar aankwam, ging hij staan bij het openslaande raam. Het raam bevond zich op borsthoogte en hij stond er nog geen handbreed van af. Hij kuchtte, half luid. “Alison, schatje, ben je daar? Snoepje (26) , mijn klein mooi vogeltje, lieveling, word wakker en zeg toch iets, voeg me een klein lief woordje, toe! Voor originele tekst: klik (27).


“Ga weg jij of ik ga met stenen gooien. Ik wil slapen. Loop naar de duivel!” “Helaas,” zei Absalon. “Ik wist het:  ware liefde wordt altijd op een afstand gehouden om er de spot mee te kunnen drijven. Kus me dan tenminste, als je er toch niet meer dan dat voor over hebt. Doe het om de liefde voor Jezus en voor mij.” (31) “En als ik daarop inga, laat je me dan met rust?” zei zij. “Dat beloof ik, schatje,” antwoordde Absalon. “Goed, ga je gang! Wacht, ik moet nog wat aantrekken,” zei zij en zij fluisterde Nikolaas toe: “Ssst…nu zullen we ons echt dood lachen!” Die Absalon ging op zijn knieën liggen. “Ik ben het heertje,” dacht hij bij zichzelf. “En als ik geluk heb, ligt er nog meer voor mij in het verschiet. Dat heb ik nu eens goed aangepakt.” “Dank je wel, mijn lief!” zei hij, “Je mond smaakt mij naar meer!” Zij klapte haastig het raam open en zei: “Vlug wat, kom op, er is geen tijd te verliezen, de buren hier liggen altijd op de loer.” Absalon veegde zijn mond droog. Maar het was pikkedonker, alles was in het duister volslagen onzichtbaar. En uit het raam stak zij haar achterste en Absalon, -- zo goed slaagde de truc! -- drukte er zijn lippen op en kuste haar vol op de naakte kont met overgave, voor hij iets begon te vermoeden. Toen trok hij zich terug, ergens klopte er iets niet. Hij wist heel goed dat een vrouw geen baard had, en toch had hij iets ruws en harigs gevoeld. “Wat heb ik gedaan?” vroeg hij zich af. “Was jij dat wel, die ik heb gekust?” “Lekker puh!” riep ze uit en klapte het raam dicht. Met de staart tussen de benen droop Absalon af, verdrietig in het duister van het nachtelijke uur. “Een baard! Een baard!” herhaalde hete Nikolaas luid de woorden van Absalon en lag dubbel van de lach. “Bij het Lichaam Gods nog aan toe, dat was nog eens een grap!” En Absalon, die hoorde wat hij zei, beet zich op zijn lippen en kreeg bijna een beroerte van woede, en dacht: “Dat zal ik je betaald zetten!” Voor originele tekst: klik (28).


Maar Absalon die niet geïnteresseerd was in de grapjes van smid  Gervase, gaf geen weerwoord. Hij had nog wel iets anders om over in te zitten. Gervase begreep dat, toen Absalon  onomwonden zei: “Leen mij die stang daar in jouw oven, ja die hete, zie je die? Ik heb een werkje te doen waarbij ik het nodig heb. Ik breng het zo dadelijk bij jou terug.” Voor originele tekst: klik (29).


Hij pakte de stang beet –bij het handvat was die koud—
en kneep er zachtjes tussen uit met de stang bij zich. Hiermee gewapend kroop hij naar het openslaande raam in de muur en kuchte. Hij klopte op het raam en riep zachtjes, onder het raam, net zoals hij tevoren had gedaan. Alison zei: “Is daar iemand aan de deur? Wie klopt daar? Het is vast een zeker een dief.” (32) “Nee toch,” zei hij, “mijn bloemblaadje. Kijk wat ik voor je heb meegebracht – het is een gouden ring, de ring die mijn moeder mij heeft gegeven om mij te beschermen tegen het Kwaad (26). Het is een mooie gegraveerde ring, die wil ik je geven, schat, voor een kus…” Nikolaas was opgestaan om te plassen, toen hij dit hoorde. Hij kreeg het idee dat hij de grap nog weleens beter over kon doen door hem zijn kont te laten kussen. Vlug deed hij met een ruk het raam open en stak zijn kont naar buiten. Hij had een mooi stel billen alles bij elkaar genomen. En zover hij kon stak hij zijn achterste door het raam. Toen zei Absalon om tot actie te kunnen overgaan: “Zeg toch eens iets, mooi vogeltje, ik kan niet zien waar je bent!” Daarop liet Nikolaas een scheet, zo luid dat het klonk als de donder bij onweer. En de hete bliksem volgde. Met een flinke stoot van de stang trof hij hem in het midden van de romp. Een handbreed werd de huid verschroeid door het hete ijzer. Alles wat overbleef, was een zwart gat. En Nikolaas had zo’n enorme pijn, dat hij dacht dat hij ging sterven. En gek van doodsangst, begon hij te schreeuwen: “Help! Water! Help! Water! In Gods naam!” De timmerman, wakker geschrokken in zijn tobbe boven in het huis, hoorde hem schreeuwen om Water, Bliksem en Donder. Hij dacht: “De hemel helpe ons! Nu is het zover: De Zondvloed van Noah.” En hij schoot overeind en omdat hij niet wist wat te doen, pakte hij zijn bijl en hakte de touwen door waaraan de tobbe was opgehangen. En alles zeilde naar beneden. Er was geen tijd meer om nog meer brood en drinken in te slaan: het bootje kwam met een knal op de grond terecht. John raakte buiten bewustzijn. Alison en Nikolaas liepen de straat op en begonnen gelijk te schreeuwen: “Help!” en “Moord”. De buren kwamen geschrokken hun huizen uitgerend. En zij bleven perplex staan kijken naar de timmerman die er ellendig aan toe was. Hij lag daar buiten bewustzijn, helemaal wit tot onder zijn eigen huidskleur. Zijn arm was bij de val gebroken, geen enkele breuk maar een dubbele. Maar aan zijn ellende kwam nog geen einde. Want toen hij bijkwam en wilde uitleggen wat er was gebeurd, zorgden Nikolaas en Alison ervoor dat hij geen verstandig woord kon uitbrengen. Zij zeiden aan de buren dat hij gek was, in zijn bloed was onzin geslopen over een aanstaande Zondvloed van Noah. Holle (ijdele?) verbeelding en fantasie had hem ertoe gebracht de tobbes te kopen, die hij in de nok van zijn huis had opgehangen. En hij had hun beiden gevraagd om hem te vergezellen, om hem te steunen. Toen begonnen ze hem allemaal uit te lachen, de gek. En klommen de ladders in omhoog naar de tobbes. Ze vergaapten zich eraan, beklopten de holle tonnetjes zodat het klonk, betasten de wanden om ze op degelijkheid te controleren. En al zijn lijden werd afgedaan als één geweldige grap. (Apuleios) Voor originele tekst: klik (30).

zaterdag 5 juni 2021

 I racconti di Pasolini.

In Pasolini’s film I Racconti di Canterbury komt in waardige nagedachtenis aan Charlie Chaplin in het begin de volgende scène voor. In de scène wordt nauwelijks gesproken: het is een pantomime. Een schalkse jongen met krullend haar met in de
verte enige gelijkenis met Charlie Chaplin is op zoek naar werk. Op de markt staat een welgedane blozende marktkoopman op zoek naar een knecht. Glunderend neemt de werkloze de baan aan. Hij moet de eieren van de marktkoopman voortdurend oppoetsen, zodat ze mooi schoon van alle kanten glimmen. Net als Charlie Chaplin heeft de knecht een stokje onder zijn linker arm geklemd en met iedere beweging die hij maakt, raakt hij net niet een mand vol eieren die op de rand van een toog achter hem staan. In de goede traditie van de Stomme Film ziet de toeschouwer al van verre aankomen dat die mand ooit eens een tikje van het stokje van de knecht zal krijgen, waarop alle eieren kapot zullen vallen op de vuile grond. En dat gebeurt ook! Maar omdat je als toeschouwer ondertussen het effect kent, is het nauwelijks grappig. Maar wat blijkt: geen van de eieren is gebroken. Verbazing en verwondering alom. De baas komt boos op de knecht toegelopen en de knecht hoor je zeggen (maar spreekt hij ook echt?): “Is niet erg, baas! Kijk!” En hij raapt alle eieren een voor een ongeschonden van de grond op en legt ze terug in de mand. De baas kan zijn ogen niet geloven: hij had zo gehoopt de knecht verantwoordelijk te kunnen stellen voor het ongeluk en hem een flink financieel beentje te lichten, want hij raakt de eieren aan de straatstenen niet kwijt. Maar niets van dit alles! Alle eieren zijn heel. Hij pakt de mand om de eieren eens beter te kunnen bekijken. Geen barstje te zien. Hij houdt de mand schuin naar het licht toe om nog beter te kunnen zien. En een van de eieren valt uit de mand kapot op de grond. De inhoud spettert alle kanten op. Hij doet een stap terug, omdat hij bang is vies te worden en alle eieren vallen kapot op de grond. Gaat die baas nu toch nog de knecht hiervan de schuld geven? De knecht maakt een wanhoopsgebaar: de beide armen gespreid ten  hemel.


Als Pasolini op dit niveau de film had afgemaakt, had hij een film gemaakt die bovenaan de lijst van klassieke films zou prijken. In al zijn eenvoud geeft deze scène weer, wat de Canterbury Tales ons probeert duidelijk te maken: de wereld gaat aan ongeloof ten onder! Niet de “feiten” tellen, maar hoe wij de “feiten” zien,
telt. Nu zitten we met een film die hoog scoort op de pornolijst, wat niet helemaal ten onrechte is. Het uiteindelijke product is het resultaat van Pasolini’s gevecht met de burgerlijke buitenwereld om vooroordelen tegen homoseksualiteit. Het is een dikke middelvinger naar alles dat zich braaf voordoet en ondertussen de wereld naar de mallemoeren helpt. Het is een aanklacht tegen de generatie die iets te goed voor zichzelf heeft weten te zorgen en alle andere generaties verloren heeft laten gaan. Laten we nog een paar grotere varkensstallen bouwen, nog grotere abattoirs en we kunnen iedereen te eten geven? Grotere scholen, grotere winkels, multi-nationale bedrijven etc. De film is de neerslag van depressieve wanhoop aan deze wereld, waarin alleen het enkele individu telt en de rest niet meetelt. Waarin gepropageerd wordt dat de een de ander moet bedriegen in zijn strijd te overleven. Dat de film daardoor zozeer getekend is, is jammer, want in de Canterbury Tales verhalen zelf is niet alleen sprake van neerslachtigheid om het wel en wee van de wereld, maar ook van hoop en troost. De verhalen van hoop en troost pasten niet in het filmscenario van Pasolini en zijn er daarom als eitjes uit gevallen. Stuk.


Natuurlijk staat de ei-scène voor uitbundige seks. Maar in de ei-scène zit ook niet fysieke hoop en troost verpakt. Het wonder waarvan hier sprake is, doet denken aan het geloof van Aljosja uit de Gebroeders Karamazow. Deze vorm van geloven in een mystieke boodschap die aanwezig is in de dingen zelf (maar je moet het wel willen zien en wetenschap is hierin desastreus), zorgt ervoor dat de wereld glans krijgt. De Canterbury Tales lijken uiteindelijk de boodschap mee te geven dat de esthetiek deze aarde kan redden en niets anders. Niet voor niets is een verhaal aan de heilige Cecilia gewijd. Alleen wie de schoonheid kent en herkent, maakt de juiste keuzes en neemt op korte en lange termijn de juiste beslissingen. En vaak is dat Niets doen! Aljosja krijgt op het eind van de Gebroeders Karamazov het woord: het is de opvoeding die iemand (Dmitri) tot een moordenaar van zijn vader maakt. Opvoeding moet de weg zijn waarlangs veel momenten van erkenning en liefde staan. Van wie dit niet kent, valt te verwachten, dat hij verwarring, chaos en anarchie propageert en een vadermoordenaar wordt. Wie niet bijbrengt dat schoonheid, kunst en cultuur, ertoe doet, faalt in zijn opvoeding. Zo simpel is het. Maar je kunt ook te hoog willen grijpen zoals Pasolini en je gaat aan depressiviteit ten onder.


De ei-scène is geïnspireerd op het maar één keer in de Canterbury Tales voorkomen van het Ei, en dan nog wel in de hertaling van de oorspronkelijke tekst. Misschien berust de scène bij Pasolini op een verkeerd begrepen en grappig geïnterpreteerd tekst. Maar volgens mij kun je erin lezen dat het niet zomaar om een ei gaat, het gaat om het Wereld-Ei, die goddelijke sfeer in de Humorale Theorie, vanwaaruit wij de perfecte goddelijke schoonheid bij benadering kunnen ervaren. Dat ei is kwetsbaar en er gewild naar zoeken, levert het tegenovergestelde op van wat het is. Je moet het herkennen door wat het is: het is bijzonder lichtend mooi, zolang het achteloos door een stokje onder de arm wordt aangeraakt. Poetsen heeft geen zin.

Lat every man be war by me for ever!                  Let every man be warned by me for ever;
What maner man that casteth him ther-to,          Whoever tries his hand at such behavings,
If he continue, I holde his thrift y-do.                  If he goes on I say will lose his savings.
So helpe me god, ther-by shal he nat winne,      What’s more, so help me God, his only gains                                                                 
But empte his purs, and make his wittes thinne.  are empty money-bags and addled brains.
And whan he, thurgh his madnes and folye,        And by the time the man’s gone raging mad
Hath lost his owene good thurgh Iupartye,          And risked and lost whatever goods he had,
Thanne he excyteth other folk ther-to,                  He then eggs others on and off they run
To lese hir good as he him-self hath do.                to lose their goods as he himself has done.
For unto shrewes Ioye it is and ese                         A spitful wrech takes pleasure when he sees
To have hir felawes in peyne and disese;              The others suffer from the same disease,
Thus was I ones lerned of a clerk.                           So I was told once by a learned man.

Laat iedereen eens en voor altijd door mij zijn gewaarschuwd;
Wie ooit eens zijn kunde en kennis hieraan (de alchemie) wijdt,
zal als hij ermee door blijft gaan, al z’n geld en goed verliezen.
En erger nog, hij houdt er niet alleen een lege beurs aan over, maar ook een verwaterd brein.
En tegen de tijd dat hij helemaal verblind van razernij is
en have en goed op spel heeft gezet en telkens weer aan het kortste eindje heeft getrokken,
heeft hij eieren uitgebroed waaruit kuikens komen even gek als hij. Ze werken zich uit de naad om alles te verliezen, uiteindelijk.
Een zure scheidsrechter aan de kant ziet het met plezier gebeuren,
dat ook weer anderen aan dezelfde ziekte lijden,
heeft mij ooit eens een wijs man toevertrouwd.


Dit is prachtig, vind ik. Ik heb in geen tijden een betere en compactere beschrijving van ons Maatschappelijk Leven gelezen: geen schrijvers van nu, geen dichters van nu, geen filosofen van nu. De zelfkennis ontbreekt daarvoor misschien?  Dit gedicht is uit de twaafde eeuw, het is meer dan 800 jaar geleden geschreven. En zou je studenten Engels dit willen onthouden? Dit is verplichte literatuur! De Alchemie was op zoek naar de Steen der Wijzen, zoals wij nog steeds hopen de formule te vinden waarmee je goud kunt maken, zelfs tegen beter weten in. Maar nu is het niet meer een elitair clubje alchimisten zoals in de Middeleeuwen, maar een hele dolgedraaide maatschappij, die ernaar op zoek is: de Gouden Stem, de Gouden Koets of het Gouden Ei. Als je maar presteert tegen beter weten in …. krijg je applaus. En de zure scheidsrechter trekt tevreden een mondhoek op als teken van zijn instemming. Wie is die zure scheidsrechter? Is het God of een manager? Een forumlid voor de beoordeling van Top of Flop? Als de baas met centen maar buiten schot blijft! Die hoeft geen goud te maken, hij heeft genoeg goud, al jaren. Dagobert Duck poetst zijn goud in het Verborgene.


In de komende weken zal ik vier prachtige Canterbury Tales verhalen samenvatten. De vijfde keer zal ik weer terugkijken op deze zinloze, maar plezierige onderneming. Ik zal proberen een beter evenwicht dan Pasolini te vinden tussen de meer depressieve en de hoopvolle verhalen. Ik weet niet of het mij gegeven is daarin te slagen. Dat laat ik over aan de zure scheidsrechter, in en boven mij. Het ei-verhaal van “Charlie Chaplin” staat overigens niet in de Canterbury Tales. Pasolini heeft het zelf samen met anderen verzonnen.