vrijdag 12 mei 2023

Aesopus (4)

Het leven van Aesopus, deel 4: Macht en Hoogmoed.

Voor een hoog noodzakelijke Inleiding op dit verhaal, klik je op: Inleiding. En als er een uitroepteken achter een noot staat, dan wil dat zeggen dat het om een ontdekking gaat!


Xantus van zijn kant zag steeds beter hoe belangrijk Aesopus voor hem was en dat hij hem zeker niet wilde vrijlaten. Het bezit van zo’n slaaf strekte hem tot eer. Zo ook op een dag, dat Xantus samen met zijn leerlingen zich aan uitspattingen overgaf, en Aesopus zag dat hun hersenen beneveld raakten door de alcohol en de gemoederen hoog opliepen, zowel bij de leerlingen als de leermeester, kon hij niet nalaten te zeggen: ”Overmatig wijn innemen kent drie fases: in de eerste fase dient de wellust zich aan, in de tweede, de dronkenschap, en ten slotte in de derde fase steekt de woede zijn kop op.” Men dreef de spot met zijn constatering, en bleef de wijnvaten aanspreken tot ze leeg waren. Xantus ging zover dat hij niet meer naar rede wilde luisteren, en pochte dat hij in staat was de zee leeg te drinken. Daarover moest zijn gezelschap hartelijk lachen. Xantus bleef volharden in zijn mening, verwedde zijn huis erom dat hij de hele zee zou leeg drinken. En als voorschot op de weddenschap gaf hij zijn ring af die hij altijd aan zijn vinger droeg.


Toen de volgende dag de nevels van Bacchus waren opgetrokken, was Xantus er heel erg verbaasd over dat hij zijn ring, waaraan hij heel erg was gehecht, niet kon terugvinden. Aesopus zei hem dat hij die in de weddenschap had verloren, en hij zelfs zijn huis eronder verwed had dat hij de zee zou kunnen leeg drinken. Toen was de filosoof eindelijk gealarmeerd over zijn eigen gedrag. Hij smeekte Aesopus om hem een oplossing aan de hand te doen. En dat deed hij ook.


Toen de dag was aangebroken waarop de weddenschap zich zou voltrekken, stroomden alle bewoners van Samos samen aan de oever van de zee om getuige te kunnen zijn van de smadelijke neergang van de filosoof. Diegene van zijn leerlingen die met hem de weddenschap was aangegaan, was al bij voorbaat zeker van zijn overwinning. Xantus zei tot de verzamelde goegemeente: “Mijne heren, ik heb oprecht gewed dat ik de hele zee zou kunnen leeg drinken, maar ik heb er niet bij gezegd dat ik ook het water van de rivieren, die op zee uitkomen, ook zou kunnen leeg drinken. Daarom vind ik dat diegene die met mij de weddenschap is aangegaan, eerst ervoor moet zorgen dat de loop van de rivieren verandert in tegengestelde richting. En dan pas kan ik waarmaken waarover ik heb opgeschept. Iedereen stond verbluft over deze ingenieuze vondst, die Xantus had gevonden om eervol onder de kwalijke weddenschap uit te komen. De leerling erkende dat hij was verslagen, en vroeg zijn leermeester om vergiffenis. Xantus werd de hele weg bij zijn tergkeer naar huis toegejuicht.


Als tegenprestatie vroeg Aesopus zijn vrijheid. Die weigerde Xantus hem en zei dat de tijd om hem vrij te laten nog niet was aangebroken. Als de goden hem daartoe opdracht zouden geven, zou hij daarin toestemmen. Of de goden dat deden, zou zijn op te maken uit de voortekenen. Aesopus moest bij zijn vertrek uit Xantus onderkomen letten op het eerste voorteken dat zich voordeed. Geluk, bijvoorbeeld,
zou voor hem betekenen, als twee kraaien in zijn gezichtsveld zouden opdoemen: aan hem zou in dat geval de vrijheid worden geschonken. Als het maar één kraai was, zou hij slaaf blijven. Meteen vertrok Aesopus naar buiten. Zijn baas was een beetje buiten de bewoonde wereld gehuisvest, en blijkbaar stonden er in de omgeving veel hoge bomen. Onze Frygiër was nog maar nauwelijks buiten, of hij zag twee kraaien neerstrijken in de hoogste boom. Hij ging zijn baas hiervan verwittigen. Die wilde zelf vaststellen of dat ook zo was. Toen Xantus ter plekke kwam, vloog één van de twee kraaien weg. “Jij bedriegt me steeds weer?” zei hij Aesopus. En gaf opdracht hem af te ranselen. Het bevel werd meteen uitgevoerd. Tijdens het martelen van Aesopus, kwam men Xantus uitnodigen voor een etentje. Hij beloofde te komen. “Helaas,” jammerde Aesopus, “de voortekenen liegen. Ik heb twee kraaien gezien, een teken van geluk,  en word gemarteld. En mijn baas die er maar één heeft gezien, -- een teken van ongeluk – wordt voor een bruiloft (1) uitgenodigd!” Deze uitspraak beviel Xantus zozeer dat hij beval op te houden met hem te geselen. Maar wat de vrijheid betreft: hij kon er niet toe besluiten hem die te verlenen, ook al beloofde hij het te doen bij verschillende gelegenheden.


Op een dag wandelden ze beiden tussen oude monumenten. Ze hadden er veel plezier in om de opschriften die erop stonden te bestuderen. Xantus zag er eentje die hij maar niet kon begrijpen, hoewel hij er lang bij stil stond om een verklaring te vinden. Zij was gecomponeerd uit de eerste letters van bepaalde woorden. De filosoof gaf ruiterlijk toe dat dit zijn pet te boven ging. “Als ik erin slaag om u met deze letters een schat te laten vinden,” vroeg Aesopus, “wat voor beloning krijg ik dan?” Xantus beloofde hem zijn vrijheid en de helft van de schat. “Zij betekenen,” zei daarop Aesopus, “dat er op vier stappen vanaf deze zuil hier er eentje te vinden is.” En inderdaad vonden zij een schat na een ondiep gat in de grond te hebben gegraven. De filosoof werd erop gewezen woord te houden. Maar zoals altijd deinsde hij daarvoor terug. “De goden weerhouden mij ervan je je vrijheid te geven,” zei hij tegen Aesopus, “want jij had mij van tevoren de betekenis van de letters moeten uitleggen, dan had ik een andere schat gevonden, die veel kostbaarder is dan die welke wij nu hebben gevonden. “Wat hier staat geschreven,” ging Aesopus verder met zijn uitleg, “vormt de eerste letters van de zin,  αποθας βηρατα etc (2) , wat betekent:  Verstop hier in een gat etc. En de hele zin luidt dan: ‘Als je vier passen terug doet en je graaft daar een gat, dan zult je een schat vinden.’ ”  “Ik zou er niet goed aan doen om me te ontdoen van een scherpe geest als jij. Verwacht dus niet van mij dat ik je je vrijheid schenk.” Dat was de druppel die de emmer deed overstromen bij Aesopus. Hij gaf als antwoord: “Ik ga je aangeven bij koning Denys. (3) Want de schat hoort hem toe, en deze letters vormen andere woorden, die precies dat betekenen. De filosoof was geschrokken van deze uitleg en zei de Frygiër, dat hij hem zijn aandeel zilver zou geven, als hij zijn mond zou houden. Daarop verklaarde Aesopus hem dat hij hem op geen enkele manier verplicht was tot wat dan ook. Als de letters op een andere manier werden gekozen, was er zelfs nog een derde betekenis uit op te maken: “Bij vertrek van deze plaats, zul je de schat die je zonet hebt gevonden, met elkaar delen.” Zodra ze thuis kwamen, liet Xantus de Frygiër opsluiten. En hij kreeg voetkluisters aan. Dit alles uit angst dat Aesopus hun avontuur openbaar zou maken. “Helaas,” jammerde Aesopus, “gaan filosofen zó om met hun beloftes? Doe wat je wilt, je zult me toch uiteindelijk mijn vrijheid moeten geven!”


Zijn voorspelling kwam uit. Er gebeurde iets wonderlijks, waardoor de bewoners van Samos het flink te verduren kregen. Een adelaar vloog weg met een ring, die blijkbaar in gebruik was bij openbare vergaderingen. Die ring liet hij op een slaaf vallen, die Xantus en Aesopus kenden. De filosoof werd hierover geraadpleegd, zowel omdat hij een  filosoof was als omdat hij een van meest vooraanstaande mensen van de republiek was. Hij vroeg tijd om te overleggen met zijn publieke orakel, Aesopus. Deze stelde voor om het hem zelf in de openbaarheid te laten uit leggen. Hij zei: “Als het goed zou uitpakken, dan zou altijd de eer aan de meester toevallen, en zo niet, dan kon de schande altijd de slaaf in de schoenen worden geschoven.” Xantus stemde daarmee in, en liet hem het spreekgestoelte beklimmen.
Zodra men hem zag (4) (!), barstte iedereen in lachen uit. Niemand kon zich voorstellen dat zo iemand ook maar iets redelijks te berde zou kunnen brengen. Aesopus zei hun dat men niet naar de vorm, maar naar de inhoud, de heerlijke drank, de vaas moest beoordelen. De bewoners van Samos schreeuwden hem toe om onbevreesd te zeggen wat deze wonderlijke gebeurtenis betekende. Aesopus excuseerde zich, omdat hij dat niet durfde te doen. “Het lot wilde,” verklaarde hij, “dat er een duel om de eer tussen meester en slaaf aan de gang was. Als hij, de slaaf, het niet goed vertelde, zou hij slaag krijgen; vertelde hij het beter dan zijn meester het kon, dan werd hij ook afgeranseld.” Meteen drong men er bij Xantus op aan Aesopus vrij te laten. De filosoof aarzelde lange tijd. De provoost van de stad dreigde hem uit zijn ambt te zetten, op grond van de macht die hij als magistraat bezat. De filosoof werd tot overgave gedwongen. Toen Aesopus in vrijheid was gesteld, zei Aesopus de bewoners van Samos, dat de betekenis van het wonderlijke voorval was dat zij tot slaaf zouden worden gemaakt. En dat de adelaar die weg vloog met de ring, niets anders betekende dan dat een machtige koning hen wilde onderwerpen.


Enige tijd later liet Croesus, Koning der Lydiërs,  de bewoners van Samos weten dat zij hem belastingen moesten gaan betalen. Daartoe stuurde hij een afgezant. Als ze daar niet toe bereid waren, zou hij hen ertoe dwingen met de wapenen. Het merendeel van de bewoners was het er over eens dat men hem moest gehoorzamen. Aesopus zei hun dat er twee wegen open stonden voor de mensen op Samos. De ene weg, de vrijheid, was ruw en doornig aan het begin, maar later heel aangenaam. De andere weg was die van de slavernij, waarvan het begin gemakkelijker was, maar het vervolg moeilijk. Het was voor de bewoners van Samos verstandiger om hun vrijheid te verdedigen. Zij stuurden de ambassadeur (bode) van Croesus zonder genoegdoening terug.


Croesus bracht zijn leger in staat van paraatheid om ze aan te vallen. De ambassadeur zei Croesus, dat zolang ze konden beschikken over Aesopus, het veel moeite zou kosten om ze naar zijn wil te schikken. Zij hadden veel vertrouwen in het gezonde verstand van hem. Croesus stuurde hem erop uit om Aesopus aan hem over te leveren, onder de belofte dat hij hun vrijheid zou respecteren. De stadshoofden vonden dat deze voorwaarden in hun voordeel uitvielen. Zij dachten dat het feit dat zij met rust gelaten zouden worden hun niet te duur kwam te staan, wanneer zij dit afkochten ten koste van Aesopus. De Frygiër slaagde erin hen van
mening te doen veranderen. Hij vertelde hun een fabel over wolven en schapen. De wolven en de schapen hadden vrede gesloten, op voorwaarde dat zij de herdershonden als gijzelaar afstonden aan de wolven. Toen zij geen verdedigers meer hadden, wurgden de wolven hen met minder inspanning dan ooit tevoren. De fabel had zijn effect: de bewoners van Samos namen een standpunt in helemaal tegenovergesteld aan wat zij daarvoor hadden gevonden. Aesopus bood aan toch naar Croesus te gaan, en zei hun dat hij hun beter van nut was dichtbij de koning dan wanneer hij op Samos bleef.


Toen Croesus hem zag, verbaasde het hem dat een zo’n nietig schepsel hem zo in de weg had kunnen zitten. “Tjonge, jonge, jij bent het dus die het waagt zich tegen mijn wil te verzetten,” schreeuwde hij hem toe. Aesopus wierp zich aan zijn voeten. En verhaalde: “Er was eens een man die sprinkhanen ving. Bij toeval kreeg hij een cicade te pakken. Die wilde hij doden net zoals hij met de sprinkhanen had gedaan. ‘Wat heb ik jou misdaan?’ vroeg de cicade aan de man, ‘ik knaag niet aan jouw graan, ik breng je op geen enkele manier schade toe. Het enige wat ik heb is mijn stem, waarvan ik me in alle onschuld bedien. Grote koning, ik ben als die cicade. Ik heb alleen mijn stem, en ik ben er helemaal niet op uit u te beledigen.” Croesus, geroerd door bewondering en medelijden, vergaf hem niet alleen, maar liet uit consideratie de bewoners van Samos met rust.
 

zaterdag 15 april 2023

 Het leven van Aesopus: deel 3, De Natuur (en Spinoza).

 

Ik zal een heleboel kleine voorvallen terzijde laten, waaruit de levendigheid van geest van Aesopus blijkt. Want, hoewel men op grond daarvan over zijn karakter kan oordelen, zijn deze voorvallen van te weinig belang om hiermee het nageslacht lastig te vallen.  Hier wil ik alleen een paar voorbeelden geven van zijn gezonde (boeren) verstand en het onverstand (ignorance) van zijn meester (1) .


Zijn baas ging naar een tuinder om zichzelf sla-kruiden en -groentes uit te zoeken. Toen hij de ingrediënten voor de salade (2) had uitgezocht, vroeg de tuinder hem om advies in een netelige kwestie, die zowel de filosofie als de tuinderij aanging: de kruiden, die hij plantte en kweekte met veel zorg, hadden daar helemaal geen profijt van. In tegendeel het onkruid van de grond zoals de natuur (terre) die deed groeien, leek altijd zijn werk te overwoekeren. Xantus, onze filosoof en baas van Aesopus, bracht dat in verband met de Voorzienigheid (Inleiding), zoals men nu eenmaal doet als men ergens vanaf wil zijn. Aesopus schoot in de lach. Hij nam zijn baas terzijde, om de tuinder als antwoord te geven dat hij dit zomaar in het algemeen had gezegd, omdat het echte antwoord hem in verlegenheid bracht (3). De tuinder zou antwoord krijgen van de jongen (garςon), Aesopus. Omdat Xantus hierover niet wilde spreken, ging hij elders in de tuin wandelen. Het antwoord van Aesopus zou hem zeker bevallen.


Aesopus vergeleek de natuur (terre) met een vrouw, die kinderen had bij twee mannen. Zij trouwde met een tweede man die kinderen had bij een andere vrouw. De vrouw vatte een afkeer op tegen de kinderen van de tweede man. Zij gaf ze minder te eten ten voordele van haar eigen kinderen. Zo is het ook gesteld met de natuur en de grond waarop de eigen kruiden gedijden en de gecultiveerde kruiden moeite hadden zich te handhaven. De aarde accepteerde maar met moeite de gekweekte producten. Alle tederheid en al haar weldaden waren voorbehouden aan haar eigen kinderen: zij was de stiefmoeder voor de enen en moeder voor de anderen. De tuinder was zo tevreden met deze uiteenzetting, dat hij aan Aesopus alles in zijn tuin aanbood.


Een tijdje later deed zich een diepgaand meningsverschil voor tussen de filosoof en zijn vrouw. Toen de filosoof op een feest was, hield hij een paar traktaties apart voor zijn vrouw. Hij zei tegen Aesopus: “Breng deze lekkernijen naar mijn allerliefste vriendin.” Aesopus gaf ze aan een kleine hondje, een teefje dat de levensvreugde van zijn meester was. Xantus, terug thuis, vroeg natuurlijk aan zijn vrouw hoe het cadeau was gevallen en of zij ervan had genoten. Zijn vrouw snapte er niets van. Daarop liet men Aesopus halen om de zaak op te helderen. Xantus zocht alleen maar een voorwendsel om hem er eens flink van langs te geven. Hij vroeg Aesopus of hij hem niet uitdrukkelijk had gevraagd: Breng, vergezeld door mijn complimenten, deze lekkernijen naar mijn allerliefste vriendin. Aesopus antwoordde dat die lieve vriendin niet zijn vrouw was, die om het minste geringste met een scheiding dreigde; het was zijn hondje (4), die alles van hem verdroeg, en die nadat hij haar had geslagen, bij hem terugkwam om zich door hem te laten aaien. De filosoof stond paf, maar bij zijn vrouw sloegen alle knoppen door en zij keerde zich helemaal van hem af. Er was in de omgeving van Xantus geen familielid, kennis of vriend, die erin slaagde om haar om te praten. Er waren geen argumenten sterk genoeg, geen smeekbeden dringend genoeg om haar voor zich te winnen.


Aesopus gooide het over een andere boeg. Hij kocht flink wat wild in om te slachten alsof er een grootse bruiloft te vieren was. En hij legde het erop aan dat hij een van de dienstmeisjes van de bazin (maîtresse) ontmoette. Deze kon haar nieuwsgierigheid niet bedwingen en vroeg: “Waarvoor al die toebereidselen?” Aesopus zei dat zijn baas, nu hij er niet in slaagde om zijn vrouw naar huis terug te halen, ging trouwen met een andere vrouw. Meteen toen de bazin dit nieuwtje had gehoord, keerde zij terug naar haar echtgenoot, alleen maar uit weerspannigheid of jaloezie.


Ook met Aesopus kwam ze weer goed.  Iedere dag wist hij de aandacht te trekken van zijn baas. En alle dagen wist hij een pak slaag te ontlopen door een subtiel handigheidje. Het lukte Xantus maar niet om Aesopus in verwarring te brengen.


Op een zekere marktdag was Xantus van plan om enige vrienden te trakteren op een heerlijk maal. Hij beval Aesopus om het beste van het beste te kopen. “Ik zal je leren,” zei de Frygiër tot zichzelf, “om meer specifiek te zijn in wat je wilt hebben, zonder je achter de brede rug van je slaaf te kunnen verschuilen!” Hij kocht daarom alleen maar tongen (5), die marineerde hij in verschillende sauzen voor: het voorgerecht, de tweede gang, het toetje, alles werd klaar gemaakt met tongen. De gasten prezen in eerste instantie zijn maaltijdkeuze. Uiteindelijk gingen ze ervan over de nek. “Heb ik je niet gevraagd om het beste van het beste te kopen?” vroeg Xantus. “Wat is er nou beter dan de tong?” antwoordde Aesopus. “Die is de basis  van een geciviliseerde samenleving, de sleutel van de wetenschap, het orgaan van waarheid en rede: met de tong bouwt en bestuurt men steden. Men geeft erin les, overtuigt, vergadert, en bidt ermee om aan de eerste van alle plichten te voldoen: het loven van de goden. “ “Nou, alles goed en wel,” zei daarop Xantus die hem dacht in de val te kunnen lokken, ”koop mij morgen dan het slechtste van het slechtste: morgen komen dezelfde gasten weer bij mij. Ik wil een beetje afwisseling.”


De volgende dag diende Aesopus dezelfde maaltijd op als de dag tevoren. Hij verklaarde zijn keuze dit keer als volgt: “De tong is het slechtste ding ter wereld: ze is de moeder van alle ruzies, de voedster van alle rechtszaken, de bron van onenigheid en oorlog. Als je zegt dat het het orgaan is waarmee waarheid wordt gesproken, hét is ook het orgaan van de misverstanden en wat erger is, van de laster. Steden worden erdoor verwoest, je wordt erdoor tot slechte dingen verleid. Als van de ene kant de tong de goden prijst, vervloekt de andere tong de goddelijke macht: men spreekt met twee tongen!” Iemand in het gezelschap van Xantus, merkte op dat deze slaaf van groot belang was voor Xantus. Want hij wist beter dan wie ook het geduld van een filosoof op de proef te stellen. “Waarom zou je je druk maken?” stemde Aesopus hiermee in.  “Zozo,” riep Xantus, “vind mij dan maar eens zo’n man die zich om niets druk maakt!”


Aesopus ging de volgende dag naar stadsplein. Daar zag hij een boer die alles afstandelijk en onverschillig stond te bekijken, als een standbeeld. Aesopus nam de boer mee naar het onderkomen van zijn baas. “Kijk,” zei hij, “dit is zo’n  zorgeloos man zoals je mij gevraagd had te vinden, die zich nergens druk om maakt.” Xantus beval zijn vrouw om water warm te maken, om het water in een schaal te doen, en vervolgens dat zij zelf de voeten van zijn nieuwe gast waste. (6) De boer liet haar begaan, hoewel hij er zich scherp van bewust was dat hij deze behandeling niet verdiende. Maar hij zei tot zichzelf: “Misschien is het hier gewoonte om dit zo te doen?” Men liet hem hoog op een zetel zitten. Hij nam plaats zonder omwegen. Tijdens de maaltijd, deed Xantus niets anders dan op zijn kok afgeven. Niets vond hij lekker. Dat was te zoet, dat weer te zout. Maar ook dat wat heel zout was, vond hij te zoet, en wat veel te zoet was, daarvan zei hij dat het te zout was!  De zorgeloze man liet hem begaan, en genoot van het eten in alle vezels van zijn lijf. Bij het toetje kreeg men een gebak voorgezet dat de vrouw van de filosoof zelf had klaargemaakt. Xantus vond het niet lekker, hoewel het gebak heerlijk was. “Kijk,” zei hij, “dat is nu eens een lekkernij waar ik de meeste hekel aan heb van alles dat ik ooit heb gegeten. De kokkin zou je op de brandstapel moeten zetten, want zij zal in haar leven nooit iets doen dat de moeite waard is. Haal hout voor de brandstapel! “Wacht nog even daarmee,” zei de boer, “dan ga ik mijn vrouw ook halen. Zó hebben we maar een brandstapel nodig voor twee.” Dit zette de filosoof op zijn plaats en ontnam hem alle hoop ooit nog eens de Frygiër op een fout te betrappen.


Niet alleen met zijn baas maakte Aesopus grappen en gewiekste opmerkingen. Xantus had hem ergens naartoe gestuurd. Onderweg ontmoette hij op een bepaalde plek een magistraat (7), die hem vroeg waar hij naartoe ging. Misschien was het omdat Aesopus een beetje afwezig was, of om een andere reden, in ieder geval gaf hij als antwoord: “Dat weet ik niet.” De magistraat nam dit op als een belediging aan zijn persoon: het was respectloos. Hij liet Aesopus gevangen nemen. Toen de gevangenisbewaarders (huissier, eig. deurwaarder) hem naar het gevang brachten, merkte hij op: “Zien jullie dan niet hoezeer ik gelijk heb? Was mijn antwoord niet helemaal terecht? Hoe kon ik weten dat men dit met mij zou doen, wat ze doen?” De magistraat liet hem vrij, en vond dat Xantus zich gelukkig mocht heten met zo’n slimme slaaf.

donderdag 16 maart 2023

 Het leven van Aesopus: het uiterlijk (Deel 2).

Dit wonder maakte dat hij van baas veranderde.  Hij had te maken met een zekere Zénas. Die was er in de hoedanigheid van econoom en om op de slaven te letten (1). Deze man had hem uitzonderlijk hard geslagen voor een fout, die hem niet was aan te rekenen. Aesopus kon zich er niet van weerhouden om wraak op hem te nemen. En dreigde ermee zijn slechte gedrag algemeen bekend te maken. Zénas, om hem te waarschuwen en zich op zijn beurt op Aesopus te wreken, ging zijn meester zeggen dat er bij hem thuis een wonder zich had voltrokken: de Frygiër kon weer praten! Maar de deugniet bediende zich er alleen van om te vloeken en kwaad te spreken over hun baas. De baas geloofde hem en nam maatregelen: hij schonk hem Aesopus en hij mocht met hem doen wat hij maar wilde. Toen Zénas weer terug was in het veld, kwam er een handelaar naar hem toe met de vraag of hij hem voor geld een of ander lastdier kon verschaffen. “Nee, dat niet,” zei Zénas, “dat mag ik niet zomaar doen. Maar ik verkoop je, als je wilt, een van onze slaven.” Om het woord bij de daad te voegen liet hij Aesopus komen, waarop de handelaar zei: “Je houdt me voor de gek, wil je me echt dit te koop aanbieden? Je zou denken dat het een waterzak is!” Meteen nadat de handelaar dit had gezegd, keerde hij zich om en liep weg in zichzelf mompelend en lachend om wat hij had gezien.  Aesopus riep hem bij zich en zei: “Breng de moed op mij toch te kopen, want ik zal je tot nut kunnen zijn! Als je kinderen hebt, die de hele dag te keer gaan en ondeugend, zal mijn aanblik ze wel tot zwijgen brengen. Je kunt ze met mij dreigen alsof ik een allesverslindend monster ben.” (2)  Deze zelfspot beviel de handelaar. Hij kocht onze Frygiër alsnog voor 3 obolen, en zei lachend: “De goden zijn geprezen! Ik heb dan wel geen grote aankoop gedaan, maar ik heb ook niet veel geld over de balk gegooid.”


Behalve levensmiddelen handelde deze handelaar ook in slaven. Toen zij naar Ephese gingen voor handel, moest ieder van de slaven, die verhandeld zou worden,  de handelswaar dragen om gemakkelijker te reizen, ieder naar eigen vermogen en fysieke sterkte. Aesopus vroeg om clementie gezien zijn gestalte. Bovendien was hij nieuw, en daarom moest men hem met consideratie behandelen. “Jij hoeft niets te dragen, als je dat wil,” antwoordden hem zijn kameraden. Dat was Aesopus eer te na en hij wilde dat men hem belastte net als de anderen. Daarop lieten ze hem kiezen. Hij koos de mand met eten voor onder weg. Dat was de grootste te dragen last. Iedereen dacht dat hij daarvoor gekozen had, omdat hij dom was. Maar nadat ze hadden gegeten, zat er steeds minder in de mand mondvoorraad. En de Frygiër had des te minder te dragen. ’s Avonds was het hetzelfde liedje, en zo maar door de volgende dag. Zó was er na twee dagen nog maar weinig te dragen en na een paar dagen had hij zelfs niets meer te dragen. Het gezonde verstand en de logica van Aesopus werden al spoedig bewonderd.


De koopman ontdeed zich van al zijn slaven, die hij te koop aanbood op Samos, behalve een taalkundige, een zanger en Aesopus.  Vóór ze op de markt aan te bieden, liet hij de twee eersten zich zo mooi mogelijk aankleden. Aesopus daarentegen kreeg alleen maar een juten zak aangetrokken, en werd tussen de beide anderen gezet om hen meer te laten opvallen. Er kwamen een paar kopers en onder hen bevond zich een filosoof van naam Xanthus. Die vroeg aan de taalkundige en aan de zanger wat zij voor vaardigheden bezaten. “We kunnen alles,” zeiden ze (3). Daarover moest de Frygiër lachen. Men kan zich voorstellen hoe. Planudes zegt in zijn verslag dat het weinig scheelde of men was op de vlucht geslagen,  zo verschrikkelijk was zijn bekkentrekken. De koopman vroeg voor zijn zanger 1000 obolen, voor zijn taalkundige 3000. En als men een van de twee wilde kopen, dan moest je Aesopus als bonus er gratis bij nemen. De hoogte van de prijs voor de taalkundige en de zanger stond Xantus tegen. Maar, om niet naar huis terug te keren met lege handen, raadden zijn leerlingen hem aan om dat beetje mens te kopen dat met zijn oprechte lach hen had doen schrikken: je zou hem zo voor een vogelverschrikker kunnen houden. Met zijn gedrag vermaakte hij de mensen. Xantus liet zich overtuigen en kocht Aesopus voor zestig obolen. Hij vroeg hem, voordat hij hem had gekocht, waarvoor hij geschikt was, zoals hij dat ook aan de anderen had gedaan. Aesopus antwoordde: “Voor niks, omdat de beide anderen alles al naar zich toe hadden getrokken.” De markttoezichters waren zo vrijmoedig om te doen alsof hij geen knip voor de neus waard was, en lieten hem voor niets vertrekken (4).


Xantus had een vrouw met een nogal verfijnde smaak. Allerlei mensen vielen bij haar in ongenade. Dit was zo sterk dat Xantus geen schijn van kans maakte Aesopus, zijn nieuwe slaaf, aan haar voor te stellen zonder haar woedend te maken en haar het gevoel te geven dat hij haar voor de gek hield. Hij oordeelde het beter om hem te presenteren als een speeltje (5). Hij liet thuis weten dat hij net een jonge slaaf gekocht had, die de mooiste en meest volmaakte verschijning ter wereld was. Bij het horen van dit nieuwtje gingen de meisjes, die zijn vrouw bedienden, met elkaar op de vuist om hem voor zich te winnen. Maar ze waren heel erg verbaasd toen zij de figuur uiteindelijk zagen. De een sloeg zich de hand voor de ogen, de andere sloeg op de vlucht, weer een andere slaakte een kreet. De huisbazin (6) zei dat men haar dit monster had gestuurd om haar weg te jagen. De filosoof had allang genoeg van haar. Het ene woord haalde het andere uit, de ruzie liep zo hoog op dat ze om haar bullen vroeg om naar haar ouders terug te keren. Xantus schikte zich uiteindelijk geduldig en Aesopus droeg door zijn geestigheid er ook toe bij dat Xantus en de vrouw uiteindelijk de strijdbijl erbij neerlegden. Men sprak niet meer van weggaan en misschien droeg de vrede ertoe bij dat tenslotte de lelijkheid van de nieuwe slaaf niet meer werd opgemerkt (Inleiding)

vrijdag 17 februari 2023

De beesten

De Beesten


Op mijn andere website staan verhalen van mij en van anderen. Ze kunnen als een kroniek van de tijd worden gelezen. Tenminste, dat is de bedoeling.

Ik merkte onlangs dat een serie korte verhaaltjes nog niet hierop voorkwamen. Dat heb ik nu veranderd en zijn de verhaaltjes, gezamenlijk De Beesten geheten, daar nu wel te vinden. 

Drie verhalen van afscheid. Ze staan voor veel meer: ze staan voor een afscheid van een economie en maatschappij zoals we die nooit meer zullen kennen. Net als er vlak na de Eerste Wereldoorlog zich een kentering heeft voorgedaan, waardoor oude maatschappelijke verhoudingen definitief anders kwamen te liggen, vindt er ook zo'n verandering plaats na de Tweede Wereldoorlog: de schaalvergroting. De kentering van voor de Eerste Wereldoorlog is prachtig beschreven in alle toonaarden door Thomas Mann; de veranderingen na de Tweede Wereldoorlog hebben zo'n schrijver nog niet gevonden. Dat hangt samen met dat ook het schrijverschap een gooi naar de massaliteit deed zoals zich dat heeft voorgedaan in het boerenbedrijf, de industrie, het onderwijs en de zorg etc. 


U kunt naar de website gaan, zoals hierboven staat gelinkt, maar u kunt ook verhalen rechtstreeks oproepen, door op de link onder De Beesten te klikken.


zaterdag 11 februari 2023

 Het leven van Aesopus, de Frygiër:  Deel 1, het wonder. 

Lees in het commentaar het waarom van deze levensbeschrijving. 


Wij weten niets met zekerheid over de geboorte van Homerus of Aesopus. We weten zelfs nauwelijks iets over wat hun aan opmerkelijks is overkomen. Daar kun je je over verwonderen, gezien het feit dat de geschiedschrijving veel minder aangenamere en minder noodzakelijke dingen in herinnering weet te brengen dan wat Aesopus of Homerus is overkomen. Zovele verwoesters van staten, en prinsen zonder enige verdienste hebben mensen gevonden, die hen ons hebben leren kennen tot in de kleinste details van hun leven. En van mensen als Homerus en Aesopus, van die weten wij zo goed als niets. En dat zijn toch twee figuren die een stempel hebben weten te drukken op de tijd na hun geboorte. Want Homerus is niet alleen de vader van de goden, hij is ook de vader van alle goede dichters na hem.  Wat Aesopus betreft, ik vind dat hij in de hoogste rangen dient te worden opgenomen, omdat hij één van die wijzen is, waarop de Grieken altijd trots zijn geweest, ze te hebben voortgebracht: hij onderwees de ware wijsheid, en hij onderwees die met zoveel meer vaardigheid dan die ons opschepen met definities en regeltjes.


Er is wel wat overgeleverd over het leven van deze twee mannen; maar het grootste gedeelte daarvan houden wetenschappers voor verzonnen, van alle twee wel te verstaan. Vooral wat Planudes over hen heeft geschreven, lijkt niet te kloppen. Wat mij aangaat, ik wil mij niet aan die discussie wagen. Ook al leefde Planudes in een eeuw waarin de herinnering aan het leven van Aesopus nog niet helemaal was verbleekt, denk ik dat hij door overlevering over hem heeft kunnen vertellen, wat hij heeft vastgelegd. In dit geloof in de overlevering ben ik hem gevolgd, zonder terughoudendheid in wat hij over Aesopus te melden heeft, ook al lijkt het me te kinderlijk toe of, dat het wel erg afwijkt van wat je met je gezonde verstand ervan zou vinden.


Aesopus was een Frygiër, afkomstig uit een dorp Amorium  geheten. Hij werd geboren omstreeks de 27-ste Olympiade, zo’n 200 jaar voor de stichting van Rome. Het is moeilijk uit te maken of hij ervoor dankbaar moet zijn dat hij geboren is of dat hij zich daarover zou kunnen beklagen. Want hoewel hij over een schitterend verstand kon beschikken, was hij lichamelijk zo misvormd en behept met een lelijk uiterlijk, dat je moeite zou hebben in hem een mens te herkennen, ook omdat hij zich praktisch niet mondeling kon uiten. Met zulke gebreken is het niet verwonderlijk dat hij tot slaaf werd gedegradeerd, zelfs als hij van geboorte af niet de status van slaaf (1) had. Hoe dan ook, hij slaagde erin een vrijdenker te zijn, los van wat het lot voor hem in petto had.


Zijn eerste baas stuurde hem erop uit om het land te ploegen. Hetzij, omdat hij hem niet in staat achtte iets anders te doen, hetzij om te voorkomen dat iemand, die zo lelijk was, in het zicht van zijn bezoekers zich zou vertonen (2). Welnu, op een dag gebeurde het dat, toen zijn baas zich ophield in zijn plattelandsonderkomen, een boer hem vijgen aanbood. Hij vond ze erg lekker en voelde door er zachtjes in te knijpen of ze allemaal van dezelfde kwaliteit waren. Daarop gaf hij bevel aan de beheerder van de wijnkelder, de sommelier, om ze hem te brengen zo gauw hij uit bad kwam. De naam van die sommelier was Agathopus (vert. “iemand die het goede doet” WtM).  Toevallig hield ook Aesopus zich in deze villa (3) op. Zodra Agathopus de villa betrad, maakte hij gebruik van de gelegenheid om samen met zijn kameraden de vijgen op te eten. Daarna gaven ze de schuld hiervan aan
Aesopus. Ze dachten dat hij nooit in staat zou zijn om zich vrij te pleiten, omdat hij stotterde en wel gek leek. De straffen, die men vroeger op slaven toepaste, waren heel erg wreed. En deze misstap was iemand heel erg te verwijten. De arme Aesopus wierp zich aan de voeten van zijn baas en schreeuwend smeekte hij hem om in godsnaam zijn bestraffing eventjes op te schorten. Dit verzoek werd ingewilligd. Aesopus liet lauw water halen, dronk het op in aanwezigheid van zijn heer, stak zijn vingers in zijn mond, en braakte alleen maar dit water uit, niets anders. Toen hij zich zo had vrijgepleit, gaf hij opdracht om de anderen hetzelfde te laten doen. Iedereen stond perplex: niemand had gedacht dat Aesopus in staat was zo’n slimme oplossing te verzinnen. Agathopus en zijn kameraden waren nog niet helemaal uit het veld geslagen. Zij dronken net als de Frygiër lauw water, stopten hun vingers in de mond, maar waakten er wel voor om de vingers niet te diep in de keel te steken. Er kwam dan wel geen water uit hun mond, maar wel wat rauwe vijgen en ander roodachtig braaksel. Het was duidelijk dat zij de vijgen hadden opgegeten en niet Aesopus! Zo wist Aesopus te bereiken dat de mensen die hem hadden beschuldigd dubbel werden bestraft, voor hun gulzigheid en hun kwaadaardigheid.


De volgende dag, toen de baas was vertrokken en de Frygiër weer zijn gewone werk was gaan doen, passeerden er een paar verdwaalde reizigers (sommigen zeggen dat het priesters van Diana waren  (4) die hem de weg vroegen in naam van Jupiter hospitalis (vert. “Jupiter van de Gastvrijheid”, WtM) naar de dichtstbijzijnde stad. Aesopus drong er allereerst op aan dat zij uitrusten in de schaduw. Daarna bood hij ze een hapje te eten aan en dat hij wel hun gids wilde zijn om ze naar de stad te brengen. Hij ging pas bij ze weg toen hij hen weer op het juiste weg had gebracht. De beste mensen hieven hun handen ten hemel, en smeekten Jupiter om deze charitatieve daad niet zonder beloning te laten zijn. Nauwelijks had Aesopus ze verlaten of de warmte en vermoeidheid dwongen hem om te gaan slapen. In zijn slaap verbeeldde hij zich dat Fortuna recht voor hem stond, dat ze hem zijn tong los maakte en tegelijker tijd hem met dat talent begiftigde waardoor hij de auteur
werd van de verhalen die aan hem zijn toegeschreven. Verheugd door dit avontuur, stond hij met een sprongetje op en verwonderd vroeg hij zich af: wat mag dat wel geweest zijn? Mijn stem heeft zich kunnen bevrijden. Ik kan nu alles zeggen: hark, ploeg, alles dat ik maar wil zeggen. Dit wonder was oorzaak dat hij van baas veranderde.

vrijdag 13 januari 2023

  

 

Asperger.


“Het romantisme der heiligheid zou men gelijkwaardig naast het romantisme der ridderschap kunnen stellen, ermee bedoelende: de behoefte, om zekere ideale verbeeldingen van een bepaalde levensvorm in een mens verwezenlijkt te zien of te scheppen in litteratuur. Het is opmerkelijk, dat dit romantisme der heiligheid zich te allen tijde veel meer vermeit in de fantastisch prikkelende uitersten van nederigheid en onthouding, dan in de grote daden ter verheffing van godsdienstige cultuur.” Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen, pag. 181.

Deze passage zette me aan het denken over wat ik nu zoal te weten ben gekomen over de hoofdfiguur in de Klassieke Humor:  Nasreddin, Jeha (en het commentaar), Tijl Uilenspiegel  etc. We komen hem tegen als (nederige) wiskundige in de verhaaltjes rond Thales van Milete. We leren hem als de verteller kennen in de sprookjes van Aesopus. In de nuchtere filosofie heeft de hoofdpersoon trekken van Socrates en de Cynici. In het theater leren we hem beter kennen door Aristofanes, Plautus, Molière, Carlo Goldoni, Hooft en Bredero, allen schrijvers die ook voor het volk wensten te schrijven. In de elitaire literatuur verschijnt hij bij Boccaccio, Rabelais en Geoffrey Chaucer in geschrift en later als verfilming van de Canterbury Tales. In onze tijd komt hij voor bij Cortázar  ( zie ook dit blog); en bij Passolini. In de psychologie heeft hij te maken met Freud en Jung . Vooral in de mystieke theologie speelt hij een rol als Soefi (lees ook het begeleidende verhaal), als dwarsdenker en vernieuwer.


Het beeld dat mij voor ogen komt, is dat van iemand met het syndroom van Asperger, vooral doordat de gebeurtenissen keurig aaneengeregen kunnen worden en er allerlei situaties ontstaan, waaruit de “heilige” Asperger zich dient te redden uit zeer benarde omstandigheden. Het citaat van Huizinga lijkt op onze hoofdpersoon te kunnen slaan. Er lijkt sprake van een soort romantiek om aan de werkelijkheid te willen ontsnappen. En dat kan alleen nog maar in woord: de werkelijkheid zelf verzet zich als een muur tegen het erop losgelaten spervuur van de fantasie.  Of zoals Huizinga het zegt (pag.201): de uitingen van de hoofdpersoon zijn een “ultra-concrete geloofsverbeelding.” Als ooit verhalen het tekort, aanwezig in deze wereld,  hebben proberen te verwoorden, dan zijn het deze humoristische verhaaltjes. En misschien is dat ook de reden, waardoor reizigers in vreemde landen deze verhaaltjes lezen, want zijn reizigers in die landen niet vaak exponenten van het syndroom van Asperger?


Als ik naar de in het verleden behaalde resultaten kijk, zou hieruit een bevestiging moeten blijken, van mijn bewering. Ik noem alleen enkele verhaaltjes met een hoge score tussen de 500 en 1500 hits. Vier blogs springen er dan uit: 1. De geboorte van de reus Gargantua van Rabelais (1059 hits) en De vrolijke thuiskomst van Plautus (1482 hits) . Op deze twee blogs is het stempel “Asperger” zeker van toepassing!  2. Iets minder gelezen, maar voor een verhaaltje in het Nederlands toch nog steeds behoorlijk vaak: De eerste detective van Molière (848 hits)  en Is dit grappig van Flaubert (661 hits) . Opvallend is dat de meest oorspronkelijke versies met Nasreddin, Jeha, of Tijl in de hoofdrol in dit rijtje niet voorkomen. Pas in bewerkte teksten komt deze voorkeur tevoorschijn. Je zou kunnen concluderen: op het moment dat de individuele psychologie zijn intrede doet op het toneel of in de roman, treden de Asperger symptomen aan de dag. Het individu had het in het verleden moeilijk; nu is het individuele het hoofdkenmerk van een op het westen georiënteerde elite. Het lijkt erop dat uit de “heilige” zich de “asperger” ontwikkelde.


Wat zegt dit nou over de schrijvers van deze toneelstukken en romans, over de lezers en over mij? Natuurlijk, noch de lezers noch de schrijvers, noch de vertellers, noch de verzamelaars, hebben op welke manier dan ook het syndroom van Asperger, op een enkeling na natuurlijk. Maar zo eenvoudig ligt het niet. Waarom dan de vraag stellen? Ik stel de vraag, omdat ik zou willen weten of deze verhaaltjes misschien dit syndroom zouden kunnen verhelderen, toelichten. Je ziet het autisme van de hoofdpersoon (maar het is niet absoluut), je ziet het misverstand met de omgeving, je ziet de hoofdpersoon overreageren. En niet onbelangrijk: het syndroom zou dan zo oud als de wereld zijn! En als je dit eenmaal weet, dan zie je bijna in elk van deze verhaaltjes Asperger om de hoek heen komen kijken. En dat zou toch een beetje “verlichting” moeten brengen?!


Ook in de verhaaltjes van het afgelopen jaar speelt de misinterpretatie van de hoofdpersoon – waaraan hij zelf behoorlijk debet is – een grote rol. U kunt alle stukken met een kort commentaar teruglezen in het Overzicht van 2022.


Wat brengt de toekomst? Net als afgelopen jaar zal ik proberen iedere maand één stukje te plaatsen. Nog steeds heeft het schrijven van de familiegeschiedenis prioriteit op het blog.  Op het programma staat allereerst het verhaal dat Fontaine over Aesopus vertelt. Dat is een lang verhaal en ik zal wel tot Pasen hiermee bezig zijn. Daarna hoop ik een toneelstuk van Bredero en Plautus te bespreken. Ten slotte enige bloemlezingen met Jeha-verhaaltjes. Er is nog zoveel, teveel om op te noemen.