Een gelukkig Nieuwjaar.
Op het eind van het jaar en het begin van nieuwe is er
altijd veel te doen over buffers en reserves die banken en zorgverzekeringen moeten
hebben om rampen te voorkomen. Misschien kan volgende grap uit de Negentiende
eeuw het scherp op de snede gevoerde debat over dit onderwerp enigszins
verhelderen?
Ongebruikt goud, nutteloos goud.
De Hodja, op reis met het doel de mensen te onderwijzen,
kwam eens in een land waarvan de bewoners de gewoonte hadden om een vlag op hun
huis te zetten voor iedere pot goud die ze in bezit hadden. Zo kon je huizen
zien met een, twee, drie, vier en vijf vlaggen.
Een heel jaar verbleef de Hodja in dit land. Op een zekere dag
vulde hij verscheiden potten met kiezelstenen, en zette voor iedere pot een vlag op
zijn huis. De gewoonte was om tijdens de Bairam elkaar uit te nodigen. Toen de beurt aan de Hodja was en iedereen bij hem had
gegeten, gingen ze naar het badhuis. De gasten merkten de potten op en
troffen daarin uitsluitend kiezelstenen aan.
~
Maar Hodja, zeiden ze,
daarin zitten alleen maar kiezelstenen.
~
Of het nu goud is of alleen
maar kiezelstenen, dat komt op hetzelfde neer, zolang het in potten zit.
Later dan je denkt.
Later dan je denkt.
had voor één keer besloten dat hij gedurende alle dertig Ramadan-dagen zou vasten; hij zou de dagen tellen door elke dag een steen in een pot te
stoppen.
Zijn dochter zag wat haar vader deed en begon overal stenen
uit de tuin op te rapen die ze ook in de pot stopte. Nasroeddin wist daar
niets van.
Een paar dagen later kwamen enkele reizigers voorbij en ze
vroegen hem hoeveel dagen van de vastenmaand voorbij waren. Nasroeddin spoedde
zich naar de pot en telde de stenen. Toen kwam hij terug en zei:
~
Vijfenveertig.
~
Maar er zijn slechts dertig
dagen in een maand!
~
Ik overdrijf niet, zei de
Moela waardig, integendeel. Het feitelijke aantal is honderd drieënvijftig.
Vandaag is het de 120-ste dag van de maand!
Toen de dag aanbrak, waarop de Ramadan (de vastenmaand, die aan het
Bairam-feest vooraf gaat) begon, zei Nasreddin Hodja tot
zichzelf:
~
In plaats van me het hoofd
te breken zoals iedereen over het tellen van de dagen, zal ik er goed aan doen om
dit jaar, waarin de Ramadan op de eerste van de maand begint, in een pot iedere
ochtend een kiezelsteen te doen. Zodra er dertig kiezelstenen in zitten,
beschouw ik de vasten als afgelopen en kan het Bairam-feest beginnen in alle
rust.
Hij voegde de daad bij het woord. Een paar dagen later merkte zijn dochter op wat haar vader
deed en zij nam op haar beurt een handje kiezelsteentjes, zonder dat haar vader
dit wist, en wierp ze te goeder trouw en vol toewijding in de pot.
De Ramadan was nog niet voor de helft verstreken, toen enige
gelovigen bij de Hodja kwamen om hem te vragen:
~
Welke dag van de maand is
het?
~
Laat me de pot raadplegen,
en ik zal je antwoord kunnen geven op uw vraag, antwoordde Nasreddin Hodja.
Hij begaf zich naar zijn verblijf en strooide de inhoud van
de pot uit op het tapijt. Hij telde de kiezelstenen: het waren er 120. Hij
telde ze opnieuw: het aantal verwonderde hem, hij fronste zijn wenkbrauwen en
mompelde voor zich heen:
~
Als ik ze de waarheid zeg,
zullen ze me niet geloven!
En terwijl hij zich de hersens pijnigde over het gebeurde, nam
hij de pot onder de arm, en ging naar beneden naar zijn gelovigen die hem
opwachtten. Na eventjes te hebben geaarzeld, zei hij tenslotte zonder
enige overtuiging:
~
Vandaag is het de 45-ste
dag van de maand.
~
Hè? Hoe kan dat nou?,
schreeuwden ze in opperste verbazing. In een maand zitten toch maar dertig of eenendertig
dagen!
Ook al was Nasreddin zich ervan bewust dat hij een fout had
gemaakt, sputterde hij tegen:
~
Maar vrienden, ik ben nog
aan de bescheiden kant, want als ik jullie zeg waarin het raadplegen van de pot
heeft geresulteerd, had ik eigenlijk moeten zeggen dat het de 120-ste dag van
de maand is!