Nieuwjaar 2018, Freud en De Grap (1).
Klik hier voor de originele tekst en commentaar.
Ik wil het nieuwe jaar beginnen met een toepasselijke grap
uit het boek “Der Witz”, dat Freud in
1905 publiceerde over grappen:
“Men vertelt dat de schrijver Heine op een avond in een café in Parijs in gezelschap van de dichter Soulié was, toen een van de Parijse geldbaronnen binnenkwam. De man werd wel met
Midas, bij wie alles wat hij aanraakte in goud veranderde, vergeleken, maar hij
was ook nog heel populair. In korte tijd werd de geldbaron omstuwd door een
menigte van bewonderaars, die hem vol verering tegemoet trad. ‘Zie dat toch
eens,’ zei Soulié tegen Heine, ‘hoe men in de negentiende eeuw het Gouden Kalf
aanbidt.’ Daarop antwoordde Heine instemmend met een blik op het voorwerp van
verering: ‘Maar die moet al veel ouder
zijn dan het Gouden Kalf….’ (K. Fischer, 1889, pag. 82-3)
Mijn wens voor 2018 is hieruit op te maken: ik
hoop dat tien jaar na de crisis in 2008 er voldoende kritiek mogelijk is om geldwolven
aan banden te leggen. Gezien de resultaten van de afgelopen tien jaar, vrees ik
het ergste. Freud legt de wens van Heine en Soulié als volgt uit:
“Waaruit bestaat de techniek van deze voortreffelijke grap?
K. Fischer denkt dat dat komt door het woordspel. ‘Zó doet het Gouden Kalf
behalve aan de Mammon (zie: Avaritia,
en de tweede doodzonde) ook aan afgoderij denken. In het eerste geval
gaat het om het goud, in het tweede geval om de verering van het beeld van een
dier. Het kan ook de bedoeling zijn om een dom iemand zonder te huichelen de
waarheid te zeggen dat hij alleen maar kan denken aan goud.’ Om de som op de proef stellen, vult Freud
hierop aan: als we de uitdrukking “het gouden kalf” weglaten uit de grap van
Heine en Soulié, houden we niets grappigs over! Soulié zegt dan: ‘Kijk toch
eens aan, hoe de mensen die domme kerel op handen dragen, alleen maar omdat hij
rijk is.’ En het antwoord van Heine slaat dan nergens op.”
Dit is de manier waarop Freud analyseert. Het is heel erg
gericht op taal. Bovendien past hij telkens dezelfde truc toe die hij aanduidt
met de term “Reduktion” (zie: commentaar: 3): bij een juiste interpretatie van de grap, verdwijnt
het grappige. Als het grappige niet verdwijnt, is er een niet uitgelegde rest
die nog op interpretatie wacht.
Als je echter naast deze grap een anekdote, die door
Plutarchus over Cicero wordt verteld, legt, dan heb ik de indruk dat er aan
deze wijze van werken iets schort (vertaling overgenomen uit ‘Komt een Griek bij de dokter’:
pag. 87, vertaler Patrick De Rynck):
“Toen Caesar eens een wetsvoorstel indiende om het land in
Campanië te verdelen onder zijn soldaten, waren veel senatoren ontstemd. Lucius Gellius, zowat de oudste onder hen, zei dat dit niet zou gebeuren zolang hij leefde.
Waarop Cicero zei: ‘Laten we dan nog even geduld oefenen. Lucius Gellius vraagt
niet om een lang uitstel.’
Ook in deze grap is hebzucht en ouderdom de kern van de
grap, zonder dat er sprake is van een “gouden kalf”. Lucius Gellius is zó oud dat het niet lang
zal duren dat hij gaat sterven. De hebzucht van Caesar spreekt voor zichzelf. Het
antwoord van Cicero slaat dus wel ergens op. En ook het antwoord van Heine kan
ergens op slaan, als we even afzien van de bezwerende formule waarmee Freud de
grap denkt te kunnen smoren. Wat je moet doen, is je de oude man uit de beide
grappen voor ogen halen. En je ziet waarom de grap grappig is en grappig
blijft. Maar Freud ziet in een grap slechts een laag, de talige. Misschien is
op Der Witz van Freud toch wel grotendeels de volgende Jiddische grap van
toepassing (als je het origineel wilt lezen, klik dan hier, en je zult zien dat
met enige fantasie je hem ook in het Jiddisch kunt volgen):
“Als je een boer een grap vertelt, lacht hij drie keer. De
eerste keer lacht hij als je de grap vertelt, de tweede keer als je hem de grap
uitlegt en bij de derde keer heeft hij de grap begrepen. Een landeigenaar van
adel lacht twee keer. De eerste keer als je de grap vertelt, en de tweede keer lacht
hij beleefd als je hem de grap uitlegt. Maar hij had hem eigenlijk toch al
begrepen. Een officier in het leger lacht slechts een keer, namelijk als je hem
de grap vertelt. Hij laat je de grap niet uitleggen en begrijpen doet hij hem
zonder meer toch niet. Een Jood zal je zeggen, als je per ongeluk de grap aan
hem vertelt: ‘Weet je, dat is een oud verhaal!’ en laat daarop na enig nadenken
erop volgen ‘ en ik kan hem beter vertellen.’ De verzamelaar van Jiddische
grappen, Richard G. Klein, zelf Jood, laat er dan op volgen: ‘Het is echt waar,
maar ik heb een leukere versie hiervan gehoord, waarin de hoofdfiguren een
Engelsman, een Schot, een Duitser en een Jood zijn.’ “
Geen opmerkingen:
Een reactie posten