woensdag 24 januari 2018

Freud, de Puber en De Grap (slot).

Klik hier voor commentaar en originele teksten.

“Jeha maakt op een dag deeg. Hij snijdt het in kleine staartjes en gaat naar de markt. Hij begint te schreeuwen: “Ik heb intelligentie-pilletjes te koop”. Heel veel mensen komen naar hem toe om deze pillen te kopen. Maar helaas, ze werken niet.
Op een dag komt er een jonge jongen bij Jeha en koopt één pilletje. Hij wil de samenstelling van het pilletje analyseren, maar hij komt daar niet achter. De puber koopt zich een andere pil zonder achter de samenstelling ervan te komen, en zo gaat dat een tijdje door. Als hij zeven pillen heeft gekocht, en weer aan het analyseren slaat, komt hij achter de samenstelling: Jeha maakt ze van peper en brooddeeg! De puber schreeuwt luidkeels zodat het over de hele markt goed te horen is dat Jeha een oplichter is: “Wat jij verkoopt is geen intelligentie-pilletje, het is alleen maar peper en deeg!” Jeha antwoordt hem: “Maar in werkelijkheid is het niet de samenstelling die ertoe doet! Ze werken toch, kijk eens hoe slim jij erdoor bent geworden.”


De grap lijkt op het antwoord van Cicero op de vraag van vrienden om afstand te doen van zijn naam. Zijn naam roept voor een Romein namelijk meteen het beeld op van een kikkererwt, omdat “cicer” in het Latijn “kikkererwt” betekent. Hij bleef zich zó noemen, omdat hij vond dat de naam hem sterker en intelligenter maakte. Als je dom bent, dan wil dat nog niet zeggen dat je intelligenter en sterker wordt als je steeds met je eigen domheid wordt geconfronteerd. Je moet je er ook nog bewust van zijn. Dat komt in de volgende grap aan de orde (Kaukasische Märchen, pag 116-117):


In Puschkins geboortestreek heerste een luizenplaag, die steeds erger werd. Zijn dorpsgenoten konden ‘s nachts niet meer slapen en waren uiteindelijk niet meer in staat om hun land goed te bewerken.Puschkin wreef bakstenen tot poeder, deed het poeder in een klein zakje en ging ermee naar de stad. Daar aangekomen ging hij op de markt staan en prees hij luidkeels zijn poeder aan als een middel tegen luis. De mensen stroomden toe uit het winkelcentrum en vlug had hij al zijn middeltjes aan de man gebracht. Maar niemand had om de bijsluiter of gebruiksaanwijzing gevraagd. Ze wisten dus niet hoe ze het middel moesten gebruiken. Men stuurde iemand die goed hard kon lopen achter Puschkin aan om er bij hem naar te informeren.Al van verre zag Puschkin de hardloper aankomen. Meteen zette hij het ook op een lopen, zo snel als zijn voeten hem dragen konden. Dat baatte niet. Al vlug had de hardloper hem ingehaald. Puschkin bleef staan, en de man vroeg hem: “Zeg ons asjeblieft hoe we dit middel moeten gebruiken?” “Maar dat is heel eenvoudig,”  zei Puschkin, “jullie moeten de luizen één voor één vangen en ze het poeder in de ogen strooien. Dan gaan ze dood.”Deze raad bracht de hardloper over aan zijn stadsgenoten. Die waren allen heel tevreden met dit antwoord, tot een oude man opmerkte: “Waarom maak je de luizen niet meteen dood, zodra je ze gevangen hebt? Dan bespaar je op het dure poeder.” Toen waren de mensen in de stad nog meer tevreden.

Uit de vergelijking van de beide grappen komt duidelijk naar voren, dat het positieve resultaat niet vast staat van het verschaffen van een middel om zich te ontwikkelen. Jongeren hebben de schijn tegen, maar ook ouderen kunnen er wat van. Ik denk bij deze grappen altijd aan ontwikkelingshulp, waarbij men zegt dat je mensen de middelen in handen moet geven om zichzelf een betere toekomst te bewerkstelligen. Een les uit ons koloniale verleden zou moeten zijn, dat dat niet altijd werkt. Waar zit dat obstakel? Zouden deze grappen ons daar ook iets over kunnen vertellen? Misschien draagt Freuds analyse van deze grappen daaraan bij (Der Witz, pag. 108):

“De student kan het maar niet opgeven om (door grappen te maken) zich te verzetten tegen de dwang van werkelijkheid en redelijkheid waarvan hij het gevoel heeft dat het zich steeds meer onverdraaglijk en ongebreideld aan hem opdringt. Een groot aantal studentengrappen behoort tot zo'n reactie hierop. De mens is nu eenmaal “onvermoeibaar in zijn zucht naar genot (lust)” ….. en ook maar een beetje afzien van genot dat hij ooit eens heeft genoten, valt hem heel erg moeilijk. In de opgewekte nevel van bier en alcohol probeert de student genot (lust) te putten uit het vrij laten gaan van wat in zijn hoofd in hem opkomt, wat hem in de collegebanken steeds minder lukt.”


Ik denk dat grappen zoals hierboven, heel goed weergeven, wat Freud erover schrijft: het zijn pogingen om zich uit een benarde situatie te denken. Alleen Freud mist ook een aantal lagen in de grappen waarvan ik vind dat je die moet laten meeklinken. Allereerst mist hij het verband dat sommige mensen ook echt tot iets gedwongen kunnen worden. Aan armoede is meestal niet te ontkomen. De student kan aan zijn verveling ontsnappen. Ook een armoezaaier slaat zich met humor (en alcohol) door de ellende heen, maar slaagt daarin niet altijd. En dan bestaat er ook nog de mogelijkheid dat men zich arm waant en er alles aan doet om te suggereren dat men arm is. Ook dan bevindt men zich in een situatie, waar je je misschien met humor uit kunt bevrijden. Tenslotte de armen van geest wacht het hemelrijk, maar dan moet je je zelf wel weten te bevrijden. Maar vooral mist Freud, dat verzet voort kan komen uit verzet tegen de “autoriteit”, een autoriteit als Freud. 

Freud had de volgende grap uit Der Witz zich beter ter harte moeten nemen (Der Witz, pag. 111):

De heer Kästner, een achttiende-eeuwse  professor in de natuurkunde te Göttingen  --hij maakte bijtende grappen en had scherpe kritiek op mensen om zich heen, wat hem niet in dank werd afgenomen – vroeg een student die Kriegk (Duits Krieg=oorlog) heette, toen hij zich kwam inschrijven op de universiteit naar zijn leeftijd. Toen Kästner te horen kreeg dat de student al dertig jaar was, merkte hij op: Ai, ik heb dus de eer de Dertigjarige Oorlog (1618–1648) nog eens te beleven”

Wie is hier nu de student en wie is de professor? Als je als student zo’n flauwe woordspeling, die je waarschijnlijk al –tig keren hebt gehoord, over je heen krijgt van een gerenommeerde professor, dan mag je als student de autoriteit van deze professor toch wel in twijfel trekken. Maar daar heeft Freud geen boodschap aan, omdat ook zijn psychoanalyse staat of valt met de acceptatie van autoriteit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten