Uit: Libro de Buen Amor:
Toorn en Woede: de zesde doodzonde.
304 Toorn en ijdelheid breng je mee, zoveel als
er in de hele wereld niet is,
meer trots en snoeverij bezit jij dan heel Spanje;
als jouw zin niet gedaan wordt, dan word je
boos en woedend,
hekel en afkeer behoren tot je gevolg.
305 Door zijn grote ijdelheid gaf Nebukadnezar, (1)
omdat hij zo machtig en heer over Babylon
was,
weinig om God en (hij) vreesde hem niet;
maar (God) beroofde (2) hem van al zijn macht en zijn eer.
306 Hij werd hevig vernederd en aan de dieren
gelijk,
hij at gras van het veld, gelijk de os
het stro,
hij werd met haar bedekt precies als
een beest, (3)
hij kreeg nagels nog groter dan de
koningsarend.
307 Wraak en moord worden door jou gevoed.
“Ziet ik ben Die en Die, de bolleboos
onder de kerels!”
Veel beledigingen en baldadige taal sla
je uit,
308 Samson (5) die
zijn kracht verloren had,
toen zijn vrouw Dalilah zijn haar
afknipte
waarin zijn kracht zat, heeft, toen hij
deze had
teruggekregen,
uit grote woede zichzelf en anderen
gedood.
309 Ook Saul, die de eerste koning was,
die de Joden in hun wet hadden,
heeft uit grote toorn en woede zichzelf
met zijn zwaard gedood; zie dus maar
of ik op jou moet vertrouwen! Op mijn woord, ik geloof van
niet.
310 Wie je goed kende, zou je niet vertrouwen,
wie je daden zag zou voor je
terugdeinzen,
hoe meer hij met je omging, des te
minder zou hij je achten,
hoe meer hij je op de proef stelde, hoe minder hij van je zou
houden (6).
Exempel van de leeuw die zich uit woede doodde.
311 Toorn en ijdelheid waren eigen aan de
hovaardige leeuw
die tegenover alle dieren fel en
boosaardig was.
Hij doodde zichzelf in woede en grote
gramschap,
ik zal je het exempel zeggen, moge het
je tot profijt zijn.
312 Toen de trotse leeuw jong was
vervolgde hij dapper en woedend alle
dieren,
waarbij hij ze nu eens doodde dan weer
wondde.
Maar hij werd heel oud, zwak en
vervallen.
313 Snel bereikte dit nieuws de dieren,
ze waren heel verheugd, omdat ze nu van
hem
bevrijd waren.
Allen trokken nu tegen hem om hun grieven aan hem te wreken,
zelfs de domme ezel kwam in de eerste
rijen.
314 Allen raakten de leeuw en niet zo’n beetje:
het woedende everzwijn trof hem met
zijn slagtanden,
de stier en het stierkalf stootten hem
met hun hoorns,
de slome ezel legde hem zijn zadel op.
En bracht hem een paar stevige trappen
toe juist op zijn
voorhoofd.
315 De leeuw in zijn grote woede sloeg zijn
klauwen in zijn hart
door zijn eigen nagels stierf hij en
nergens anders door:
woede en ijdelheid gaven hem een
droevig loon.
316 De mens die een rang heeft, eer en grote
macht,
moet niet aan anderen doen wat hij voor
zichzelf niet wenst,
want heel zijn macht kan zeer snel
verloren gaan
en wat hij aan anderen heeft aangedaan, dat kan hij van hen
terugkrijgen.