donderdag 12 juli 2018

Uit: Libro de Buen Amor

Toorn en Woede:  de zesde doodzonde.

Commentaar en oorspronkelijke tekst.



Hier spreekt hij over zonde van de IJdelheid ( en de Toorn).


304   Toorn en ijdelheid breng je mee, zoveel als 
         er in de hele wereld niet is,
meer trots en snoeverij bezit jij dan heel Spanje;
als jouw zin niet gedaan wordt, dan word je 
boos en woedend,
hekel en afkeer behoren tot je gevolg.
305   Door zijn grote ijdelheid gaf Nebukadnezar, (1)
         omdat hij zo machtig en heer over Babylon was,
         weinig om God  en (hij) vreesde hem niet;
         maar (God) beroofde (2) hem van al zijn macht en zijn eer.
306   Hij werd hevig vernederd en aan de dieren gelijk,
         hij at gras van het veld, gelijk de os het stro,
         hij werd met haar bedekt precies als een beest, (3)
         hij kreeg nagels nog groter dan de koningsarend.
307   Wraak en moord worden door jou gevoed.
         “Ziet ik ben Die en Die, de bolleboos onder de kerels!”
         Veel beledigingen en baldadige taal sla je uit,
         en de dwazen slaan elkaar dood omdat jij 
         zo’n schelm bent (4).
308   Samson (5) die zijn kracht verloren had,
         toen zijn vrouw Dalilah zijn haar afknipte
         waarin zijn kracht zat, heeft, toen hij deze had 
         teruggekregen,
         uit grote woede zichzelf en anderen gedood.
309   Ook Saul, die de eerste koning was,
         die de Joden in hun wet hadden,
         heeft uit grote toorn en woede zichzelf 
         met zijn zwaard gedood; zie dus maar
of ik op jou moet vertrouwen! Op mijn woord, ik geloof van niet.
310   Wie je goed kende, zou je niet vertrouwen,
         wie je daden zag zou voor je terugdeinzen,
         hoe meer hij met je omging, des te minder zou hij je achten,
hoe meer hij je op de proef stelde, hoe minder hij van je zou houden (6).

Exempel van de leeuw die zich uit woede doodde.


311   Toorn en ijdelheid waren eigen aan de hovaardige leeuw
         die tegenover alle dieren fel en boosaardig was.
         Hij doodde zichzelf in woede en grote gramschap,
         ik zal je het exempel zeggen, moge het je tot profijt zijn.
312   Toen de trotse leeuw jong was
         vervolgde hij dapper en woedend alle dieren,
         waarbij hij ze nu eens doodde dan weer wondde.
         Maar hij werd heel oud, zwak en vervallen.
313   Snel bereikte dit nieuws de dieren,
         ze waren heel verheugd, omdat ze nu van hem 
         bevrijd waren.
Allen trokken nu tegen hem om hun grieven aan hem te wreken,
         zelfs de domme ezel kwam in de eerste rijen.
314   Allen raakten de leeuw en niet zo’n beetje:
         het woedende everzwijn trof hem met zijn slagtanden,
         de stier en het stierkalf stootten hem met hun hoorns,
         de slome ezel legde hem zijn zadel op.
         En bracht hem een paar stevige trappen toe juist op zijn 
         voorhoofd.
315   De leeuw in zijn grote woede sloeg zijn klauwen in zijn hart
         door zijn eigen nagels stierf hij en nergens anders door:
         woede en ijdelheid gaven hem een droevig loon.
316   De mens die een rang heeft, eer en grote macht,
         moet niet aan anderen doen wat hij voor zichzelf niet wenst,
         want heel zijn macht kan zeer snel verloren gaan

en wat hij aan anderen heeft aangedaan, dat kan hij van hen terugkrijgen.

maandag 2 juli 2018

Een schets hoe deze grappen zich hebben ontwikkeld en zich zullen ontwikkelen: een tussenbalans. Even op adem komen!



Deze grappen komen al voor in de geschriften van de Sumeriërs, en zijn dan een soort toneelstukjes, waarbij de godheid van een volk dat onderworpen is, geëxcommuniceerd wordt. Voorbeeld: de verdrijving van  Mardouk, pag 96,  Arnaud

         Mardouk, een godheid verkleed als pop, legde een echte Lijdensweg (Passie) af: het purper van zijn mantel was niet het purper van de koninklijke heerser, die eerbied afdwong; zijn kleding was purper-rood, omdat het doordrenkt was met zijn eigen bloed “door de vele stokslagen die hij had gekregen”. 
Later werd Mardouk voor een echte rechtbank voorgeleid en veroordeeld. Een achterstevoren afgedraaide comedy capers film. Een straf bestond nooit uit stokslagen: die straf kenden de Sumeriërs niet. Kortom, het was een schijnvertoning en de teksten laten zich als grappen lezen, omdat wat er verteld werd, niet in hun werkelijkheid bestond.

In Japan  komen de grappen nog als straattheater voor rond 1700. Er is dan niet alleen een entourage met prachtige decors, maar ook  een koor en een verteller van het verhaal. Het verhaal wordt door mimespelers ondersteund, precies zoals dat in het Romeinse theater het geval is. (Komt later in het jaar aan de orde!)

Alles wijst op een ouderdom van deze grappen waaraan Aristoteles in zijn Poëtica refereert, regel 49a7: “…de tweede (de komedie) gaat terug op hen die dat deden in phallische liederen die ook nu nog in vele steden in ere worden gehouden.”  Het is een vorm van theater, die vooraf ging aan de tragedie en die zich voornamelijk op straat afspeelde. We hebben het dan wel over ongeveer 1000 voor christus! Het waren rondreizende gezelschappen, waarvan behalve een verteller en mimespelers, ook muzikanten, dieren en decorbouwers deel uitmaakten. Ze waren in de grote steden niet erg geliefd zoals uit Aristoteles blijkt, regel 40a30: “..(komediespelers zouden de naam) komoi gekregen hebben van het zwerven door de komai (dorpen); de kluchtspelers werden immers uit de stad geweerd.” Waarschijnlijk omdat ze er bedelpraktijken op nahielden die niet door de beugel konden: oplichterij en chantage.

Op de een of andere manier raakte dit toneel in de verdrukking. Precies als bij de excommunicatie van Mardouk  vertolkte het toneel een schaduwzijde van de maatschappij waaraan later misschien eens in het jaar op carnaval uiting mocht worden gegeven, en waarvan de vertolkers al spoedig in de verdomhoek werden gezet. Ze worden al vroeg “zigeuners” en “bedelaars” genoemd.

In de Libro de buen Amor, komt een belangrijke episode (vanaf regel 1173) voor over het carnaval. Het lijkt erop dat in dit boek nog resten van het oude theater zijn terug te vinden. Maar wat je ook ziet, is hoe godsdienst en theater nauw met elkaar verbonden zijn. Het lijkt bijna een vloeiende overgang, waarbij je zou kunnen bedenken dat wat op het ene moment voor heilig wordt verklaard op het andere moment wordt vervloekt.


Dit vindt zijn neerslag uiteindelijk in de Zeven Doodzonden, die nog op allerlei punten van hun relativerende komische oubollige inslag getuigen. De zeven doodzonden zijn daarmee restanten van een synthetisch taal-  en woordgebruik, dat sinds de tijd van Wittgenstein achterhaald lijkt. Als we er Kant bij betrekken, blijkt de zaak al iets complexer, maar dat ga ik hier echt niet doen! Hier stel ik alleen de vraag: zijn de zeven doodzonden alleen restanten uit een verleden tijd? 

Als we de krant van Vandaag langs lopen, dan vinden we de zeven doodzonden springlevend terug. Superbia heet tegenwoordig Arrogantie, maar door het beestje een andere naam te geven heeft het niets verloren van zijn dubbele bodem. Het is jammer dat Wittgenstein ons daar blind voor heeft gemaakt, omdat daarom niet meer te begrijpen is, waarom Arrogantie zo aantrekkelijk is. De dubbele bodem heet Nederigheid. Of zoals wij nu zeggen: doe toch eens normaal, man! En wie zou er niet normaal willen zijn, ook al suggereert het een geweldige Arrogantie, want wie bepaalt er eigenlijk, wie normaal is?

Over hoe vaak er geschreven wordt over Avaritia, hoef ik het eigenlijk niet te hebben. Maar de keerzijde, die eraan ten grondslag ligt, is daarom des te opvallender. Wat vroeger barmhartigheid werd genoemd, heet nu het Geven aan Goede doelen. Dat het Geven aan Goede doelen in feite een vorm van Hebzucht in zich draagt, verzwijgen we maar liever.

Luxuria staat te bekijken op allerlei sekspagina’s op het Internet. Het wordt op in bossen verscholen boerderijen en in rood verlichte straatjes uitgebuit. De keerzijde hiervan, de onbaatzuchtige liefde, beleeft moeilijke tijden tenzij je ermee op de televisie kunt komen. Invidia, de jaloezie, heeft geleid tot een toonaangevend analytische psychologische theorie, die voornamelijk zijn aantrekkingskracht ontleent aan zijn keerzijde: rechtvaardigheid. Gula behoeft geen commentaar. De kranten staan vol over obesitas of zijn omgekeerde fenomeen anorexia. De keerzijde hiervan, matigheid, wordt alleen nog maar in religieuze kringen beoefend. Ook over Ira, de woede, kan ik kort gaan: er gaat geen dag voorbij of er staat wel een afgrijselijk voorbeeld hiervan in het nieuws. De keerzijde ervan, zelfbeheersing, heeft een vlucht genomen in allerlei sportscholen. Tenslotte de zevende doodzonde, Acedia, blijkt volksziekte nummer 1 tegenwoordig te zijn: de depressie. En nu heb ik het nog niet over de samenhang tussen deze zeven zonden, die als factoren in ingewikkelde statistische wetenschappelijke onderzoeken telkens weer moeten worden onderzocht om het geluksgehalte van onze maatschappij te kunnen vaststellen met de lineaire regressie en meervoudige correlatie analyse. Waar mensen een dikke boterham aan verdienen, maar wat eigenlijk nergens opslaat. Naar mijn idee kun je geluk nog steeds niet in zijn factoren ontbinden. Het is ook maar een indicatie? Niet?

Voor een deel krijgen de keerzijdes van de zeven doodzonden hun kans, omdat de doodzondes niet meer beleefd worden in samenhang met hun keerzijde. Net als in de tijd van de Libro de buen Amor is er een sfeer waarin "een van bovenaf goedgekeurde gedragspsycholische therapie uitgeoefend op de massa’s" zijn voortdurende invloed op ons uitoefent. Wij mogen de ouderwetse samenhangen niet meer ervaren. Dit in dubbele bodems denken blijkt een twijfelachtig privilege te zijn van godsdiensten. Hoe vreemd het ook klinkt, deze eendimensionale cultuur is op weg naar een onleefbare maatschappij, omdat er geen instanties meer zijn die de zeven steunpilaren (of zijn het er veertien) van onze maatschappij nog kunnen dragen. Alles rust op een analytische bewijsvoering waarbij de menselijke en humane kant van de zaak wordt verwaarloosd.


Het wordt hoog tijd de humor als een echte kracht weer in te voeren, niet zoals een goed verdienende cabaretier die brengt, maar zoals oorspronkelijk straattheater dat deed. De humor ontstaat niet als van tevoren bedacht, maar in communicatie met een steeds wisselende omgeving. Dat vergt een heel ander talent, denk ik. In de Libro de buen Amor zien we nog voorbeelden hoe godsdienst een handreiking doet om beide kanten van de medaille in één oogopslag te kunnen laten zien. Bij Hebraeus zien we dit ook. Alle klassieke humor is ervan doordrongen, alleen wij denken er schouderophalend aan voorbij te kunnen lopen. Wacht de back-lash, de terugslag, maar af! 

Dit klinkt negatief, maar om de wijze van denken van de klassieken toe te passen, moet je het volgende eraan toevoegen. Als deze tijd te vergelijken is met die rond 1500 na christus, dan staat ons de komst van een nieuwe godsdienst te wachten. Hoe die eruit gaat zien, weet ik niet, maar het gat dat valt, zal ongetwijfeld opgevuld worden.

Het communisme heeft daarin duidelijk gefaald, maar bepaalde kenmerken ervan zullen in die nieuwe godsdienst terug te vinden zijn, omdat aspecten van het communisme dat vertolken, waaraan wij wezenlijk behoefte hebben. (Avaritia) In hoeverre de Islam in deze behoeftes voorziet, daarover kan ik niet veel zeggen, maar ik denk wel dat ook uit deze godsdienst bepaalde kenmerken zullen worden overgenomen, omdat we een enorm gebrek aan gemeenschapszin kennen. (Invidia) Ook het Boeddhisme zal een bijdrage leveren, omdat wij een veel gelijkmatiger leven moeten leren leiden. (Superbia) Het grote vraagstuk blijft de manier waarop wij met onze vruchtbaarheid en onze fascistische agressie zullen omspringen. (Luxuria en Ira) Maar er bestaat een nog groter vraagstuk: dat van de verdeling van de voedselproductie. (Gula) Net als in de Romeinse Rijk er ooit eens een oplossing kwam in de vorm van het Christelijk geloof (en elders en eerder door het Hindoeïsme) waardoor voedsel op een volstrekt andere manier onder de mensen werd verdeeld, staan we momenteel voor eenzelfde opgave.


Ik vertrouw erop dat we voor alle problemen een oplossing vinden. Andere zullen zich dan voordoen. Zonder humor blijven de oplossingen onvindbaar. Staat daarbij de door de analytische filosofie door en door gekleurde wetenschap ons in de weg door gebrek aan humor? Of is ze een inspirerende kracht om nieuwe krachten aan te boren? Beide krachten, de obstruerende en de enthousiasmerende, zijn in de wetenschap even sterk aanwezig, en ik zou er dus maar niet te veel van verwachten. Gelukkig is wetenschap nog steeds voornamelijk een methode, de beoordeling van de resultaten ligt ergens anders.


In ieder geval is het zó dat als deze tijd met die rond 1500 te vergelijken is, ons een geweldige ontplooiing van creativiteit staat te wachten, waarbij de zeven doodzonden wachten op een nieuwe, niet-analytische benadering.