maandag 2 juli 2018

Een schets hoe deze grappen zich hebben ontwikkeld en zich zullen ontwikkelen: een tussenbalans. Even op adem komen!



Deze grappen komen al voor in de geschriften van de Sumeriërs, en zijn dan een soort toneelstukjes, waarbij de godheid van een volk dat onderworpen is, geëxcommuniceerd wordt. Voorbeeld: de verdrijving van  Mardouk, pag 96,  Arnaud

         Mardouk, een godheid verkleed als pop, legde een echte Lijdensweg (Passie) af: het purper van zijn mantel was niet het purper van de koninklijke heerser, die eerbied afdwong; zijn kleding was purper-rood, omdat het doordrenkt was met zijn eigen bloed “door de vele stokslagen die hij had gekregen”. 
Later werd Mardouk voor een echte rechtbank voorgeleid en veroordeeld. Een achterstevoren afgedraaide comedy capers film. Een straf bestond nooit uit stokslagen: die straf kenden de Sumeriërs niet. Kortom, het was een schijnvertoning en de teksten laten zich als grappen lezen, omdat wat er verteld werd, niet in hun werkelijkheid bestond.

In Japan  komen de grappen nog als straattheater voor rond 1700. Er is dan niet alleen een entourage met prachtige decors, maar ook  een koor en een verteller van het verhaal. Het verhaal wordt door mimespelers ondersteund, precies zoals dat in het Romeinse theater het geval is. (Komt later in het jaar aan de orde!)

Alles wijst op een ouderdom van deze grappen waaraan Aristoteles in zijn Poëtica refereert, regel 49a7: “…de tweede (de komedie) gaat terug op hen die dat deden in phallische liederen die ook nu nog in vele steden in ere worden gehouden.”  Het is een vorm van theater, die vooraf ging aan de tragedie en die zich voornamelijk op straat afspeelde. We hebben het dan wel over ongeveer 1000 voor christus! Het waren rondreizende gezelschappen, waarvan behalve een verteller en mimespelers, ook muzikanten, dieren en decorbouwers deel uitmaakten. Ze waren in de grote steden niet erg geliefd zoals uit Aristoteles blijkt, regel 40a30: “..(komediespelers zouden de naam) komoi gekregen hebben van het zwerven door de komai (dorpen); de kluchtspelers werden immers uit de stad geweerd.” Waarschijnlijk omdat ze er bedelpraktijken op nahielden die niet door de beugel konden: oplichterij en chantage.

Op de een of andere manier raakte dit toneel in de verdrukking. Precies als bij de excommunicatie van Mardouk  vertolkte het toneel een schaduwzijde van de maatschappij waaraan later misschien eens in het jaar op carnaval uiting mocht worden gegeven, en waarvan de vertolkers al spoedig in de verdomhoek werden gezet. Ze worden al vroeg “zigeuners” en “bedelaars” genoemd.

In de Libro de buen Amor, komt een belangrijke episode (vanaf regel 1173) voor over het carnaval. Het lijkt erop dat in dit boek nog resten van het oude theater zijn terug te vinden. Maar wat je ook ziet, is hoe godsdienst en theater nauw met elkaar verbonden zijn. Het lijkt bijna een vloeiende overgang, waarbij je zou kunnen bedenken dat wat op het ene moment voor heilig wordt verklaard op het andere moment wordt vervloekt.


Dit vindt zijn neerslag uiteindelijk in de Zeven Doodzonden, die nog op allerlei punten van hun relativerende komische oubollige inslag getuigen. De zeven doodzonden zijn daarmee restanten van een synthetisch taal-  en woordgebruik, dat sinds de tijd van Wittgenstein achterhaald lijkt. Als we er Kant bij betrekken, blijkt de zaak al iets complexer, maar dat ga ik hier echt niet doen! Hier stel ik alleen de vraag: zijn de zeven doodzonden alleen restanten uit een verleden tijd? 

Als we de krant van Vandaag langs lopen, dan vinden we de zeven doodzonden springlevend terug. Superbia heet tegenwoordig Arrogantie, maar door het beestje een andere naam te geven heeft het niets verloren van zijn dubbele bodem. Het is jammer dat Wittgenstein ons daar blind voor heeft gemaakt, omdat daarom niet meer te begrijpen is, waarom Arrogantie zo aantrekkelijk is. De dubbele bodem heet Nederigheid. Of zoals wij nu zeggen: doe toch eens normaal, man! En wie zou er niet normaal willen zijn, ook al suggereert het een geweldige Arrogantie, want wie bepaalt er eigenlijk, wie normaal is?

Over hoe vaak er geschreven wordt over Avaritia, hoef ik het eigenlijk niet te hebben. Maar de keerzijde, die eraan ten grondslag ligt, is daarom des te opvallender. Wat vroeger barmhartigheid werd genoemd, heet nu het Geven aan Goede doelen. Dat het Geven aan Goede doelen in feite een vorm van Hebzucht in zich draagt, verzwijgen we maar liever.

Luxuria staat te bekijken op allerlei sekspagina’s op het Internet. Het wordt op in bossen verscholen boerderijen en in rood verlichte straatjes uitgebuit. De keerzijde hiervan, de onbaatzuchtige liefde, beleeft moeilijke tijden tenzij je ermee op de televisie kunt komen. Invidia, de jaloezie, heeft geleid tot een toonaangevend analytische psychologische theorie, die voornamelijk zijn aantrekkingskracht ontleent aan zijn keerzijde: rechtvaardigheid. Gula behoeft geen commentaar. De kranten staan vol over obesitas of zijn omgekeerde fenomeen anorexia. De keerzijde hiervan, matigheid, wordt alleen nog maar in religieuze kringen beoefend. Ook over Ira, de woede, kan ik kort gaan: er gaat geen dag voorbij of er staat wel een afgrijselijk voorbeeld hiervan in het nieuws. De keerzijde ervan, zelfbeheersing, heeft een vlucht genomen in allerlei sportscholen. Tenslotte de zevende doodzonde, Acedia, blijkt volksziekte nummer 1 tegenwoordig te zijn: de depressie. En nu heb ik het nog niet over de samenhang tussen deze zeven zonden, die als factoren in ingewikkelde statistische wetenschappelijke onderzoeken telkens weer moeten worden onderzocht om het geluksgehalte van onze maatschappij te kunnen vaststellen met de lineaire regressie en meervoudige correlatie analyse. Waar mensen een dikke boterham aan verdienen, maar wat eigenlijk nergens opslaat. Naar mijn idee kun je geluk nog steeds niet in zijn factoren ontbinden. Het is ook maar een indicatie? Niet?

Voor een deel krijgen de keerzijdes van de zeven doodzonden hun kans, omdat de doodzondes niet meer beleefd worden in samenhang met hun keerzijde. Net als in de tijd van de Libro de buen Amor is er een sfeer waarin "een van bovenaf goedgekeurde gedragspsycholische therapie uitgeoefend op de massa’s" zijn voortdurende invloed op ons uitoefent. Wij mogen de ouderwetse samenhangen niet meer ervaren. Dit in dubbele bodems denken blijkt een twijfelachtig privilege te zijn van godsdiensten. Hoe vreemd het ook klinkt, deze eendimensionale cultuur is op weg naar een onleefbare maatschappij, omdat er geen instanties meer zijn die de zeven steunpilaren (of zijn het er veertien) van onze maatschappij nog kunnen dragen. Alles rust op een analytische bewijsvoering waarbij de menselijke en humane kant van de zaak wordt verwaarloosd.


Het wordt hoog tijd de humor als een echte kracht weer in te voeren, niet zoals een goed verdienende cabaretier die brengt, maar zoals oorspronkelijk straattheater dat deed. De humor ontstaat niet als van tevoren bedacht, maar in communicatie met een steeds wisselende omgeving. Dat vergt een heel ander talent, denk ik. In de Libro de buen Amor zien we nog voorbeelden hoe godsdienst een handreiking doet om beide kanten van de medaille in één oogopslag te kunnen laten zien. Bij Hebraeus zien we dit ook. Alle klassieke humor is ervan doordrongen, alleen wij denken er schouderophalend aan voorbij te kunnen lopen. Wacht de back-lash, de terugslag, maar af! 

Dit klinkt negatief, maar om de wijze van denken van de klassieken toe te passen, moet je het volgende eraan toevoegen. Als deze tijd te vergelijken is met die rond 1500 na christus, dan staat ons de komst van een nieuwe godsdienst te wachten. Hoe die eruit gaat zien, weet ik niet, maar het gat dat valt, zal ongetwijfeld opgevuld worden.

Het communisme heeft daarin duidelijk gefaald, maar bepaalde kenmerken ervan zullen in die nieuwe godsdienst terug te vinden zijn, omdat aspecten van het communisme dat vertolken, waaraan wij wezenlijk behoefte hebben. (Avaritia) In hoeverre de Islam in deze behoeftes voorziet, daarover kan ik niet veel zeggen, maar ik denk wel dat ook uit deze godsdienst bepaalde kenmerken zullen worden overgenomen, omdat we een enorm gebrek aan gemeenschapszin kennen. (Invidia) Ook het Boeddhisme zal een bijdrage leveren, omdat wij een veel gelijkmatiger leven moeten leren leiden. (Superbia) Het grote vraagstuk blijft de manier waarop wij met onze vruchtbaarheid en onze fascistische agressie zullen omspringen. (Luxuria en Ira) Maar er bestaat een nog groter vraagstuk: dat van de verdeling van de voedselproductie. (Gula) Net als in de Romeinse Rijk er ooit eens een oplossing kwam in de vorm van het Christelijk geloof (en elders en eerder door het Hindoeïsme) waardoor voedsel op een volstrekt andere manier onder de mensen werd verdeeld, staan we momenteel voor eenzelfde opgave.


Ik vertrouw erop dat we voor alle problemen een oplossing vinden. Andere zullen zich dan voordoen. Zonder humor blijven de oplossingen onvindbaar. Staat daarbij de door de analytische filosofie door en door gekleurde wetenschap ons in de weg door gebrek aan humor? Of is ze een inspirerende kracht om nieuwe krachten aan te boren? Beide krachten, de obstruerende en de enthousiasmerende, zijn in de wetenschap even sterk aanwezig, en ik zou er dus maar niet te veel van verwachten. Gelukkig is wetenschap nog steeds voornamelijk een methode, de beoordeling van de resultaten ligt ergens anders.


In ieder geval is het zó dat als deze tijd met die rond 1500 te vergelijken is, ons een geweldige ontplooiing van creativiteit staat te wachten, waarbij de zeven doodzonden wachten op een nieuwe, niet-analytische benadering.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten