vrijdag 29 september 2017

Lala Foufouya oftewel  Lala Grenoe (7).
(Uit:  De mooiste Marokkaanse volksverhalen, 2016, uitgeverij Edisoft,redactie: Yasri Shakir, tekeningen: Eshshwie Mohamed Hafy Mokhtar.)


Dit is het laatste deel van Lala Foufouya.

Deel 7: Slot!


Toen Mohamed Aroesie thuis kwam, vertelde ze hem, dat ze beslist had om aan zijn wensen tegemoet te komen: zij had schoongemaakt in huis, opgeruimd, en alle oude overtollige spullen van de hand gedaan. Ook het kleine kistje had ze aan zijn eigenaar Radertjes van Tijd teruggegeven. Alles vertelde ze tot in de details.


Er welde meteen een snik in Mohamed op, waarbij hij bijna het bewustzijn verloor. Het ging vanzelf. Hij verklaarde haar: “Oh nee, nee, nee, alles in huis heb je aan kant gemaakt, alles wat ik in huis heb bewaard, je hebt alles zonder erop te letten of het nu goed of slecht was weggebracht, het zij zo. Ik ben alles kwijt. Ik ben de gekste van ons tweeën, ik ben gekker dan jij, jij hebt mij niet willen trouwen, maar ik wenste mij  een vrouw die niets wist, die niet kon lezen, niet kon schrijven, die het huis niet zou uitgaan of als een mens kon leven, ja, ja,  ik had mijn moeder moeten geloven: een vrouw met die kwaliteiten kan het leven niet aan en zij moet wel gek zijn. Maar ik ben nog gekker, ik ben de gekste van ons tweeën, nee, nee, nee, ik kan niet met je leven, ik ga je verlaten, ik ga je verlaten, ik ga je verlaten, het huis, de grond, ik ga weg hier vandaan, weg van het land van de alom aanwezige God.” Daarop reageerde ze in al haar naïviteit: “Mijn God, meneer Mohamed, waar wil je dan naartoe?” Daarop gaf hij spottend ten antwoord, terwijl hij al  met een voet buiten en de andere op de drempel van de deur stond: “Naar de vrouwengevangenis waar geen bed is om te liggen en geen stoel om te zitten, naar een plek waar ik niemand ken en waar geen deur is of ligbank, naar de bergen.” 


En hij ging er boos vandoor, maar Foufouya pakte vlug de deur uit de hengsels en een krukje , nam deze spullen op haar schouders, en volgde hem.


En nadat Mohamed een lange afstand had afgelegd, kwam hij bij de bergen, en hij had geen zin meer om zijn bergpad verder te beklimmen, omdat hij moe was. Hij ging zitten om te rusten, en at een stukje om aan te sterken en toen kwam daar naar hem toe Foufouya die een deur op haar rug droeg en een krukje. Hij kon z’n ogen niet geloven, en merkte verbaasd op: “Foufouya!”. Zij gaf ten antwoord: “Ja, mijnheer Mohamed.” Hij moest lachen en zei haar: “Ongelukkige gek! Jij weet echt van geen kwaad.” En zij antwoordde hem in alle eenvoud: “Toen ik je hoorde zeggen “ik ga naar de vrouwengevangenis waar geen vensters zijn en geen stoelen, dat je naar een plaats zou gaan waar niemand je kent en waar geen deur is of bed, naar de bergen, toen heb ik de deur op mijn rug genomen en de kruk.” Mohamed lachte om haar naïviteit.  De zon stond op het punt onder te gaan en er lag een lange nacht voor hen. Daarom zei hij haar: “Ik ga een plaatsje voor ons zoeken om te overnachten. Morgenochtend gaan we naar huis terug.”


Mohamed zag dichtbij hen een hoop grote stenen en daar legde hij de deur netjes boven op om erbovenop te kunnen slapen. Er was nog geen uur verstreken, toen een stel boeven bij hun plek kwam. Zij hadden net een rijkaard beroofd. Zij hadden zich naar de bergen gehaast om aan de achtervolgers van het dorp te ontkomen. Toen de boeven de hoop stenen zagen zonder dat ze de deur die er bovenop was gelegd opmerkten, dachten ze dat ze daar een mooie schuilplaats in een grot onder  stenen te hebben gevonden. Zij gingen in de grot slapen. Mohamed was door ze wakker geworden, maar hij verroerde geen vin en maakte Foufouya niet wakker.  De boeven gingen slapen en een geweldig gesnurk klonk op. En
plotseling schrok Foufouya wakker. Zij wilde opstaan. Maar haar echtgenoot verbood het haar. Hij vroeg haar weer te gaan slapen. Daarop zei ze hem dat zij moest plassen. Hij beviel haar op haar plaats te blijven en gaf haar zijn keppeltje om in te plassen. Toen dat gedaan was, viel ze weer in slaap. Daarop werd ze weer wakker en nu wilde ze alweer opstaan, en weer verbood hij het haar. Maar zij moest ditmaal poepen. Daarop gaf hij haar zijn schoudertas ,  “de sjekara”,  een chique tas van leer, waarin hij zijn geld en kleine andere dingen met zich meenam onderweg. Ze poepte erin en viel weer in slaap. Toen was ze ineens weer klaar wakker. Deze keer ging ze rechtop staan en begon ze te dansen boven op de deur. Ze gaf zich zelf de maat aan, en ze zei: “Er is mij een dans te binnen geschoten, en ze danste stevig stampend op de deur als een flamencodanseres 
erop los . De boeven hoorden boven zich trappelen en zij dachten dat het de paardenhoeven waren van de achtervolgers en dat de dorpelingen hen gevonden hadden, ze sprongen bevreesd op, doodsbang, en vlug gingen ze er als ratten vandoor, en vergaten in de haast wat ze bij zich hadden aan buit.


Toen Mohamed Aroesie zag dat ze ver weg waren en achter de bergen verdwenen, haalde hij opgelucht adem. In hun schuilplaats trof hij parels, diamanten en veel goud aan, dat hij met zich meenam. Hij ging terug naar huis met Foufouya en Mohamed Aroesie werd een gezien en schatrijk man. Hij kocht een huis voor Foufouya en nam voor haar een werkster in dienst. Ook kocht hij voor zichzelf een huis en trouwde hij een andere vrouw, die wel het leven kende en hoe je moest omgaan met mensen, hoe je er bij op bezoek ging en hoe je bezoek ontving.  En Foufouya.....die kreeg psychiatrische zorg. 


Als u hier klikt kom je aan het begin van de serie deel 1: het begin.

Commentaar:
1. Onwetendheid.

2. Flamenco.


maandag 25 september 2017

Lala Foufouya oftewel  Lala Grenoe (6).
(Uit:  De mooiste Marokkaanse volksverhalen, 2016, uitgeverij Edisoft,redactie: Yasri Shakir, tekeningen: Eshshwie Mohamed Hafy Mokhtar.)


Dit is deel zes van zeven delen Lala Foufouya.

Deel 6: Kom van het dak af!

Toen Mohamed Aroesie terugkwam, kreeg hij van zijn buren te horen, dat zijn echtgenote op een ezel gezeten naar het dakterras was gegaan, waar ze tamboerijnen bespeelde, en zij waren dat voortdurende ge-boem-boem-boem zat waarmee ze ook nog in luidruchtig gesprek was. De deur bovenaan de trap naar het dakterras was lange tijd versperd en Mohamed  riep haar om hem de weg vrij te maken. Toen ze open had gedaan,  klom hij omhoog het dakterras op en zag meteen de ezel  staan volgeladen met tamboerijnen en hij riep haar toe: “Wie klimt er nu met een ezel  het dakterras op?” Hij kreeg van haar te horen dat zij het was die met  de ezel het dak op was geklommen, en zij vertelde hem wat haar was overkomen. Daarop reageerde hij kwaad: “Die granaatappelschillen….. dat was goud, halvegare!” Maar zij begreep er niets van. Hij vervloekte haar, omdat hij haar beu was en zij hem geen profijt bracht, en hij begon in zichzelf te praten: “Mijn moedertje, je hebt het mij gezegd, de vrouw die niets weet van het leven, is niets waard in dit leven en natuurlijk moest ze wel gek zijn, natuurlijk was ze gek, dat Gods zegen ruste op je, mijn moeder, dat God zich om je bekommere” Toen schoot hem het goud te binnen dat hij ook in de kledingkist had verstopt, en hij zei haar: “Heb ik je niet gezegd om niet dicht bij die schaal met granaatappelschillen te komen?” Daarop antwoordde ze in al haar onschuld en naïviteit: “Er was geen geld in huis en daarom heb ik de granaatappelschillen in ruil daarvoor gegeven”. Toen ze dat zei, ging ze recht overeind staan en begon ze
met haar vingers in de kleding, die in de kist lag, te woelen, en raakte daarbij een klein kistje aan. Zij vroeg haar echtgenoot: “Wat is dat voor kistje, meneer Mohamed?” En hij verzuchtte: “Dat is het kistje …. dat is het kistje, dat niet het mijne is, begrijp je? Kom er niet in de buurt! Dat kistje is van de Radertjes des Tijds (1) , het is er om moeilijke tijden door te komen, een appeltje voor de dorst”, en zij riep verbaasd uit: “Hoe kan dat nou? Dit is niet jouw kistje?” En hij antwoordde: “Inderdaad, dat is niet mijn kistje, ik heb je toch gezegd dat het niet mijn kistje is!” En weer schoot hem het verlies van het goud door het hoofd en hij zei haar: “Ik heb de schaal in de kledingkist verstopt, en jij hebt de kist open gemaakt en de schaal eruit gehaald, nietwaar? Wie is er hier nu gek?”

Zij raakte geïrriteerd en zei hem: “Wat is nou de waarde van granaatappelschillen? Dat is toch maar afval?” Hij zei spottend tegen haar: “Praat jij me over het schoon houden van het huis? Kijk toch eens goed om je heen, hoe vies het hier is, en daar is het nog smeriger. Ik zeg er niets van en ik wil je niet kwaad maken, maar als jij het wilt hebben over het schoonmaken van het huis… is dit nog een huis? (2)Maar ik was tevreden met alle minpunten, ook al stapelde het ene probleem na  het andere zich op. Ik heb je laatst nog gezegd, nietwaar , pak dat kistje maar, het is niet mijn kistje (3: maar het kistje met de bruidsschat van de vrouw)!” En Mohamed Aroesie liep boos weg. Deze woordenwisseling was haar niet in de koude kleren gaan zitten. Zij begon in huis de vloer aan te vegen en op te ruimen, schoon te maken en alles op z’n plaats te zetten en oude versleten spullen weg te doen.  Toen dacht ze aan het kleine kistje, maakte de kledingkist open, haalde het kleine kistje tevoorschijn van onder de kleren vandaan en zei bij zichzelf: “Waarom is dit kistje hier, als mijn echtgenoot niet de eigenaar ervan is?” Zij dacht dat het gevaarlijk zou kunnen zijn….. Ze deed de deur open en bleef om zich heen kijken, nu eens die kant op dan weer de andere kant op. Zij zag een man die naderbij kwam en zij vroeg hem: “Bent u de Radertjes des Tijds.?” Deze man dacht dat alle vrouwen als ze hem aanspraken, wel slecht moesten zijn, en sputterde tegen. Zij begreep er niets van. Daarom riep zij een andere man aan en stelde hem de vraag of hij dacht dat zij met hem spotte. Hij week achteruit en ging er vandoor. Toen riep ze een derde man en vroeg hem: “Bent u de Radertjes des Tijds?” en hij kaatste meteen terug, omdat hij zag dat ze gek was: “Ja wel degelijk, dat ben ik! Wat wenst u van Mij?” En zij zei hem: “Hier is je pakje. Ik wil het niet in mijn huis!” Zij overhandigde hem het kistje in een oogwenk. De man aarzelde even en nam vervolgens het kistje aan en ging ermee vandoor.

Wordt vervolgd, klik hier voor deel 7: Slot .

Commentaar:
1. Het Rad des Tijds.

2. Overeenkomst met toneelstuk Aulularia van de Romeinse toneelstukkenschrijver Plautus.

3. Het kistje.

maandag 18 september 2017

Lala Foufouya oftewel  Lala Grenoe (5).
(Uit:  De mooiste Marokkaanse volksverhalen, 2016, uitgeverij Edisoft,redactie: Yasri Shakir, tekeningen: Eshshwie Mohamed Hafy Mokhtar.)


Dit is deel vijf van zeven delen Lala Foufouya.

Deel 5: een onverwacht talent!

Op een dag overkwam het Foufouya dat een stuk wol op de houtstoof viel (zie tekening). Het vatte  knetterend vlam: tikke-tikke-tak. Zij verbaasde zich over dit geluid dat klonk als een stem. Zij luisterde eens goed:  toetoe-

toeterde-soefff (Ar. soef=wol). Zij riep het vuur toe en zei: “Dorsten jullie naar wol? Hebben jullie zo'n zin in wol?” En meteen wierp ze weer een groot stuk wol op het vuur. Zij hoorde: tikke-tikke-tak tak. Hierover verheugde ze zich en zei: “Oh vuur,  jij bent net als ik blij met de wol, dolblij, zijn jullie vlammetjes, jullie houden heel veel van wol.”  En gooide daarop het grootste stuk wol in het vuur en hoorde het vuur zeggen: tikke-tikke-tak-tak tukketukke toek, wat haar blijdschap nog groter maakte. Zij zei geknield voor het vuur: “ Jij bent Afia (Afia= etymologisch verwant aan het Latijnse “hestia”) , het Vuur, jij bent foefoefoe-foufouya . Natuurlijk  moest ik voor je neerknielen, jij bent foefoefoe-foufouya .“  

Daarna ging ze met het vuur als in processie rond, en zo gauw ze merkte dat de verbrande wol veranderde in wat leek op granaatappelschillen, deed ze de schillen in een schaal en wachtte, totdat haar echtgenoot bij haar zou komen. Zij was hoogst verwonderd en vroeg hem: “Waarom wordt wol granaatappelschil als het in de houtstoof wordt verbrand?” Hij begreep er niets van en was even verbaasd als zij: “Wol in een houtstoof?” En ze zei tegen hem: “Ja, echt wel. Ik deed vandaag wol in de houtstoof en dat gaf een prachtig vuur en het zei: tikke-tikke-tak, omdat ik van vuur houd en ik ben voor haar geknield, en ik heb haar gedoopt “Madame Foufouya” (Lala Foufouya).  Maar,  mijnheer Mohamed,  toen ik ermee in processie rondging, verbrandde het de wol en veranderde het in granaatappelschillen.” Mohamed zweeg, en hield perplex z’n mond, zei niets en dacht dat zij volkomen door een geest (djinn) bezeten was, en zij liep vlug weg, bracht de schaal met daarin de granaatappelschillen, tenminste dat was wat zij dacht dat het was. Hij keek en zag stukken goud in de schaal liggen en riep uit: “Dat hier zijn de  granaatappelschillen, waarmee jij praat?” En zij antwoordde:” ….Ja…”.


Meteen stond Mohamed Aroesie van de bank op, kuste zijn echtgenote en streelde de rug van haar hand vol tederheid. Hij zei haar: “Gezegend ben jij, ongelukkige, alle goeds komt van jou en gaat van je uit, gezegend ben jij, oh Foufouya”. En hij adviseerde haar dat de schaal met daarin de schat niet de plaats was om “schillen van een granaatappel” te bewaren. en deed de schat in een kledingkist.  Mohamed Aroesie omringde van die dag af aan zijn echtgenote Lala (=madame, madonna) Foufouya met zorg en charme: hij verbeterde haar werkomstandigheden en vroeg in alles haar toestemming. Hij vergat wat zij hem aangedaan had.



Op een dag hoorde Foufouya de klanken van tamboerijnen (plaatje). De tamboerijnen (klik!)   lieten van zich horen bij gelegenheid van het Ashura feest. Zij deed de deur open en zag voor haar deur een verkoper van
cimbalen met zijn ezel, omringd door kleine kinderen. De wens kwam in haar op eraan mee te willen doen. Zij wilde een tamboerijn en vroeg de verkoper of hij haar er eentje wilde geven. De verkoper overhandigde  er haar eentje en zei
haar de prijs die hij ervoor wilde hebben. Maar Foufouya had geen geld in huis. Daarop vroeg hij haar of zij iets anders van waarde had dat hij haar voor geld kon wisselen. Toen dacht zij aan de granaatappelschillen, pakte ze uit de kledingkist, en gaf ze aan de man. De tamboerijn-verkoper kon zijn ogen niet geloven toen hij het goud zag en zei haar: “Neem mijn ezel en alle tamboerijnen!” En Foufouya ruilde de granaatappelschillen in voor de ezel zo vlug ze kon. Zij was door het dolle heen van vreugde en liet de ezel bepakt met rinkelende tamboerijnen het huis binnengaan (klopje op de kont van de ezel om hem sneller te laten lopen)  dreef hem naar boven de trappen op tot ze op het platte dak boven op het huis aankwam. Daar ging ze op de ezel zitten en bleef op alle tamboerijnen en tamboerijntjes kloppen: zij was op en top gelukkig en blij.


Wordt vervolgd, klik voor deel 6: Kom van het dak af!

Commentaar.


Wie de link naar de originele tekst heeft geopend, zal hebben gezien dat onder die link ook het commentaar op de eerste vijf delen van Lala Foufouya schuil gaat. Ik wil in het kort de onderwerpen die aan de orde komen opnoemen:
1. James Joyce en Lala Foufouya.

2. De Vuuraanbidders en Zarathustra.

3. De gelaagdheid van het verhaal.





maandag 11 september 2017

Lala Foufouya oftewel  Lala Grenoe (4).
(Uit:  De mooiste Marokkaanse volksverhalen, 2016, uitgeverij Edisoft , redactie: Yasri Shakir,
tekeningen: Eshshwie Mohamed Hafy Mokhtar.)


Dit is deel vier van zeven delen Lala Foufouya.

Deel 4: Het Offerfeest.

De dagen gingen voorbij en in de vroege uurtjes van de ochtend van het Offerfeest ging Aroesie naar de moskee om het offerfeestgebed te zeggen en bleef Foufouya thuis op hem wachten, totdat hij zou terugkomen om het schaap te slachten. Zij zat dichtbij het schaap en hoorde hem mekkeren: “mèe, mèe”. Zij dacht bij zichzelf dat hij met haar praatte, en haar toestemming vroeg om uit te gaan om zijn vrienden en verwanten te bezoeken. Zij vroeg hem: “Natuurlijk! Jij wilt je vrienden en verwanten bij gelegenheid van het feest bezoeken!?” Het
schaap kaatste terug : “ bè..bèe”. En zij zei hem: “Bij God, ik heb met je te doen en  ik ga je helpen en lief voor je zijn.” Zij stond op van haar plaats, pakte de nieuwe kleren van haar echtgenoot en deed die het schaap aan, deed hem de deur open en zei tegen hem: “Ga, maar kom vlug terug”, waarop het schaap mekkerde: “Mèe…mèe”.  En zij dacht dat het daarmee te kennen gaf dat het vlug zou terugkeren.


Toen Mohamed Aroesie thuis kwam, vroeg hij: “Waar is het schaap om te slachten?” Zij antwoordde hem in volle overtuiging: “Dat is weggegaan om zijn verwanten en vrienden te bezoeken bij gelegenheid van het feest en zal zo vlug als het kan terugkomen naar huis.” Mohamed slaakte een kreet als door de bliksem getroffen: “Hoe kun je erop vertrouwen, dat een schaap dat van huis is weggelopen naar welke verwante of vriend dan ook, zal terugkomen, gekkie?” Deze keer verontschuldigde Foufouya zich niet, maar kondigde hem het volgende aan: “Als er in dit bestaan barmhartigheid en  mededogen bestaat en God  houdt zich aan zijn eigen woorden,  natuurlijk verlangt het schaap dan naar zijn eigen verwanten en vrienden!” Daarop verklaarde Aroesie: “Wat heeft het voor zin met je te redetwisten. Dat leidt tot niets. Jij bent helemaal gek, had ik mijn moeder maar geloofd dat een vrouw zoals jij, die het huis niet uitgaat haar hele leven lang , niet voor het raam staat, geen vriendinnen en buren heeft, en niemand ziet haar ooit, die is niet voorbereid op het leven, is er niet voor geschikt!” Er is geen reden voor ruzie en discussie, heen en weer gepraat, omdat terechtwijzingen en verwijten geen nut hebben. 

Daarom pakte Mohamed Aroesie zijn echtgenote bij de hand en liet haar naast
zich plaats nemen en zei  kalm tegen haar: “Ik hoop dat je goed luistert naar wat ik je nu ga zeggen. Ik hou van je en ik wens je niets dan goeds toe. Daarom vraag ik je  dat je het rustig aandoet, jij hoeft geen enkel werk te doen, ik zal je je eten kant en klaar voorzetten, alles wat je moet doen, is het vuur aansteken en een pot thee erop zetten, en ik zal je wol brengen die jij gaat wassen. En dat is alles wat je hoeft te doen.” En hij liep steeds  heen en weer om haar eten te brengen, kwam bij haar met de wol, en Foufouya deed niets anders meer dan thee zetten en de wol wassen.

Oorspronkelijke tekening van Vivant Denon.

Wordt vervolgd, klik hier voor deel 5: Lala Foufouya.

maandag 4 september 2017

Lala Foufouya oftewel  Lala Grenoe (3).
(Uit:  De mooiste Marokkaanse volksverhalen, 2016, uitgeverij Edisoft , redactie: Yasri Shakir,
tekeningen: Eshshwie Mohamed Hafy Mokhtar.)


Dit is deel drie van zeven delen Lala Foufouya.

Deel 3: de koe en de deur.

De dagen gingen voorbij en Mohamed lette heel erg goed op en werd steeds voorzichtiger om te voorkomen dat zij iets slechts deed. Hij kocht een koe voor melk, kaas en boter. Zijn echtgenote was blij hierover. Tot de dag kwam dat ze lever wilde en haar te binnen schoot dat een koe een lever had. Waarom zou ze geen stuk uit de koe snijden, een niet te groot stuk?  Dat was de dag waarop haar echtgenoot terugkwam (van zijn werk) en haar vroeg lever klaar maken, een flink stuk lever en wel lever van de koe, dat hij haar zou gaan kopen. Maar zij attaqueerde daarop de koe van op zij om lever van haar te kunnen pakken, voordat meneer Mohamed  thuis zou komen. Ze verschafte zich een mes, sneed een gat in de flank van de koe en ging daarmee door tot ze bij de lever kwam, pakte er een stuk van af, verdeelde het in kleinere stukjes, at ervan, maar de koe was dood.

Toen Mohamed thuis kwam, en zij hem over de gebeurtenis inlichtte, betreurde hij zijn lot, hij had genoeg van haar onwetendheid, haar gekte en haar verontschuldigingen aan hem in al haar naïviteit en onschuld zoals zij gebruikelijk was dit te doen. Vanaf die tijd begon hij te roepen: “Dat God  je mag beschermen, beste moeder, waarom heb ik niet naar je woorden geluisterd, dat was fout, heel erg  fout….”

Meneer Mohamed ging bezorgd en verdrietig van huis op stap en bracht die nacht samen met enige van zijn vrienden door, en ging pas na middernacht terug naar huis. Hij wilde de deur openen, maar die zat dicht. Hij klopte op de deur, maar zijn echtgenote hoorde hem niet. Hij klopte en klopte op de deur, en bleef proberen de deur open te krijgen. Niemand antwoordde en na lange tijd, bezweek de deur, en viel hij zijn huis binnen, roepend: “Wat is dit? Je moet toch reageren als er op de deur wordt geklopt uren achtereen om voor mij open te doen. Heb je dan geen oren aan je hoofd?!” (Hij verwachtte dat zij op zijn eerste kloppen zou reageren om meteen open te doen.)  En dit had tot pijnlijk gevolg dat Mohamed er genoeg van kreeg, en weer verontschuldigde zij zich bij hem: zij had hem niet horen kloppen aan de deur, en was diep in slaap. Toen liet hij haar nogmaals beloven:  haar oren te spitsen voor als er iemand aan de deur komt. 


Op één van de dagen daarna toen Mohamed Aroesie zijn huis binnenging, verbijsterde hem wat hij te zien kreeg. Foufouya had haar oor afgesneden en het aan de deur vastgeplakt, en als het niet aan de buren had gelegen, had ze zichzelf in een gat gelegd om te sterven.


Dit keer was hij niet boos op haar, maar nam hij de tijd haar heel bedaard uit te leggen dat hij het zo niet bedoeld had, dat het hem speet, dat hij haar vergaf alles en nog veel meer, want toen zij zich het oor had afgesneden, zei hij tot zichzelf: “Moedertje, moedertje, ik geloof je nu: een vrouw die niets van de dingen des levens af weet  en er volkomen open tegenover staat, is niet geschikt voor het leven, inderdaad zij is van geen nut voor het leven.”

Wordt vervolgd, klik hier voor deel 4: Het Offerfeest.

Commentaar.


Wie de link naar de originele tekst heeft geopend, zal hebben gezien dat onder die link ook het commentaar op de eerste drie delen van Lala Foufouya schuil gaat. Ik wil in het kort de onderwerpen die aan de orde komen opnoemen:
1. Televisieserie in 1971.
2. Wat is het originele verhaal en wat ligt daaraan ten grondslag?
3. Overeenkomst met een verhaal uit de Libro de buen Amor (ong. Spanje 1340).
4. Overeenkomst met Bar Hebreaus grappen.
5. Waarom een vrouwenfiguur als hoofdpersoon in deze grappen?