vrijdag 29 september 2017

Lala Foufouya oftewel  Lala Grenoe (7).
(Uit:  De mooiste Marokkaanse volksverhalen, 2016, uitgeverij Edisoft,redactie: Yasri Shakir, tekeningen: Eshshwie Mohamed Hafy Mokhtar.)


Dit is het laatste deel van Lala Foufouya.

Deel 7: Slot!


Toen Mohamed Aroesie thuis kwam, vertelde ze hem, dat ze beslist had om aan zijn wensen tegemoet te komen: zij had schoongemaakt in huis, opgeruimd, en alle oude overtollige spullen van de hand gedaan. Ook het kleine kistje had ze aan zijn eigenaar Radertjes van Tijd teruggegeven. Alles vertelde ze tot in de details.


Er welde meteen een snik in Mohamed op, waarbij hij bijna het bewustzijn verloor. Het ging vanzelf. Hij verklaarde haar: “Oh nee, nee, nee, alles in huis heb je aan kant gemaakt, alles wat ik in huis heb bewaard, je hebt alles zonder erop te letten of het nu goed of slecht was weggebracht, het zij zo. Ik ben alles kwijt. Ik ben de gekste van ons tweeën, ik ben gekker dan jij, jij hebt mij niet willen trouwen, maar ik wenste mij  een vrouw die niets wist, die niet kon lezen, niet kon schrijven, die het huis niet zou uitgaan of als een mens kon leven, ja, ja,  ik had mijn moeder moeten geloven: een vrouw met die kwaliteiten kan het leven niet aan en zij moet wel gek zijn. Maar ik ben nog gekker, ik ben de gekste van ons tweeën, nee, nee, nee, ik kan niet met je leven, ik ga je verlaten, ik ga je verlaten, ik ga je verlaten, het huis, de grond, ik ga weg hier vandaan, weg van het land van de alom aanwezige God.” Daarop reageerde ze in al haar naïviteit: “Mijn God, meneer Mohamed, waar wil je dan naartoe?” Daarop gaf hij spottend ten antwoord, terwijl hij al  met een voet buiten en de andere op de drempel van de deur stond: “Naar de vrouwengevangenis waar geen bed is om te liggen en geen stoel om te zitten, naar een plek waar ik niemand ken en waar geen deur is of ligbank, naar de bergen.” 


En hij ging er boos vandoor, maar Foufouya pakte vlug de deur uit de hengsels en een krukje , nam deze spullen op haar schouders, en volgde hem.


En nadat Mohamed een lange afstand had afgelegd, kwam hij bij de bergen, en hij had geen zin meer om zijn bergpad verder te beklimmen, omdat hij moe was. Hij ging zitten om te rusten, en at een stukje om aan te sterken en toen kwam daar naar hem toe Foufouya die een deur op haar rug droeg en een krukje. Hij kon z’n ogen niet geloven, en merkte verbaasd op: “Foufouya!”. Zij gaf ten antwoord: “Ja, mijnheer Mohamed.” Hij moest lachen en zei haar: “Ongelukkige gek! Jij weet echt van geen kwaad.” En zij antwoordde hem in alle eenvoud: “Toen ik je hoorde zeggen “ik ga naar de vrouwengevangenis waar geen vensters zijn en geen stoelen, dat je naar een plaats zou gaan waar niemand je kent en waar geen deur is of bed, naar de bergen, toen heb ik de deur op mijn rug genomen en de kruk.” Mohamed lachte om haar naïviteit.  De zon stond op het punt onder te gaan en er lag een lange nacht voor hen. Daarom zei hij haar: “Ik ga een plaatsje voor ons zoeken om te overnachten. Morgenochtend gaan we naar huis terug.”


Mohamed zag dichtbij hen een hoop grote stenen en daar legde hij de deur netjes boven op om erbovenop te kunnen slapen. Er was nog geen uur verstreken, toen een stel boeven bij hun plek kwam. Zij hadden net een rijkaard beroofd. Zij hadden zich naar de bergen gehaast om aan de achtervolgers van het dorp te ontkomen. Toen de boeven de hoop stenen zagen zonder dat ze de deur die er bovenop was gelegd opmerkten, dachten ze dat ze daar een mooie schuilplaats in een grot onder  stenen te hebben gevonden. Zij gingen in de grot slapen. Mohamed was door ze wakker geworden, maar hij verroerde geen vin en maakte Foufouya niet wakker.  De boeven gingen slapen en een geweldig gesnurk klonk op. En
plotseling schrok Foufouya wakker. Zij wilde opstaan. Maar haar echtgenoot verbood het haar. Hij vroeg haar weer te gaan slapen. Daarop zei ze hem dat zij moest plassen. Hij beviel haar op haar plaats te blijven en gaf haar zijn keppeltje om in te plassen. Toen dat gedaan was, viel ze weer in slaap. Daarop werd ze weer wakker en nu wilde ze alweer opstaan, en weer verbood hij het haar. Maar zij moest ditmaal poepen. Daarop gaf hij haar zijn schoudertas ,  “de sjekara”,  een chique tas van leer, waarin hij zijn geld en kleine andere dingen met zich meenam onderweg. Ze poepte erin en viel weer in slaap. Toen was ze ineens weer klaar wakker. Deze keer ging ze rechtop staan en begon ze te dansen boven op de deur. Ze gaf zich zelf de maat aan, en ze zei: “Er is mij een dans te binnen geschoten, en ze danste stevig stampend op de deur als een flamencodanseres 
erop los . De boeven hoorden boven zich trappelen en zij dachten dat het de paardenhoeven waren van de achtervolgers en dat de dorpelingen hen gevonden hadden, ze sprongen bevreesd op, doodsbang, en vlug gingen ze er als ratten vandoor, en vergaten in de haast wat ze bij zich hadden aan buit.


Toen Mohamed Aroesie zag dat ze ver weg waren en achter de bergen verdwenen, haalde hij opgelucht adem. In hun schuilplaats trof hij parels, diamanten en veel goud aan, dat hij met zich meenam. Hij ging terug naar huis met Foufouya en Mohamed Aroesie werd een gezien en schatrijk man. Hij kocht een huis voor Foufouya en nam voor haar een werkster in dienst. Ook kocht hij voor zichzelf een huis en trouwde hij een andere vrouw, die wel het leven kende en hoe je moest omgaan met mensen, hoe je er bij op bezoek ging en hoe je bezoek ontving.  En Foufouya.....die kreeg psychiatrische zorg. 


Als u hier klikt kom je aan het begin van de serie deel 1: het begin.

Commentaar:
1. Onwetendheid.

2. Flamenco.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten