Uit: Libro de Buen Amor: Gula.
Hier spreekt hij over zonde van de Gulzigheid.
Exempel van de leeuw en het paard.
Breughel , https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Brueghel_-_Sieben_Laster_-_Gula.jpg |
291 Jij vraatzuchtige lekkerbek, je bent met
gulzigheid behept,
jij zou
alle lekkere beetjes die je maar ziet, het eerst willen
proeven.
O zonde,
jij verzwakt, maar bent een veelvraat,
en om
weer op krachten te komen, eet je als een wolf.
292 Sedert ik
je ken, heb ik je nooit zien vasten,
’s
morgens gebruik je het ontbijt, het middagmaal sla je niet over,
je eet
onmatig in de namiddag, en nog beter wil je avondmalen
293 Door het vele vlees en de wijn neemt je
vadsigheid (2) toe;
als je slaapt met je vriendin, doet je
krop je stikken,
de duivel neemt je mee, en brandt je in
de hel.
…………… (3)
294 Onze vader Adam door lekkernij en gulzigheid,
doordat hij van de vrucht at die hij
niet mocht eten,
werd door God op die dag uit het
Paradijs verstoten,
daarom lag hij na zijn dood in de hel. (4)
295 Velen doodde de gulzigheid in de woestijn,
van de allerbesten die daar zeker
waren.
De Profeet (5)
vertelt dat, wat ik u hier verwijt.
Om te eten en
te slokken, zit je steeds met opengesperde mond.
296 Uit gulzigheid
deed je Lot (6), die edele burger,
zoveel drinken
dat hij sliep met zijn dochters. Vooruit
dus maar je
hoererij bedrijven. Want waar veel wijn
geschonken wordt,
daar verschijnt
terstond de wellust en daarna alle boosheid (7)
297 De gulzigheid
brengt een plotselinge dood
aan het vraatzieke lichaam en aan de
lage ziel;
daarover zijn vele fabels en bekende
geschiedenissen,
dat
zal ik je kortelings zeggen om je des te sneller je congé te kunnen geven.
Exempel van de leeuw en het paard.
298 Een heel dik paard graasde in de weide,
daar kwam de leeuw die op jacht was,
maar hij had niets
tegen hem;
de vraatzuchtige leeuw taxeert het
paard met zijn ogen.
“Vazal,” (8) zei
hij, “kus mijn hand.”
299 Het paard antwoordde de slok-op leeuw:
“Gij zijt mijn heer en ik ben uw vazal:
ik heb geen bezwaar u de hand te
kussen,
maar ik kan niet bij u komen, ik verkeer
in een grote
moeilijkheid.
300 Toen gisteren een vervloekte hoefsmid mij
besloeg,
dreef hij in deze voet een spijker zo diep dat hij mij
vernageld heeft. Kom, heer, met uw hooggeprezen tanden
en trek hem eruit, en beschik over mij als over uw vrij
eigendom.”
301 De leeuw bukte zich om hem verlichting te
geven,
het beslagen paard zon op verraad tegen
hem:
het gaf hem een hevige goedgemikte trap
en trof hem tussen de ogen, zodat ze
hem morsdood sloeg.
302 Het paard vluchtte uit angst als een pijl uit
de boog (9)
het had veel gegeten van gevaarlijke
planten,
het werd zeer vermoeid en kreeg de
kroep.
Zo sterven de domme vraatzuchtigen en
daarheen ga jij ook.
303 Het onmatige eten en het volstoppen van de
buik,
evenals de wijn en het zware drinken,
brengen er meer om hals dan het zwaard,
gelijk Hippocrates zei.