Uit: Libro de Buen Amor:
Klik hier voor mijn commentaar en de oorspronkelijke tekst.
246 Gij zijt de vrekkigheid zelf, je bent heel
gierig;
je bent blij als je krijgt, maar geven
is je gewoonte niet.
Telkens als ik naar je luister, krijg
ik een naar gevoel.
247 Door zijn grote gierigheid kwam de rijke ten
val,
die aan de arme St. Lazarus niet een
enkel stukje gaf. (4)
De arme, jong
of oud, wilt ge niet zien, je hebt een hekel aan hem,
en van je
rijkdommen wil je hem niets geven.
248 Ofschoon door een
heilig gebod je wordt bevolen,
dat je de
naakte kleedt, de hongerige spijzigt
en de arme
huisvest, ben je zó vrekkig dat je nooit
aan
één iets gegeven hebt, terwijl honderd je het vroegen.
249 Jij, ellendeling,
wat zul je doen op de Dag des Oordeels (5),
als
God je rekenschap zal vragen van je goederen en je grote inkomsten?
Dan zullen geen
schatten en geen vijftig koninkrijken je baten.
250 Toen jij arm was
en in groot lijden verkeerde
toen zuchtte je
en deed je boete
en je smeekte
God dat hij je zou redden en in ’t leven houden,
en
je beloofde dat je met de armen zou delen en hen niet in de steek zou laten.
251 God heeft je
klachten verhoord en goede raad gegeven,
gezondheid en
rijkdom en overvloedige schatten.
Maar als je nu
een arm mens ziet, dan betrekt je gezicht,
dan doe je als
de wolf die zo’n pijn had.
Exempel van de wolf, de geit en de kraanvogel. (6)
252 De wolf verslond de geit als een lekker
hapje,
een bot bleef hem in de keel steken, en
hij zat erg in de penarie.
Hij stikte bijna, en vroeg haastig om meesters en doctoren (7),
en zei dat hij zich wilde beteren.
253 Aan
degene die het bot eruit zou halen, beloofde hij rijkdom en schatten.
Daar
kwam de kraanvogel van boven uit de hoogte
en
trok met zijn snavel heel behendig het bot eruit.
De
wolf was weer gezond, kon er weer flink op los eten.
254 De
kraanvogel zei tot de wolf dat hij hem moest betalen;
de
wolf sprak: “Waarom? Had ik niet je hals
met mijn tanden
kunnen afbijten, als ik ze had willen samenklappen?
Laat dat je loon zijn, dat ik je niet gedood heb.”
255 Precies zo doe jij ook (8): nu je overvloed hebt
aan brood en geld dat je anderen
afgenomen hebt,
wil je de arme niet een beetje rogge
geven, uit vrees,
dat je op die manier zo snel zou opdrogen
als dauw en hooi.
256 Goed doen aan een boze levert niets op,
een ondankbaar mens vergeldt een goede
daad nooit,
een slecht mens verwerpt het goede
inzicht,
het goede dat iemand hem aandoet, daarvan zegt hij dat hij er
recht op heeft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten