donderdag 21 mei 2020

Thales (slot): De wisselbeker (offerschaal)


Gedeeltelijk eigen vertaling, met fragmenten overgenomen van dr. Rein Ferweda en dr Jan Eykman (1). Bij goed lezen staat hier een fantastisch grappig verhaal.


Er is een algemeen bekend verhaal over een Drievoetige Offerschaal die door vissers werd gevonden en door de inwoners van Milete aan alle Wijze Mannen achtereenvolgens werd toegezonden. Dat gaat als volgt:

[28] Nadat bepaalde Ionische jongeren de visvangst van vissers van Milete hadden gekocht, ontstond er een meningsverschil over de Drievoetige Offerschaal (2), die als bijvangst was opgevist. Uiteindelijk kwam de zaak terecht
bij het orakel van Delphi, en die deed aldus uitspraak:

“Van wie de Drievoetige Offerschaal is?
  Apollo zegt er dit van:
  Van ieder die het wijste is.”

Daarop gaven ze de Offerschaal aan Thales. Maar hij gaf het weer aan iemand anders enzovoort tot de Offerschaal aan Solon werd gegeven, die het naar Delphi terugstuurde met de kanttekening dat de godheid de wijste van allen was.

Callimachus vertelt hetzelfde verhaal in zijn Jamben anders. Deze versie nam hij over van Meandrius van Milete (3). Hij zegt dat Bathycles uit Arcadië bij zijn overlijden een schaal naliet met de plechtige opdracht dat de schaal “zou worden gegeven aan hem die door zijn wijsheid het meeste goed had gedaan”. Daarom werd het aan Thales gegeven, en daarna ging het van hand tot hand onder de (zeven) Wijzen en kwam uiteindelijk weer terug bij Thales. Toen stuurde hij het
naar Apollo te Didyma  met de volgende opdracht volgens Callimachus:

“Ik, Thales, geef aan de heerser Neleusdit wat mij tweekeer te beurt is gevallen.”

Maar de inscriptie op de voet van de Offerschaal luidt:

“Thales van Milete, zoon van Examyos (verder weinig over bekend) geeft dit als wijgeschenk aan Apollo te Delphi, na hem tweekeer van de Grieken te hebben gewonnen.”

De schaal werd van plaats naar plaats gebracht door de zoon van Bathycles, die Thyrion heette, volgens Eleusis (onbekend) in zijn werk Over Achilles, wat ook Alexoon (onbekend), de Myndiër vertelt in zijn negende boek van de Legenden.

Maar Eudoxus van Cnidos en Euanthes van Milete zijn het er over eens dat er een man was, bevriend met koning Croesus, die van hem een gouden offerschaal kreeg om die aan de wijste onder de Grieken te schenken. Deze man gaf de offerschaal aan Thales, en die gaf hem weer aan anderen om
ten slotte te belanden bij Chilon. Chilon legde de vraag 

“Wie is er een wijzer man dan ik” 

voor aan de Pythia , waarop de godheid Apollo antwoordde (4): Myson (5)

Het antwoord van de godheid met betrekking tot Myson gaat als volgt:

De wijste man dat is….”Myson van Chen op Oeta, die in wijsheid je overtreft”
en dit antwoord kreeg Anacharsis  (en niet Chilon).

Daimachus, de volgeling van Plato, en Cleachus beweren dat de offerschaal door Croesus naar Pittacus werd gestuurd en daarna zou  de offerschaal te beginnen bij hem de ronde gaan doen onder de Wijze Mannen.

Het verhaal verteld door Andron (6) in zijn werk over De Drievoetige Offerschaal zegt dat de mensen van Argos een Drievoetige Offerschaal  uitloofden als een moralistische prijs voor de wijste onder de Grieken. Aristodemus, de Spartaan, kreeg de prijs toegekend, maar die trok zich terug ten gunste van Chilon. Aristodemus wordt ook door Alcaeus in deze zin genoemd. En wel om de reden dat Aristodemus op z’n Spartaans zonder bijgedachten zei: “Welvaart maakt de man; en armoede is waardeloos”.

Er zijn er die zeggen dat een vrachtboot door Periander naar Trasybulos, de tiran van Milete (7), was gestuurd. Dat schip leed schipbreuk in de wateren van Kos. Later vonden een stel vissers de Drievoetige Offerschaal. Phanodicus, daarentegen, verklaart dat de Drievoet in Atheense wateren is gevonden en naar Athene was gebracht. Er werd een vergadering bijeengeroepen en daarbij werd besloten hem naar Bias te sturen……

En er is nog een andere versie van hetzelfde verhaal. De Driepotige Offerschaal zou het werk zijn van de goddelijke smid Hephaistos, die het bij zijn huwelijk aan Pelops (of bij zijn opstanding uit de dood?) cadeau gaf. Vandaar ging het naar Menelaos. Toen Paris Helena schaakte, nam hij ook de Drievoetige Offerschaal met zich mee. Zij gooide hem bij Kos in zee, omdat, zei ze,  het wedijver in de hand zou werken. Toen, na verloop van tijd, hebben enige mensen van Lebedus die voor de visvangst waren uitgevaren, zich van de Drievoet meester gemaakt. Toen de vissers over het bezit ervan ruzie kregen, brachten ze het naar Kos, en toen zij er toen nog niet uitkwamen, brachten ze het probleem onder de aandacht van Milete, de moederstad.  Maar ze toonden geen respect voor de afgezanten van Milete. Daarom trok Milete ten strijde tegen Kos. Er vielen vele slachtoffers aan beide zijden. Toen verklaarde een orakel dat de Drievoet aan de wijste mens moest worden gegeven. En van beide zijden was men het erover eens dat dat Thales was. Daarop ging het rond onder de Wijzen, en Thales besloot uiteindelijk het aan Apollo van Didyma te wijden.
Het orakel dat de bewoners van Kos kregen ging als volgt:

“Niet eerder zult gij, Meropen en Ioniërs, staken uw twisten,
eer gij een gouden Drievoet, die door Hephaistos in zee is gegooid,
de stad uit hebt gezet. Pas als de Drievoet in het huis van een man komt,
die voor wijs doorgaat in het verleden, in het heden en in de toekomst,
dan pas zult gij ophouden ruzie maken.”

donderdag 14 mei 2020

Thales (deel 4), de  politicus.



Thales maakte deel uit van een groep bestuurders die bekend staat onder de naam “De zeven wijzen” van Ionisch Klein Azië. Van Vier van de Zeven zijn de namen met zekerheid bekend: de wetgever van Athene, Solon, de generaal Pittacus, de wijsgeer Thales en de dictator Bias van Priëne. Bij deze laatste wil ik even stilstaan om een grap, die ik in 1980 in Marokko te horen kreeg, voor het voetlicht te brengen. Deze Bias doet namelijk wat Jeha in deze grap doet: hij gaat een individueel duel aan met iemand van de vijand om de strijdbijl te begraven van de met elkaar ruziënde stammen.
De grap is van een jongen van rond de 18 jaar, die een schriftje met Arabische teksten hanteerde om daaruit grappen te vertellen. Het schriftje heb ik nergens kunnen terugvinden: het zou een persoonlijk geschreven grappenverzameling kunnen zijn. De jongen maakte deel uit van een groepje ambitieuze, puberale jongeren, die door hun  familie naar de stad Tétouan  waren gestuurd. De grap heeft alle kenmerken waaruit blijkt dat hij authentiek en oud is: de redeneerwijze, en de manier waarop er een eind aan de grap wordt gemaakt zoals die alleen maar voorkomt bij professionele vertellers. Uit de vertaling valt op te maken, dat de grap oorspronkelijk in het Arabisch (niet Tamazight/Berbers)  werd verteld. De grap heeft wat weg van een verhaal uit de Duizend en Een Nacht.


Op een dag zegt de koning tegen de inwoners van de stad, dat er oorlog is. En alle mannen en jonge mannen tussen de twintig en dertig jaar moeten zich oefenen om de oorlog in te gaan. Ook Jeha trekt met hen ten strijde. Als ze goed genoeg geoefend zijn, en als ze op het punt staan naar het oorlogsgebied te vertrekken, vraagt Jeha: “Kan ik twee kippen en twee stukken vlees meekrijgen?” Men haalt twee kippen en twee stukken vlees, en ze vertrekken. Op een gegeven moment in de strijd, besluit men dat iedere partij steeds één iemand tegen iemand anders van de tegenpartij zal laten vechten. Het land dat de meeste overlevenden heeft na afloop van alle duels heeft de strijd gewonnen. Als er tien dagen verstreken zijn, is het de beurt aan Jeha. Jeha en zijn tegenstander zijn beiden heel bedroefd. Elk wil van de ander winnen, maar daarvoor is nodig dat één van beide de ander doodt (klik ter vergelijking).   Jeha roept: “Stop, stop! Stijg van je paard af!” (lees ook) Ze stijgen beiden af. Daarop zegt Jeha: “Ga zitten.” Ze gaan beiden zitten. Dan zegt hij: “Is mijn vader geld aan jouw vader verschuldigd? Zijn we daarover niet tot een goede schikking gekomen?" Z’n tegenstander antwoordt: “Nee.” Daarop vervolgt Jeha: “Heeft mijn vader land, en wij hebben dat niet goed onder elkaar verdeeld?” “Nee,” antwoordt de ander daarop. Jeha zegt dan: “Waarom wil je me dan doden? En ik jou? Vooruit wij leggen onze karabijn erbij neer, en we gaan ervandoor.” Ook de andere man neemt zijn geweer van z’n schouder en legt hem neer. Jeha zegt daarop: “Jij neemt een kip en een stuk vlees, en ik neem ook mijn aandeel (woordspel in het Arabisch: hak/haqq).” Zij eten allebei een kip en een stuk vlees. De anderen zien dat Jeha met zijn tegenstander zit te eten. Ze zijn daar heel erg blij over. Ze staken de strijd, omdat vanaf dat moment de twee landen weer vrienden zijn. Door Jeha zijn ze weer bevriend met elkaar, en ze maken geen ruzie meer onderling. En zo eindigt dit verhaal van Jeha.


In dit verhaaltje staat beschreven hoe het in de tijd van Thales er soms op het strijdtoneel aan toe ging. Tenminste als Bias aanwezig was, en als het verhaal over hem klopt. 


De Zeven Wijzen (waarschijnlijk waren het er meer) vormden het Panionium, een Raad die boven de partijen stond. Het was een reizend gezelschap op zoek naar een vaste plek om zich te beraden. In een verslag van de Duitse universiteit te Bochum  naar de uiteindelijke vestigingsplaats staat te lezen, hoe hierover zich nog in 2004  nieuwe vondsten hebben voorgedaan.  In het begin gingen ze naar Athene, naar Milete (natuurlijk), naar Korinthe, naar Delphi, naar Egypte, en ook naar het eiland Samos (plaatje detail Herakleion op Samos). Op Samos kunnen we nog de resten zien van een altaar waarop de raadsleden offerden alvorens in vergadering te gaan.


Het lijkt mij (Diogenes Laërtes) hier de juiste plaats om wat informatie van algemene aard over de Zeven Wijzen in te voegen. Over hen weten we het volgende. Damon van Cyrene, die de geschiedenis van De Filosofen heeft geschreven, geeft op alle wijzen af, maar in het bijzonder op de Zeven Wijzen. Anaximenes merkte op dat ze zich allen bezighielden met de poëzie. En Dicaearchus zegt dat ze noch wijzen noch filosofen waren, maar vooral slimme mannen met een scherp oog voor wetgeving.  Archetimus van Syracuse beschrijft hun bijeenkomst aan het hof van Cypselus. Bij die gelegenheid zegt hij zelf aanwezig te zijn geweest. Maar Ephorus zegt dat die bijeenkomst bij Croesus heeft plaats gevonden zonder Thales. Er zijn er die ze bijeen laten komen op het Pan-Ionisch festival, in Korinthe en Delphi. Hun uitlatingen worden uiteenlopend weergegeven en worden nu eens aan de een dan weer aan de ander toegeschreven. (2)


De Raad adviseerde de Ionische stammen die voortdurend met elkaar in de clinch lagen. De stammen vormden een federatie, en de Raad zou een allereerste Raad van Europa kunnen worden genoemd.


Het was de verdienste van Thales om uitstekende adviezen in politieke aangelegenheden te hebben gegeven. Zó zou hij de onderhandelingen tussen Milete en Croesus hebben gefrustreerd toen Croesus de stad voorwaarden voor een bondgenootschap voorstelde. Dat kwam goed uit toen Cyrus II Croesus overwon, want daarom spaarde Cyrus II Milete van de ondergang. (3)


Het gezelschap hield zich ook met poëzie bezig. Bij Thales tref je een combinatie aan. Hij was de belangrijkste figuur van het overleg. In het gedicht hieronder staat aangegeven waarom de Feniciërs (en zijn afkomst was Fenicisch!) op zee goed richting konden houden en betere zeevaarders waren dan de Grieken:

Callimachus erkent Thales als de ontdekker van de Kleine Beer. In een gedicht van hem staat over Thales te lezen:
Wie als eerste beschreef de baan der sterren,
die kleine sterretjes die we de Beer noemen,
waarop Feniciërs hun zeilen afstemmen? (4)


Uit dit gedicht valt op te maken dat de Feniciërs op de Poolster voeren in tegenstelling tot alle andere volkeren, die bijvoorbeeld zowel Venus als de Grote Beer als oriëntatiepunt hadden om richting te houden. Duidelijk is dat die veel meer moeite hadden koers te houden dan de Feniciërs, omdat de Poolster inderdaad het Noorden aangeeft, en de andere sterren voortdurend van plaats aan het firmament veranderen. Thales kan ook uit zijn eigen interesse in de seizoenen (1)  tot de conclusie zijn gekomen dat er maar een ster was die stil stond aan de hemel: de Poolster. Maar verrassend aan deze vondst is, dat Thales dacht in ruimtes: bollen, sferen, en blokken. Anders zou hij nooit tot de juiste berekeningen van de stand van de sterren hebben kunnen komen!


Bij Herodotus valt ook nog te lezen dat er Lydiërs (?) uit Klein Azië vertrokken richting Sardinië, wat de springplank is naar het vaste land van Italië, waar ze later Rome stichtten. De suggestie is dat die uittocht na de val van Croesus zou hebben kunnen plaatsvinden. Thales kun je hiermee plaatsen aan het begin van de Europese politieke geschiedenis. Arnaud (pag. 283) denkt dat zij aan de basis staan van het individualisme. Hun eigengereidheid keerde zich tegen elke vorm van dictatuur, hoewel zij zelf vaak dictators waren of ervan afhankelijk.


donderdag 7 mei 2020

Thales, deel 3: putten.

Laten we het eens over putten hebben, je weet wel die dingen waar vroeger water uit werd getakeld in een emmer. Of waarin mensen tegenwoordig zitten in een depressie. Bij de Turkse schrijver Pamuk  verdwijnen er regelmatig lijken in een put. Er zijn mensen die alleen al bij het horen van het woord "put" een gezicht van afgrijzen trekken. Dat is helemaal niet zo gek, als je weet waar die put zoal mee te maken heeft gehad.
Het volgende verhaaltje is niet het oudste grappige verhaal over een put, maar het vertelt ons iets onverwachts over de oorsprong van deze grappen uit de Klassieken.


Opschepperij buiten schooltijd (1).Op een dag viel de zoon van de Hodja in een put. Meteen ging men het nieuws brengen aan de vader. De Hodja rende hals over kop naar de rand van de put en schreeuwde van bovenaf: “Zoon, ben je daar beneden?” “Vadertje, “antwoordde daarop de zoon uit de diepte, ‎‎“haal alsjeblieft hulp, om mij eruit te halen!” “Het is niet nodig hulp te halen, “antwoordde daarop de Hodja, “Ik ga gewoon thuis een touw halen om je eruit te trekken.”


Zonder uitleg is de grap niet helemaal te volgen. Je moet namelijk weten dat het hier om het onderwijs in het Arabisch gaat, waardoor de opmerking van de Hodja begrepen kan worden. “Help, help!”  is namelijk in het Arabisch “Roep hulp, Roep hulp” (واغوثاه) alsof je altijd mensen en niet middelen nodig hebt om je te redden. De Hodja wil alleen maar een stuk touw halen om zijn zoon uit de put te halen en vindt het onnodig ook nog mensen te hulp te roepen. De aanduiding “vadertje”, een verkleinwoord, wijst erop dat er misschien ook nog iets anders aan de hand is, nl. dat het gewicht van de vader niet opweegt tegen dat van de zoon. Toch zegt vadertje, dat hij alleen maar touw gaat halen en niets anders. Het tekent de vader – zoon verhouding, vanuit de hemel daalt een touw(-ladder) om uit de diepten op te klimmen.


Het vertelt iets over het Turkse Islam onderwijs in het Arabisch waar de zoon zó trots op is dat hij het beheerst, dat hij er niet alle finesses van kent. Hij wil hiermee indruk maken zelfs als hij in doodsnood is, op zijn vader. Hij maakt een fout en zijn vader corrigeert hem. Deze fout van de zoon zou er ook op kunnen wijzen dat de oorspronkelijke versie van het verhaal Arabisch is of uit een taal verwant aan het Arabisch (Hebreeuws of Fenicisch) komt. En als we zo diep in het verleden duiken, stuiten we op een speciale betekenis van put, die ook misschien het een en ander vertelt over de afstamming van Thales.


Twee duizend jaar voor Christus hadden de Babyloniërs allerlei voorschriften ten aanzien van niet gewenste kinderen (Arnaud, 287) . Deze regel laat zich als volgt samenvatten: “(Baby’s, die ontsnapt waren aan) de bek van de hond of uit een put” moesten geadopteerd worden. Zij genoten bijzondere bescherming, omdat zij wisten te overleven in omstandigheden waarin je eigenlijk de dood moest vinden. Deze kinderen hadden geen recht op een erfenis, maar wel op speciale begeleiding, waardoor zij vaak hun talenten ten volle konden ontwikkelen. En ik denk dat Thales zo’n kind was met een Fenicische afstamming, volgens Herodotus, wat door latere Griekse geschiedschrijvers natuurlijk werd tegengesproken. Feniciërs net als Romeinen legden vaak ongewenste kinderen te vondeling. En Thales overleefde dat. Zo kwam hij in een Grieks gezin (dat van de tiran Trasyboulos?) dat hem met veel zorg opvoedde.


Meestal wordt het verhaal van de put verteld (2), als Thales al op oudere leeftijd is (Plato, Theaetetus: 173e) :
Socrates:Laten we Thales als voorbeeld nemen, ….. Toen hij de sterren aan het bestuderen was, keek hij omhoog en viel in een put. Een keurig gevat Thracisch dienstmeisje maakte hem daarop belachelijk, zeggen ze. Hij wilde zo graag de dingen in de hemel kennen, dat hij niet meer zag waar hij liep.


Plato vertelt het alsof Thales zich laat afleiden of verleiden door een jong meisje. Of is dat mijn interpretatie? Als Thales een adoptief kind is geweest en over geen erfenis kon beschikken, had hij waarschijnlijk zijn hele leven te weinig inkomen om te trouwen. Dit verklaart veel over wat eerder verteld (blog) werd over zijn redenen niet te willen trouwen. Misschien leidde het meisje hem echt af van zijn werk?  Maar Diogenes (vers 34) zegt dat het om een oude vrouw ging (3):


[34] Er wordt verteld dat Thales eens , toen hij door een oude vrouw uit zijn huis werd meegenomen om de sterren te observeren, in een kuil (put) is gevallen, en dat zijn kreet om hulp door de oude vrouw als volgt beantwoord werd: “Hoe kun je verwachten alles over de hemel aan de weet te komen, Thales, als je niet eens kunt zien wat vlak voor je voeten ligt?”


In het Grieks wordt er een verschil gemaakt tussen de sterrenhemel en het heelal (de hemel) van de goden. Hier wordt de nadruk gelegd op de legendarische verstrooidheid van de professor, die niet met beide benen op de grond staat en met zijn hoofd in hogere sferen verkeert. Dat doet Thales volgens Socrates (Plato) ook, maar waarom het dan hebben over een jong Thracisch wicht, waarvan in het klassieke Griekenland het idee bestond dat zij muziek en liefde om financiële redenen aanboden? De wetenschappelijke blik van Thales staat in een bepaalde traditie. De vragen (4) die wetenschappers zich stelden werden ook toen al een beetje onrealistisch gevonden (Diogenes: 36):


Hij zei dat er geen verschil bestaat tussen leven en dood. “Waarom zoek je de dood dan niet?” zei iemand. “Omdat het toch geen verschil maakt, “ antwoordde hij. Op de vraag wat er eerder is geweest de dag of de nacht, antwoordde hij: “De nacht is één dag ouder”.


En ook deze antwoorden hebben de eeuwen getrotseerd (5):
Ze hielden ervan Nasr Eddin lastig te vallen met vervelende en ronduit onmogelijke vragen om te beantwoorden te stellen. Op een dag vroeg men hem: "Nasr Eddin, jij bent zo goed thuis in wetenschappelijke raadsels, zeg ons eens: wat is het nuttigst, de zon of de maan?" "Ongetwijfeld, de maan! Zij verlicht ons als het donker is, terwijl die stomme zon licht geeft als het al licht is!"


En weer bestaat er een Arabische variatie op de Turkse Nasreddin versie. Was de oorsprong van de grappen inderdaad Fenicisch, Arabisch of Hebreeuws? En zou deze gemeenschappelijke oorsprong geen reden zijn ook nu de gemeenschappelijke oorsprong van deze talen te eerbiedigen?


Zon of maan (6)Vrienden van Jeha vroegen hem: “Zeg ons wie heeft het grootste nut: de zon of de maan?” Jeha dacht er eventjes over na en zei toen: “Aangezien de zon ’s ochtends opkomt en zich ’s nachts niet laat zien, en de maan ’s nachts opstaat en dan de hele wereld verlicht en schijnt alsof het dag is …concludeer ik daaruit dat de maan belangrijker (ouder? قديم) is dan de zon.”


Er staat “belangrijker”, maar dit woord associeert in het Arabisch zo vlug met “ouder” dat je bijna direct denkt aan het antwoord van Thales. Opvallend is ook de deductieve manier van redeneren. Die is uit de Turkse versie verdwenen.