donderdag 30 januari 2020
donderdag 23 januari 2020
Izlan en Imaiat.
Als ik tot in mijn tenen voel dat ik liefheb,
dan is het alsof er regen valt op jonge gerst.
Als wij sterven, zal er geen liefde meer zijn;
we blijven zitten met de stenen en planken van het graf.
De engel (1) die ons komt ondervragen, zal
(oplichtend) boven ons staan.
Ik ben langs de tent gegaan van haar die ik liefheb (2).
Oh spijt en herinneringen: jullie vermalen (3)
mijn inborst.
Water is er voor de dorst om van te drinken.
Mijn dorst gaat uit naar mijn vriendin om mijn verlangen te lessen.
Wat ben jij gelukkig, valk die zweeft op gestrekte vleugels
door de lucht.
Jij ziet de vlakte en de bergen. Je vliegt over kloven en bespiedt de steile
bergwanden. Je bent niet bang te vallen. Zorgeloos.
Wat je ook huilt, hoe de tranen ook stromen, hoezeer je oog
door verdriet niet meer kan zien, dat zal me mijn vriendin niet terugbrengen,
zij is dood.
Ik ben naar het graf gegaan van haar, die ik liefheb:
Ik sprak haar aan, maar er zat tussen ons een hoop aarde.
Ik heb thee gekocht die niet goed is. Niets dan lucht (7). Daar sta je dan,
zonder besef. Daar sta ik dan met lege handen, ik die er flink voor heb moeten
betalen. Daar heb ik niet voor gekozen.
Het geweer brengt verdriet. De thee is niet te zuipen.
Bekijk het eens zó: die Westerling, geeft die de mensen ruimte om te
dwalen?
De roep van een uil in de nacht als van je lief, de liefde
en liefdessmart zijn redenen naar rotsige bergtoppen te klimmen, om er te huilen.
Zie wat de liefde doet met een vogel! Des te meer reden
heeft hij die aan jou, oh schoonheid, is gewend geraakt, geraakt te zijn.
Ah, als ik ossen (4) zou
kunnen hoeden, dan zou ik ook haar die ik liefheb onder mijn hoede nemen. Een dwaas
zou ons begeleiden. Hij zou voor ons de kudde hoeden.
Ik zeg je, mijn liefde, vertrouw je vaarwel toe aan de
valken. Wat de mensen aangaat, die zullen je verraden, heb geen vertrouwen in
ze.
Het is de islamstudent die liegt. De hemel is daar waar de
mooie vrouwen zijn. Jouw heilige kennis, mijnheer, laat haar haar schoonheid
verliezen.
Oh oog van mij, ik zal het je nooit vergeven: jij hebt mij
tot op het bot in vuur en vlam gezet.
Wanneer er ruzie is in huis, hoe je ook je best doet om met
boter de couscous op smaak te brengen, het zal je niet lukken.
Ze huilen, de katten, in de huizen van Khenifra (5). Ik wilde niet huilen, maar mij heeft het mijn
hart gebroken.
Wat heb je gehuild, mijn hemel nog aan toe, toen je lief is
gestorven. Wat heeft de aarde gehuild, toen zij erin afdaalde.
In de nacht waarin mijn lief is gestorven, klonk er een
schreeuw van verdriet. De gebochelde berg heeft zo hard gehuild, dat de wilde
beesten weg zijn gevlucht.
Zo is het ook met mij, als ik opsta; zo is het ook met mij,
als ik op weg ga: was zij maar thuis!
Tot nu toe was je mijn geweer, mijn vriendin. Nu ben je oud: een oud geweer neem je niet meer mee op jacht.
Statenbaas, je hebt het land van de helden (6) in beslag genomen. Als ik je wil bestrijden, dan
kom je opdraven met je kanonnen. Als ik je je gang laat gaan, komt de profeet
mij vertellen: trek ten strijde tegen die Westerling!
Als hij van mij houdt, mijn liefje, zal hij huilen. Hij zal
huilen als een moederschaap met een pas geboren lam dat bij haar is weggehaald,
en dat schaap blijft maar blaten en kijken naar de plaats waar ze haar kind uit
het oog heeft verloren, weg in het duister van de tenten.
Kijk, hier staat de ruiter te paard met een geweer en 200
kogels: alles wat hij ons opdraagt, voeren we uit.
De liefde is iets moois, ook al ruïneert het ons. De liefde
heeft alles wat iemand tot een man maakt. Een man zet zich in zijn hoofd trots
en moed.
Op het dienblad staan glazen. Het zijn er heel veel. Het
mooi met goud vergulde glas houdt het oog van de gast vast. Hij laat er
langzaam zijn blik over heen glijden.
Ik ga liggen, ik val niet in slaap. Als ik grijs ben
geworden, komt dat omdat ik veel ellende heb gekend.
Oh wijngaard (7)
, ik heb je schaduw bezocht. Dat deed mij genoegen. Maar ik ben bang, omdat er
om je heen een jujubes-heg staat (8).
Een glas thee verkwikt het vermoeide hart. Hij zorgt voor
tijd om te minnen tijdens de siësta.
Vooruit, val de nacht aan, vecht tot de ochtendschemering en
de dag aanbreekt, oh moslims. Waartoe dient het vernederende bestuur van de
Westerling?
Hij die onderworpen is, zit in het gevang (9) of werkt met kruiwagens om wegen aan te leggen.
Het is niet gemakkelijk met de Westerling zich te verhouden.
Ik ben weggegaan. Ik zei tegen mezelf, ik ga weg om je te
zoeken, mijn vriendin, onophoudelijk huilend. Maar ik heb je gevonden, jij was
thee aan het drinken (10).
Ik ben weggegaan, en zei tot mezelf: misschien dat water
redding brengt. Ik heb gedronken van het water, maar het water slaagde er niet
in om het vuur in mijn ziel (11) te doven. Het
wist mijn hart niet te verkwikken.
De dood waart ook in de tenten. Oh sidi Ali (12), wat mij betreft, word ik door de Zaïan (13) aan jouw
zijde gedood. Leven zonder jou heeft geen zin.
Mijn hart verzucht, in mijn binnenste, als een duif, de
muren buigen zich onder mijn snikken.
Oh gij, roep me: ’t is genoeg geweest, mijn land. Treur je
niet om mij? Kun je gelukkig zijn met je gedachten bij mij?
woensdag 15 januari 2020
Op deze prachtige
schoolplaat van Isings (pag. 127) staat een zaal waarin
Willem van Hildegaersberch een verhaal voorleest over een listige Jakhals die
door de reconstructie van een misdaad nog net weet te voorkomen dat een goed
mens sneuvelt in een onrechtvaardige rechtszaak. Willems naam verraadt dat hij
uit het huidige Hillegersberg te Rotterdam
afkomstig is. Het trof me hoe twee werelden die momenteel elkaar vaker
ontmoeten, elkaar ook al eens in een verhaal uit 1353 waren tegengekomen. In onderstaand
lied uit de Hoge Atlas (1934) komt net als in het verhaal dat in de zaal van
Isings wordt voorgelezen de Jakhals voor. Wat de rol van de Jakhals is, die in
het Rotterdamse verhaal Ondank is ’s werelds loon (pag 269 in: Van Aladdin tot Zwaan kleef aan: lexicon voor sprookjes, ontstaan etc.) en ook in het Berberlied uit 1934 voorkomt, valt
te lezen in het commentaar op dit lied uit de Hoge Atlas.
Lied (izli) en dans (ahidou) (1)
Ik ben in
mijn eentje naar mijn geliefde gegaan.
Alles is verlaten.
Het is alsof ik wordt geëscorteerd door ruiters:
mijn liefde vergezelt mij onderweg.
Alles is verlaten.
Het is alsof ik wordt geëscorteerd door ruiters:
mijn liefde vergezelt mij onderweg.
De regen
valt, op jou, mijn hart;
de liefdesmist drukt zwaarder dan een bewolkte hemel.
de liefdesmist drukt zwaarder dan een bewolkte hemel.
Ik ben naar
mijn geliefde gegaan gisteren.
Vandaag heb je mij overvallen.
Ben je soms te paard, oh liefde, om mij te achtervolgen?
Vandaag heb je mij overvallen.
Ben je soms te paard, oh liefde, om mij te achtervolgen?
Oh Jakhals (2),
de blijdschap maakt me aan het huilen.
Laat de tranen achterwege van hem die door liefde wordt gekweld.
Laat de tranen achterwege van hem die door liefde wordt gekweld.
Ik zeg je
dit: vrouw, mogen je wangen zijn als granaatappels,
mogen je ogen koolzwart zijn, mogen je kuiten blank zijn en je armen
als je ze optilt, mogen ze zijn als de mooie rechte glanzende geweerlopen van de Fransen.
mogen je ogen koolzwart zijn, mogen je kuiten blank zijn en je armen
als je ze optilt, mogen ze zijn als de mooie rechte glanzende geweerlopen van de Fransen.
Oh theepot,
de smid heeft je al eens onder handen genomen;
het is niet goed theedrinken uit een kapotte theepot.
het is niet goed theedrinken uit een kapotte theepot.
Wanneer het
oog slechts zoekt naar de geliefde,
ziet het de massale menigte niet, zelfs niet als er talrijke mensen zijn.
ziet het de massale menigte niet, zelfs niet als er talrijke mensen zijn.
Mijn hart
weet waar het is geraakt. Omdat ik
het verdraag, zeggen de mensen: met hem gaat het goed.
het verdraag, zeggen de mensen: met hem gaat het goed.
Geef me meer
tijd, smeek ik, opdat ik kan gaan naar de kloof bij de rivier (voor een
afspraakje).
Ik ken je niet, oh ere zij God, ik zal aan je als laatste voorbij gaan. (3)
Ik ken je niet, oh ere zij God, ik zal aan je als laatste voorbij gaan. (3)
Mijn hart is
uiteen geknald als kalksteen.
Het vuur heeft zich eraan vergrepen: er is geen rook om de onrust in mijn hart te verraden.
Het vuur heeft zich eraan vergrepen: er is geen rook om de onrust in mijn hart te verraden.
Bij God,
mijn liefde, heb ik je vader vermoord
zodat je mijn botten tot stof kon vermalen? (4)
zodat je mijn botten tot stof kon vermalen? (4)
Je lijkt op
een bij, oh minnaars oog,
alleen op de mooiste bloemen laat je je neer.
alleen op de mooiste bloemen laat je je neer.
Oh moeder
mijn, geef mij een kussen om er mijn pijn op neer te leggen.
Mijn hart stroomt over, er is geen plaats meer voor nog meer verdriet.
Mijn hart stroomt over, er is geen plaats meer voor nog meer verdriet.
Als de zon
ondergaat, slapen alle moslims, behalve ik en het klaterende stromende water in
het irrigatiekanaal
wij tweeën zijn wakker, de slaap maakt zich van onze ogen niet meester.
wij tweeën zijn wakker, de slaap maakt zich van onze ogen niet meester.
Ik ben in de
schaduw van de jeneverstruik gegaan.
Ik zei tot me zelf: zij is goed.
Toen ik daar zo bleef staan, vielen de doornen op ons.
Ik zei tot me zelf: zij is goed.
Toen ik daar zo bleef staan, vielen de doornen op ons.
Het
(haard-)vuur is een goede zaak. Als er geen vuur was, hoe zouden we dan ons
schapenvlees roosteren? Als er geen vuur was, hoe zouden we thee zetten? Als er
geen vuur was, hoe zou dan het vliegtuig opstijgen om de mensen uit hun tenten uiteen
te jagen? (5)
Hij die
vertrouwen stelt in een mooie vrouw, is als een strak heldere hemel in
december.
Er zijn sterren: morgen bij het aanbreken van de dag, begint het te regenen.
Er zijn sterren: morgen bij het aanbreken van de dag, begint het te regenen.
De thee die
lekker is, houdt van een man die net is als die thee.
Zijn kleren moeten netjes zijn en mooi, mooie vrouwen moeten hem omzwermen.
Zijn kleren moeten netjes zijn en mooi, mooie vrouwen moeten hem omzwermen.
De profeet
gaf niet om mooie kleren, de hemel en het hiernamaals zijn belangrijker dan de
thee en de kaarsen. Oh gij, die in het valstrik van de Fransen terechtkomt.
Ik ben naar
het graf van haar die ik lief heb gegaan. Oh verdriet, je verpulvert mij van
binnen.
De verraders
die mijn liefje hebben begraven, waarom hebben ze zoveel aarde op haar gedaan?
Als er
dorpen van gekkies zijn, dan zijn er daarvan vast en zeker meer dan van
dorpen met weldenkende mensen.
Of ik nu te
eten heb of niet, of ik nu mijn broekriem aanhaal of niet, of ik nu eikels eet
of smul van een lekker vogeltje!.......Maar wat de profeet aangaat, wij rekenen
op hem. (6)
dinsdag 7 januari 2020
Een Berber (Tamazight) gedicht, uit 1934, in een katholiek tijdschrift, Le Maroc Catholique.
In de
inleiding zegt Paul Hector, de schrijver van het artikel, dat hij de gedichten
publiceert om het grotere publiek kennis te laten maken met de poëzie van de
Berbers. Het gedicht van vandaag is in het dialect van de Ichqirr uit deMidden Atlas bij Khénifra. Deze gedichten zijn nooit uitgegeven in een publicatie. Het gedicht is dan
ook tijdgebonden, hoewel de setting waarschijnlijk al die is uit de tijd van de
Romeinen. Behalve een dichter, en een muzikant is er altijd een grappenmaker
aanwezig bij de voorstelling. Omdat het hier om een treurdicht (lees de zeer
informatieve tekst over de elegie op Wikipedia) gaat, krijg je de indruk van een Romeinse begrafenis, waarbij de grappenmaker
een cruciale rol speelde om het lot dat iemand had getroffen te relativeren, er
een trompetter was om met schetterende geluiden de geesten te verdrijven, en een
dichter om de loftrompet te steken.
De dichtkunst
uit deze streek wordt met een Thamazigt woord “tamediazt” genoemd, de
dichtkunst van de troubadours (amediaz).
Men kent deze aanduiding voor straatmuzikanten nog steeds. Mohammed Benzakour
in zijn verzameling spreekwoorden uitgebracht onder de titel “10 Op een ezel”
in 2018, haalt in dit verband het volgende spreekwoord aan: (Amedyaz n dchar
war isfourrouz): “De troubadour van het eigen dorp vermaakt niet”. Hij
legt daarbij uit dat net zoals de profeet in eigen land niet wordt geëerd, ook de
troubadour in zijn eigen dorp geen geziene gast is. Ze trokken van plaats naar
plaats, en mochten net als de Romeinse (Griekse) komedianten, geen grond
bezitten. Zij leefden (zie Plautus: De vrolijke thuiskomst, of Aristoteles: Poëtica(48a30) , van de gaven van degenen die er
beter aan toe waren.
Schilderij van de Fantasia van Marokkaanse kunstenaar in Rabat 2017 |
Gaan of blijven?
De man
die dapper is en couscous aanbiedt
die verdient het een zadel op zijn paard te werpen (om het te bestijgen).
Maar een lafaard vecht niet: geef hem geen paard, geef hem geen couscous,
zet hem niet in het zadel!
die verdient het een zadel op zijn paard te werpen (om het te bestijgen).
Maar een lafaard vecht niet: geef hem geen paard, geef hem geen couscous,
zet hem niet in het zadel!
Hij heeft
zwarte banden (iflidjen) aan zijn tent zitten om hem groter te maken.
Met hoeveel banden hij zijn tent ook heeft bespannen, op een dag
is hij op zijn hoede, het enige dat door hem heen gaat is vluchten.
Met hoeveel banden hij zijn tent ook heeft bespannen, op een dag
is hij op zijn hoede, het enige dat door hem heen gaat is vluchten.
Hij heeft zijn melk (1) gedronken
en hij is opgestaan om zijn kamelen gereed te maken.
Hij bedriegt hem, hij bedriegt zijn zoon:
die zal ook lafaards voortbrengen
lafaards brengen lafaards voort.
En hij die de messen slijpt (2) zal hem voortdurend in het oog houden.
en hij is opgestaan om zijn kamelen gereed te maken.
Hij bedriegt hem, hij bedriegt zijn zoon:
die zal ook lafaards voortbrengen
lafaards brengen lafaards voort.
En hij die de messen slijpt (2) zal hem voortdurend in het oog houden.
Maar hij
heeft zijn melk gedronken
en hij is opgestaan om zijn kameeltjes in veiligheid te brengen
Hij bedriegt, de lafaard, als zijn zoon trouwt
zal die ook lafaards voortbrengen, alleen maar lafaards
Lafaards brengen lafaards voort!
Maar een man slijpt, slijpt zijn messen,
bloed aan zijn bajonet.
en hij is opgestaan om zijn kameeltjes in veiligheid te brengen
Hij bedriegt, de lafaard, als zijn zoon trouwt
zal die ook lafaards voortbrengen, alleen maar lafaards
Lafaards brengen lafaards voort!
Maar een man slijpt, slijpt zijn messen,
bloed aan zijn bajonet.
Jullie
lafaards verdienen het niet te worden geprezen.
Kijk me aan: hier ben ik.
Ik ben in jullie midden!
Kijk me aan: hier ben ik.
Ik ben in jullie midden!
De
dappere is gebleven.
Hij had de moed,
van een lafaard; de angsthaas,
zakt de moed in de schoenen.
Hij is opgestaan (om zijn ‘gasten’ te ontvangen)
heeft ze boter voorgezet, heeft ze van couscous voorzien.
Hij had de moed,
van een lafaard; de angsthaas,
zakt de moed in de schoenen.
Hij is opgestaan (om zijn ‘gasten’ te ontvangen)
heeft ze boter voorgezet, heeft ze van couscous voorzien.
De dappere is gebleven,
Hij had de moed
van een lafaard:
hij stond op, bleef, ontving ze met boter en gaf ze couscous op de koop toe.
De
dappere bekommerde zich om niets anders dan zijn oogst.
Mijn God! Doe goed aan hem,
verspreid zijn reputatie, schenk hem,
mijn God, schenk hem kinderen
opdat ze talrijk zijn in zijn haardstede.
Mijn God! Doe goed aan hem,
verspreid zijn reputatie, schenk hem,
mijn God, schenk hem kinderen
opdat ze talrijk zijn in zijn haardstede.
Mijn hart
zal nooit meer vreugde kennen, nooit meer!
Sinds ik de lege tenten zie, ze zijn er nog steeds
die tenten van de helden, ze zijn nog steeds niet weg.
Sinds ik de lege tenten zie, ze zijn er nog steeds
die tenten van de helden, ze zijn nog steeds niet weg.
Abonneren op:
Posts (Atom)