Op deze prachtige
schoolplaat van Isings (pag. 127) staat een zaal waarin
Willem van Hildegaersberch een verhaal voorleest over een listige Jakhals die
door de reconstructie van een misdaad nog net weet te voorkomen dat een goed
mens sneuvelt in een onrechtvaardige rechtszaak. Willems naam verraadt dat hij
uit het huidige Hillegersberg te Rotterdam
afkomstig is. Het trof me hoe twee werelden die momenteel elkaar vaker
ontmoeten, elkaar ook al eens in een verhaal uit 1353 waren tegengekomen. In onderstaand
lied uit de Hoge Atlas (1934) komt net als in het verhaal dat in de zaal van
Isings wordt voorgelezen de Jakhals voor. Wat de rol van de Jakhals is, die in
het Rotterdamse verhaal Ondank is ’s werelds loon (pag 269 in: Van Aladdin tot Zwaan kleef aan: lexicon voor sprookjes, ontstaan etc.) en ook in het Berberlied uit 1934 voorkomt, valt
te lezen in het commentaar op dit lied uit de Hoge Atlas.
Lied (izli) en dans (ahidou) (1)
Ik ben in
mijn eentje naar mijn geliefde gegaan.
Alles is verlaten.
Het is alsof ik wordt geëscorteerd door ruiters:
mijn liefde vergezelt mij onderweg.
Alles is verlaten.
Het is alsof ik wordt geëscorteerd door ruiters:
mijn liefde vergezelt mij onderweg.
De regen
valt, op jou, mijn hart;
de liefdesmist drukt zwaarder dan een bewolkte hemel.
de liefdesmist drukt zwaarder dan een bewolkte hemel.
Ik ben naar
mijn geliefde gegaan gisteren.
Vandaag heb je mij overvallen.
Ben je soms te paard, oh liefde, om mij te achtervolgen?
Vandaag heb je mij overvallen.
Ben je soms te paard, oh liefde, om mij te achtervolgen?
Oh Jakhals (2),
de blijdschap maakt me aan het huilen.
Laat de tranen achterwege van hem die door liefde wordt gekweld.
Laat de tranen achterwege van hem die door liefde wordt gekweld.
Ik zeg je
dit: vrouw, mogen je wangen zijn als granaatappels,
mogen je ogen koolzwart zijn, mogen je kuiten blank zijn en je armen
als je ze optilt, mogen ze zijn als de mooie rechte glanzende geweerlopen van de Fransen.
mogen je ogen koolzwart zijn, mogen je kuiten blank zijn en je armen
als je ze optilt, mogen ze zijn als de mooie rechte glanzende geweerlopen van de Fransen.
Oh theepot,
de smid heeft je al eens onder handen genomen;
het is niet goed theedrinken uit een kapotte theepot.
het is niet goed theedrinken uit een kapotte theepot.
Wanneer het
oog slechts zoekt naar de geliefde,
ziet het de massale menigte niet, zelfs niet als er talrijke mensen zijn.
ziet het de massale menigte niet, zelfs niet als er talrijke mensen zijn.
Mijn hart
weet waar het is geraakt. Omdat ik
het verdraag, zeggen de mensen: met hem gaat het goed.
het verdraag, zeggen de mensen: met hem gaat het goed.
Geef me meer
tijd, smeek ik, opdat ik kan gaan naar de kloof bij de rivier (voor een
afspraakje).
Ik ken je niet, oh ere zij God, ik zal aan je als laatste voorbij gaan. (3)
Ik ken je niet, oh ere zij God, ik zal aan je als laatste voorbij gaan. (3)
Mijn hart is
uiteen geknald als kalksteen.
Het vuur heeft zich eraan vergrepen: er is geen rook om de onrust in mijn hart te verraden.
Het vuur heeft zich eraan vergrepen: er is geen rook om de onrust in mijn hart te verraden.
Bij God,
mijn liefde, heb ik je vader vermoord
zodat je mijn botten tot stof kon vermalen? (4)
zodat je mijn botten tot stof kon vermalen? (4)
Je lijkt op
een bij, oh minnaars oog,
alleen op de mooiste bloemen laat je je neer.
alleen op de mooiste bloemen laat je je neer.
Oh moeder
mijn, geef mij een kussen om er mijn pijn op neer te leggen.
Mijn hart stroomt over, er is geen plaats meer voor nog meer verdriet.
Mijn hart stroomt over, er is geen plaats meer voor nog meer verdriet.
Als de zon
ondergaat, slapen alle moslims, behalve ik en het klaterende stromende water in
het irrigatiekanaal
wij tweeën zijn wakker, de slaap maakt zich van onze ogen niet meester.
wij tweeën zijn wakker, de slaap maakt zich van onze ogen niet meester.
Ik ben in de
schaduw van de jeneverstruik gegaan.
Ik zei tot me zelf: zij is goed.
Toen ik daar zo bleef staan, vielen de doornen op ons.
Ik zei tot me zelf: zij is goed.
Toen ik daar zo bleef staan, vielen de doornen op ons.
Het
(haard-)vuur is een goede zaak. Als er geen vuur was, hoe zouden we dan ons
schapenvlees roosteren? Als er geen vuur was, hoe zouden we thee zetten? Als er
geen vuur was, hoe zou dan het vliegtuig opstijgen om de mensen uit hun tenten uiteen
te jagen? (5)
Hij die
vertrouwen stelt in een mooie vrouw, is als een strak heldere hemel in
december.
Er zijn sterren: morgen bij het aanbreken van de dag, begint het te regenen.
Er zijn sterren: morgen bij het aanbreken van de dag, begint het te regenen.
De thee die
lekker is, houdt van een man die net is als die thee.
Zijn kleren moeten netjes zijn en mooi, mooie vrouwen moeten hem omzwermen.
Zijn kleren moeten netjes zijn en mooi, mooie vrouwen moeten hem omzwermen.
De profeet
gaf niet om mooie kleren, de hemel en het hiernamaals zijn belangrijker dan de
thee en de kaarsen. Oh gij, die in het valstrik van de Fransen terechtkomt.
Ik ben naar
het graf van haar die ik lief heb gegaan. Oh verdriet, je verpulvert mij van
binnen.
De verraders
die mijn liefje hebben begraven, waarom hebben ze zoveel aarde op haar gedaan?
Als er
dorpen van gekkies zijn, dan zijn er daarvan vast en zeker meer dan van
dorpen met weldenkende mensen.
Of ik nu te
eten heb of niet, of ik nu mijn broekriem aanhaal of niet, of ik nu eikels eet
of smul van een lekker vogeltje!.......Maar wat de profeet aangaat, wij rekenen
op hem. (6)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten