woensdag 15 januari 2020


Op deze prachtige schoolplaat van Isings  (pag. 127) staat een zaal waarin Willem van Hildegaersberch een verhaal voorleest over een listige Jakhals die door de reconstructie van een misdaad nog net weet te voorkomen dat een goed mens sneuvelt in een onrechtvaardige rechtszaak. Willems naam verraadt dat hij uit het huidige Hillegersberg te Rotterdam afkomstig is. Het trof me hoe twee werelden die momenteel elkaar vaker ontmoeten, elkaar ook al eens in een verhaal uit 1353 waren tegengekomen. In onderstaand lied uit de Hoge Atlas (1934) komt net als in het verhaal dat in de zaal van Isings wordt voorgelezen de Jakhals voor. Wat de rol van de Jakhals is, die in het Rotterdamse verhaal Ondank is ’s werelds loon  (pag 269 in: Van Aladdin tot Zwaan kleef aan: lexicon voor sprookjes, ontstaan etc.) en  ook in het Berberlied uit 1934 voorkomt, valt te lezen in het commentaar op dit lied uit de Hoge Atlas.


Lied (izli) en dans (ahidou) (1)


Ik ben in mijn eentje naar mijn geliefde gegaan.
Alles is verlaten.
Het is alsof ik wordt geëscorteerd door ruiters:
mijn liefde vergezelt mij onderweg.
De regen valt, op jou, mijn hart;
de liefdesmist  drukt zwaarder dan een bewolkte hemel.

Ik ben naar mijn geliefde gegaan gisteren.
Vandaag heb je mij overvallen.
Ben je soms te paard, oh liefde, om mij te achtervolgen?

Oh Jakhals (2), de blijdschap maakt me aan het huilen.
Laat de tranen achterwege van hem die door liefde wordt gekweld.

Ik zeg je dit: vrouw, mogen je wangen zijn als granaatappels,
mogen je ogen koolzwart zijn, mogen je kuiten blank zijn en je armen
als je ze optilt, mogen ze zijn als de mooie rechte glanzende geweerlopen van de Fransen.

Oh theepot, de smid heeft je al eens onder handen genomen;
het is niet goed theedrinken uit een kapotte theepot.

Wanneer het oog slechts zoekt naar de geliefde,
ziet het de massale menigte niet, zelfs niet als er talrijke mensen zijn.

Mijn hart weet waar het is geraakt. Omdat ik
het verdraag, zeggen de mensen: met hem gaat het goed.

Geef me meer tijd, smeek ik, opdat ik kan gaan naar de kloof bij de rivier (voor een afspraakje).
Ik ken je niet, oh ere zij God, ik zal aan je als laatste voorbij gaan. (3)

Mijn hart is uiteen geknald als kalksteen.
Het vuur heeft zich eraan vergrepen: er is geen rook om de onrust in mijn hart te verraden.

Bij God, mijn liefde, heb ik je vader vermoord
zodat je mijn botten tot stof kon vermalen? (4)

Je lijkt op een bij, oh minnaars oog,
alleen op de mooiste bloemen laat je je neer.

Oh moeder mijn, geef mij een kussen om er mijn pijn op neer te leggen.
Mijn hart stroomt over, er is geen plaats meer voor nog meer verdriet.

Als de zon ondergaat, slapen alle moslims, behalve ik en het klaterende stromende water in het irrigatiekanaal
wij tweeën zijn wakker, de slaap maakt zich van onze ogen niet meester.

Ik ben in de schaduw van de jeneverstruik gegaan.
Ik zei tot me zelf: zij is goed.
Toen ik daar zo bleef staan, vielen de doornen op ons.

Het (haard-)vuur is een goede zaak. Als er geen vuur was, hoe zouden we dan ons schapenvlees roosteren? Als er geen vuur was, hoe zouden we thee zetten? Als er geen vuur was, hoe zou dan het vliegtuig opstijgen om de mensen uit hun tenten uiteen te jagen? (5)

Hij die vertrouwen stelt in een mooie vrouw, is als een strak heldere hemel in december.
Er zijn sterren: morgen bij het aanbreken van de dag, begint het te regenen.

De thee die lekker is, houdt van een man die net is als die thee.
Zijn kleren moeten netjes zijn en mooi, mooie vrouwen moeten hem omzwermen.

De profeet gaf niet om mooie kleren, de hemel en het hiernamaals zijn belangrijker dan de thee en de kaarsen. Oh gij, die in het valstrik van de Fransen terechtkomt.

Ik ben naar het graf van haar die ik lief heb gegaan. Oh verdriet, je verpulvert mij van binnen.
De verraders die mijn liefje hebben begraven, waarom hebben ze zoveel aarde op haar gedaan?

Als er dorpen van gekkies zijn, dan zijn er daarvan vast en zeker meer dan van dorpen met weldenkende mensen.

Of ik nu te eten heb of niet, of ik nu mijn broekriem aanhaal of niet, of ik nu eikels eet of smul van een lekker vogeltje!.......Maar wat de profeet aangaat, wij rekenen op hem. (6)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten