Het verhaal van de Man van de Wet (deel 2)
Zij was zwanger
van een jongetje. Híj, Alla, moest het kind en zijn vrouw toevertrouwen aan de
opperbevelhebber én een bisschop, omdat hij weer eens tegen Schotland ten
strijde moest trekken. Constance bleef zachtmoedig en onderdanig op haar kamer,
omdat het kind haar zwaar woog in haar hoogzwangere buik; ze wachtte geduldig
het moment af dat Christus voor haar beschikt had om te bevallen.
Toen haar tijd was
gekomen, kreeg ze een jongetje. Hij werd Maurits (1)
gedoopt. De opperbevelhebber liet een boodschapper komen, en schreef zijn
koning dat iedereen zich verheugde over de geboorte van het kind, en nog andere
dingen die niet wachten konden. De boodschapper nam de brief en ging op pad.
Deze boodschapper
hield er een dubbele agenda op na. Hij reed rechtsreeks naar de moeder van de
koning (2) en groette haar in zijn eigen taal: “Madam,” zei hij, “U mag
zich verheugen, verblijden en duizendmaal God danken: uw schoondochter, mevrouw
de koningin, heeft een kind ter wereld gebracht, een jongen, wat ongetwijfeld
zal strekken tot grotere glorie van deze regering.
Kijk, hier is de verzegelde
brief met dit bericht die ik zo vlug mogelijk bij de koning moet afleveren. Als
U er iets aan wilt toevoegen: ik sta geheel tot uwer beschikking, dag en
nacht!” Donegilde (3) antwoordde: “Alles op z’n
tijd: nu niet, dus! Je kunt hier overnachten en uitrusten. Morgen weet ik wat
ik wil doen.”
De boodschapper
liet zich vollopen met wijn en bier. En toen hij eenmaal in slaap gevallen was
en geen pap meer kon zeggen, werden hem de brieven ontstolen uit zijn tas. Een
andere, slim in elkaar geflanste brief kwam ervoor in de plaats. Heel knap
opgesteld en direct gericht aan koning Alla alsof hij door de opperbevelhebber
zelf was gestuurd.
De inhoud van de
brief: “De koningin is bevallen van een verschrikkelijk duivels schepsel, zodat
de kasteelbewoners alleen al huiveren bij het ernaar kijken. Ze kunnen de
aanblik niet verdragen. Het is duidelijk dat zijn moeder een trol (heks) is,
daar is iedereen het over eens. Een dwalende toverkol vol tovenarij en magie.
Niemand kan haar gezelschap verdragen.”
Groot was het
verdriet van de koning. Met niemand had hij het over de ellende die over hem
was gekomen. In zijn eigen handschrift antwoordde hij: “Het woord Gods is mij
een baken, nu ik kennis heb genomen van zijn Wetten! Heer, U mag met mij doen
naar uw wil. Heel mijn leven plaats ik onder uw gezag.
En hij schreef terug aan de
opperbevelhebber:
“Laat dit kind
leven, of het er nu goed of slecht uitziet, hoe het er ook aan toe is, totdat
ik thuis kom. Zorg goed voor mijn vrouw. Christus zal, als Hij wil, mij met een
erfgenaam zegenen. Later, misschien eentje die mij meer zal bevallen dan deze
eersteling.” Hij zegelde deze brief met zijn zegel, wenend in afzondering. De
boodschapper reed terug met deze boodschap. Meer valt er hierover niet te
vertellen. (4)
De boodschapper verliet
de koning en opnieuw passeerde hij het hof van de koninginmoeder om er de nacht
door te brengen. Zij onthaalde de boodschapper met open armen, en kwam hem in
alles tegemoet. Hij dronk stevig door, en deed de broekriem losser en losser,
zodat de enveloppen in zijn tas voor het grijpen lagen. Hij sliep en snurkte
erop los de hele nacht door tot de opkomst van de zon.
En weer stal zij de
brieven, en wat ze er deze keer van maakte, komt op het volgende neer: ”Koning
Alla vraagt de opperbevelhebber op straffe van de strop het volgende
te doen. De koning zweert dat hij niet de aanwezigheid van Constance
in zijn rijk langer kan verdragen. Ze kreeg drie dagen de tijd om op de vierde dag bij vloed
als het getij voor een kwart is verstreken, te vertrekken.
En zij zou in hetzelfde
bootje (5) worden gezet als dat waarin zij was aangespoeld. En
zó moest ze het ruime sop kiezen in haar oude bekende tobbe, zij en haar
zoon, met alles wat van haar was. En draag haar op, nooit
meer voet aan wal in onze contreien te zetten.” O mijn
Constance, als een ander dit te horen zou krijgen, zou hij
of zij de geest geven. In je dromen zullen deze gedachten
rondspoken, vol vrees. En dit alles heeft Donegilde op haar
geweten.
De boodschapper sloeg de
kortste weg in, toen hij eenmaal wakker was, naar het kasteel van Constance. Hij gaf te goeder trouw
de brief aan de opperbevelhebber. En toen de inhoud van de brief tot de
opperbevelhebber doordrong, kon hij alleen nog uitbrengen:
“Helaas, helaas!” en “Wee, oh wee!” “Here Christus nog aan
toe,” zei hij, “hoe kan deze wereld blijven bestaan, als ze zo
vol is van zondaars die doodzonden begaan?”
Oh machtige God, is dit
het dat U wilt laten gebeuren? Hoe kunt U toestaan dat onschuldig bloed wordt
vergoten? En dat de slechteriken in welvaart gedijen? Oh, aller zachtmoedigste onder
de vrouwen, goede Constance, helaas! Wat doet het mij pijn om de
uitvoerder te moeten zijn van dit koninklijk bevel om uw leven
te bekorten! Of ik moet ervoor kiezen zelf te sterven! Er is
geen tussenoplossing.
Zij huilden, zowel jong
als oud, in het hele kasteel, bij het horen van dit vervloekte Koninklijke bevel.
Maar Constance, met een lijkbleek gezicht, stond op uit haar slaap de vierde dag
en liep naar de klaargelegde boot op het strand, helemaal
gehoorzamend aan de wil van Christus. En ze knielde op het
strand neer en zei: “Uw wil geschiede, Heer, Uw woord is wet.”(6)
De boot werd ruim voorzien van levenstocht; inderdaad, het werd volgestopt met levensmiddelen en andere spullen om te kunnen overleven op zee voor langere tijd. Genoeg! God zij dank hiervoor! Dat Hij licht op haar gezicht laat schijnen en haar naar haar ouderhuis mag terugvoeren. Ik weet niets anders te verzinnen. Over de weidse zee dreef zij weg om er te verdwijnen als een stip aan de horizon.(7)
Deel III
Het handschrift waarin de brief was geschreven, werd herkend. Duidelijk was het venijn waarmee deze brief tot deze vervloekte daad aanzette. Maar wat de motieven waren om dit te doen, weet ik niet. Ik weet alleen dat de koning per koninklijk besluit zijn moeder
terechtstelde. En hij
maakte bekend dat hij haar doodvonnis tekende, omdat zij hem had verraden, hem
oneervol had bejegend en ontrouw aan hem was geweest. Zo kwam de oude Donegilde
aan haar einde, moge zij verdoemd zijn.
Koning Alla werd dag en
nacht door verdriet om zijn vrouw en kind verteerd. Geen pen kan het leed
beschrijven waaronder hij gebukt ging. Ik verleg mijn aandacht naar de warrige
wederwaardigheden op de weidse oceaan van Constance. Vijf jaar of nog langer
zwierf ze als een banneling ellendig en gepijnigd over de woeste zee. Maar
geleid door Christus hand kwam er land in zicht. (9)
Toen Constance over de
zee zwierf, gebeurde er ook in Rome iets dat ik moet vertellen (10).
In Rome was het nieuws van de mislukte huwelijksvoltrekking en zijn nasleep
doorgedrongen: de afgeslachte christenen en de laaghartige schande die
Constance, de dochter van de keizer, was aangedaan door het bedrog van die
smerige sultane. Dat vervloekte beest, die schorpioen, die hen had laten
vermoorden op de bruiloft van haar zoon.
Om wraak te nemen had de
keizer zijn vloot erop uitgestuurd. Aan boord bevonden zich een senator en
anderen van adel, die door de keizer aangewezen waren om de wapenen op te
nemen. En God weet dat ze wraak namen… en hoe! Ze versloegen ze verpletterend,
brandden land en huizen plat, doorboorden ze met hun zwaarden, dagen achtereen,
en daarna keerden ze terug naar huis, naar Rome. Zo stonden de zaken ervoor.
En op zijn roemvolle
terugtocht, gelauwerd en wel, trof de senator op zee langs de kust een bootje,
het bootje waarin Constance voer met haar kind. Constance was bleek afgetrokken
en meelijwekkend gezeten op de boeg van het vaartuig. Hij wist nergens van,
wist niet wie zij was, of hoe zij in deze toestand terecht was gekomen. Maar,
ook zij wilde hem dat niet vertellen (11),
zelfs niet toen hij haar met de dood bedreigde.
Hij nam haar mee terug
naar Rome, en gaf haar aan zijn vrouw om die te helpen in de huishouding. En
met haar zoon woonde ze veilig in het huis van de senator. Zo tilde Onze Vrouwe
haar op uit haar ellende, zoals ze dat ook doet met vele anderen hier op aarde.
Constance vond zó rust een tijdje, omgeven met heilige werken en door de gave
die genade schenkt (12). (13)
Hoe verging het
ondertussen koning Alla. Dat zal ik u in het kort vertellen. Wroeging, omdat
hij zijn moeder terecht had laten stellen, verteerde hem in die mate dat hij
besloot naar Rome te gaan om vergiffenis te vragen. Hij wilde boete doen, groot
of klein, voor het vele kwaad dat hij had aangericht, en hoopte dat de paus hem
die boete namens Jezus Christus wilde opleggen.
Al spoedig ging door Rome
het gerucht dat koning Alla op pelgrimstocht was naar de paus. Bodes die op en
neer gingen tussen de landen brachten het nieuws van zijn komst, nog voordat
hij in Rome arriveerde. Zoals gebruikelijk in die dagen trok de senator met
zijn gevolg erop uit koning Alla tegemoet om met pracht en praal hem hun
respect te betonen.
Het welkom dat deze
mannen koning Alla bereiden was prachtig. Hij wilde niet voor ze onder doen en de
senator op zijn beurt eer bewijzen. En zo kwam het dat koning Alla de senator
uitnodigde om elkaar op een feest te ontmoeten. En ja, ook de zoon van
Constance zou op het feest aanwezig zijn. (14)
Dit kind leek heel erg op
Constance, zoveel als maar kan. Alla herinnerde zich maar al te goed hoe
jonkvrouw Constance eruit zag. Toen hij het kind zag aan de andere kant van de
tafel, kwam alles terug en verbijsterd keek hij naar het kind, en dacht: “Het
kan toch niet waar zijn….” (15)
En die namiddag ging de
koning naar het huis van de senator, onaangekondigd. Hij werd met open armen
ontvangen en op verzoek van de koning werd Constance gevraagd om te komen. U
kunt van mij aannemen dat ze geen tijd had zich op te maken als om te gaan
dansen, toen zij de reden te horen kreeg, waarom zij moest komen –wie haar
stond op te wachten. Bijna was ze flauw gevallen zo was zij van haar stuk.
Toen Alla zijn vrouw zag,
omhelsde hij haar en huilde. Het was roerend te zien hoe hij bij de eerste blik
op haar meteen zag wie zij was, omdat hij zijn ogen niet meer van haar kon
afhouden. En zij wist zich geen raad en stond daar als aan de grond genageld.
Haar hart sloot zich op in zijn eigen verdriet, toen zij zich herinnerde wat
voor kwaad hij haar had aangedaan.(16)
Toen vroeg zij haar
echtgenoot nederig als compensatie voor het doorstaan van haar lange
meedogenloze ellende, of zij haar vader, de keizer, mocht zien. Zij wilde dat
Alla een dag en tijdstip met hem zou afspreken om elkaar te zien voor een
diner. Maar hij mocht niets over haar zeggen.(17)
De dag brak aan waarop koning Alla en zijn koningin, die al vroeg waren
opgestaan, de keizer zouden ontmoeten. Te paard reden ze uitgelaten naar zijn
paleis. En toen ze haar vader aan het eind van de oprijlaan zag staan, stapte
ze van haar paard en knielde voor hem neer. Ze zei: “Vader, ik ben het
Constance. Oh heer, kunt u zich mij niet herinneren? Ben ik uit uw geheugen
gewist? Ik ben het Constance, die u ooit eens naar Syrië hebt gestuurd waar de
slachtbank haar wachtte. Die op zee werd gedumpt en op dat zilte nat bleef rond
zwalken dagenlang om er te sterven. Maar genoeg, ik heb het overleefd! En nu,
mijn goede vader, wees mij genadig. Stuur me niet weer de zee op naar blind
heidense landen, maar bedank mijn echtgenoot voor al zijn compassie met mij.”
Wie kan de vreugde over de
ontmoeting beschrijven van deze drie, die elkaar na jaren weerzagen. Maar mijn
verhaal loopt ten einde. Ik zal niet langer uitweiden, nu de dag ten einde
loopt. Zij gingen zitten eten, en ik laat ze in mijn verhaal daar achter,
etend. Deze gelukkige mensen in al hun blijdschap, een grotere blijdschap dan
wie dan ook zou kunnen bevatten.(18)
Koning Alla ging met zijn
goedmoedige heilige vrouw en kind terug naar Engeland, toen hij zag dat hij
zijn doel had bereikt. En ze namen de kortste weg naar huis. En daar leefden ze
nog lang en gelukkig. Maar het duurde niet lang of aan hun geluk kwam een eind.
Tijd kan alle geluk op aarde verwoesten. Geluk op aarde houdt niet stand. Dag
en nacht drijft het geluk op wisselende getijden, op en neer.(19).
Dood rekent rente
onder hoog en laag, houdt geen rekening met klassenverschillen. Er was nog geen
jaar verstreken, of koning Alla overleed. Daar leed Constance heel erg onder.
Laat ons bidden dat God zijn ziel zegene. En jonkvrouw Constance keerde terug
naar Rome. En dat is het einde van mijn verhaal. (20)
Zoon
Maurice wordt de opvolger van de keizer.
(21: De Europese Unie…)