dinsdag 10 augustus 2021

 Het verhaal van de Man van de Wet (deel 2)

 

Zij was zwanger van een jongetje. Híj, Alla, moest het kind en zijn vrouw toevertrouwen aan de opperbevelhebber én een bisschop, omdat hij weer eens tegen Schotland ten strijde moest trekken. Constance bleef zachtmoedig en onderdanig op haar kamer, omdat het kind haar zwaar woog in haar hoogzwangere buik; ze wachtte geduldig het moment af dat Christus voor haar beschikt had om te bevallen.

 

Toen haar tijd was gekomen, kreeg ze een jongetje. Hij werd Maurits (1) gedoopt. De opperbevelhebber liet een boodschapper komen, en schreef zijn koning dat iedereen zich verheugde over de geboorte van het kind, en nog andere dingen die niet wachten konden. De boodschapper nam de brief en ging op pad.

 

Deze boodschapper hield er een dubbele agenda op na. Hij reed rechtsreeks naar de moeder van de koning (2) en groette haar in zijn eigen taal: “Madam,” zei hij, “U mag zich verheugen, verblijden en duizendmaal God danken: uw schoondochter, mevrouw de koningin, heeft een kind ter wereld gebracht, een jongen, wat ongetwijfeld zal strekken tot grotere glorie van deze regering.

Kijk, hier is de verzegelde brief met dit bericht die ik zo vlug mogelijk bij de koning moet afleveren. Als U er iets aan wilt toevoegen: ik sta geheel tot uwer beschikking, dag en nacht!” Donegilde (3) antwoordde: “Alles op z’n tijd: nu niet, dus! Je kunt hier overnachten en uitrusten. Morgen weet ik wat ik wil doen.”

 

De boodschapper liet zich vollopen met wijn en bier. En toen hij eenmaal in slaap gevallen was en geen pap meer kon zeggen, werden hem de brieven ontstolen uit zijn tas. Een andere, slim in elkaar geflanste brief kwam ervoor in de plaats. Heel knap opgesteld en direct gericht aan koning Alla alsof hij door de opperbevelhebber zelf was gestuurd.


De inhoud van de brief: “De koningin is bevallen van een verschrikkelijk duivels schepsel, zodat de kasteelbewoners alleen al huiveren bij het ernaar kijken. Ze kunnen de aanblik niet verdragen. Het is duidelijk dat zijn moeder een trol (heks) is, daar is iedereen het over eens. Een dwalende toverkol vol tovenarij en magie. Niemand kan haar gezelschap verdragen.”

 

Groot was het verdriet van de koning. Met niemand had hij het over de ellende die over hem was gekomen. In zijn eigen handschrift antwoordde hij: “Het woord Gods is mij een baken, nu ik kennis heb genomen van zijn Wetten! Heer, U mag met mij doen naar uw wil. Heel mijn leven plaats ik onder uw gezag.

 

En hij schreef terug aan de opperbevelhebber:

“Laat dit kind leven, of het er nu goed of slecht uitziet, hoe het er ook aan toe is, totdat ik thuis kom. Zorg goed voor mijn vrouw. Christus zal, als Hij wil, mij met een erfgenaam zegenen. Later, misschien eentje die mij meer zal bevallen dan deze eersteling.” Hij zegelde deze brief met zijn zegel, wenend in afzondering. De boodschapper reed terug met deze boodschap. Meer valt er hierover niet te vertellen. (4)

 

De boodschapper verliet de koning en opnieuw passeerde hij het hof van de koninginmoeder om er de nacht door te brengen. Zij onthaalde de boodschapper met open armen, en kwam hem in alles tegemoet. Hij dronk stevig door, en deed de broekriem losser en losser, zodat de enveloppen in zijn tas voor het grijpen lagen. Hij sliep en snurkte erop los de hele nacht door tot de opkomst van de zon.

En weer stal zij de brieven, en wat ze er deze keer van maakte, komt op het volgende neer: ”Koning Alla vraagt de opperbevelhebber op straffe van de strop het volgende te doen. De koning zweert dat hij niet de aanwezigheid van Constance in zijn rijk langer kan verdragen. Ze kreeg drie dagen de tijd om op de vierde dag bij vloed als het getij voor een kwart is verstreken, te vertrekken.

En zij zou in hetzelfde bootje (5) worden gezet als dat waarin zij was aangespoeld. En zó moest ze het ruime sop kiezen in haar oude bekende tobbe, zij en haar zoon, met alles wat van haar was. En draag haar op, nooit meer voet aan wal in onze contreien te zetten.” O mijn Constance, als een ander dit te horen zou krijgen, zou hij of zij de geest geven. In je dromen zullen deze gedachten rondspoken, vol vrees. En dit alles heeft Donegilde op haar geweten.

De boodschapper sloeg de kortste weg in, toen hij eenmaal wakker was, naar het kasteel van Constance. Hij gaf te goeder trouw de brief aan de opperbevelhebber. En toen de inhoud van de brief tot de opperbevelhebber doordrong, kon hij alleen nog uitbrengen: “Helaas, helaas!” en “Wee, oh wee!” “Here Christus nog aan toe,” zei hij, “hoe kan deze wereld blijven bestaan, als ze zo vol is van zondaars die doodzonden begaan?”

Oh machtige God, is dit het dat U wilt laten gebeuren? Hoe kunt U toestaan dat onschuldig bloed wordt vergoten? En dat de slechteriken in welvaart gedijen? Oh, aller zachtmoedigste onder de vrouwen, goede Constance, helaas! Wat doet het mij pijn om de uitvoerder te moeten zijn van dit koninklijk bevel om uw leven te bekorten! Of ik moet ervoor kiezen zelf te sterven! Er is geen tussenoplossing.

Zij huilden, zowel jong als oud, in het hele kasteel, bij het horen van dit vervloekte Koninklijke bevel. Maar Constance, met een lijkbleek gezicht, stond op uit haar slaap de vierde dag en liep naar de klaargelegde boot op het strand, helemaal gehoorzamend aan de wil van Christus. En ze knielde op het strand neer en zei: “Uw wil geschiede, Heer, Uw woord is wet.”(6)

De boot werd ruim voorzien van levenstocht; inderdaad, het werd volgestopt met levensmiddelen en andere spullen om te kunnen overleven op zee voor langere tijd. Genoeg! God zij dank hiervoor! Dat Hij licht op haar gezicht laat schijnen en haar naar haar ouderhuis mag terugvoeren. Ik weet niets anders te verzinnen. Over de weidse zee dreef zij weg om er te verdwijnen als een stip aan de horizon.(7)

 

Deel III

 


Kort daarop kwam koning Alla thuis in zijn kasteel, waarover ik al heb verteld. Toen hij vroeg naar zijn vrouw en kind, sloeg het de opperbevelhebber koud om het hart. En hij vertelde zonder omwegen en openlijk over de toedracht van de gebeurtenissen waarover ik heb verhaald. Beter had ik niet kunnen vertellen. Ten slotte toonde hij hem het zegel en de brief, zoals hij hem had ontvangen.
(8)


Het handschrift waarin de brief was geschreven, werd herkend. Duidelijk was het venijn waarmee deze brief tot deze vervloekte daad aanzette. Maar wat de motieven waren om dit te doen, weet ik niet. Ik weet alleen dat de koning per koninklijk besluit zijn moeder

terechtstelde. En hij maakte bekend dat hij haar doodvonnis tekende, omdat zij hem had verraden, hem oneervol had bejegend en ontrouw aan hem was geweest. Zo kwam de oude Donegilde aan haar einde, moge zij verdoemd zijn.

Koning Alla werd dag en nacht door verdriet om zijn vrouw en kind verteerd. Geen pen kan het leed beschrijven waaronder hij gebukt ging. Ik verleg mijn aandacht naar de warrige wederwaardigheden op de weidse oceaan van Constance. Vijf jaar of nog langer zwierf ze als een banneling ellendig en gepijnigd over de woeste zee. Maar geleid door Christus hand kwam er land in zicht. (9)

Toen Constance over de zee zwierf, gebeurde er ook in Rome iets dat ik moet vertellen (10). In Rome was het nieuws van de mislukte huwelijksvoltrekking en zijn nasleep doorgedrongen: de afgeslachte christenen en de laaghartige schande die Constance, de dochter van de keizer, was aangedaan door het bedrog van die smerige sultane. Dat vervloekte beest, die schorpioen, die hen had laten vermoorden op de bruiloft van haar zoon.

Om wraak te nemen had de keizer zijn vloot erop uitgestuurd. Aan boord bevonden zich een senator en anderen van adel, die door de keizer aangewezen waren om de wapenen op te nemen. En God weet dat ze wraak namen… en hoe! Ze versloegen ze verpletterend, brandden land en huizen plat, doorboorden ze met hun zwaarden, dagen achtereen, en daarna keerden ze terug naar huis, naar Rome. Zo stonden de zaken ervoor.

En op zijn roemvolle terugtocht, gelauwerd en wel, trof de senator op zee langs de kust een bootje, het bootje waarin Constance voer met haar kind. Constance was bleek afgetrokken en meelijwekkend gezeten op de boeg van het vaartuig. Hij wist nergens van, wist niet wie zij was, of hoe zij in deze toestand terecht was gekomen. Maar, ook zij wilde hem dat niet vertellen (11), zelfs niet toen hij haar met de dood bedreigde.

Hij nam haar mee terug naar Rome, en gaf haar aan zijn vrouw om die te helpen in de huishouding. En met haar zoon woonde ze veilig in het huis van de senator. Zo tilde Onze Vrouwe haar op uit haar ellende, zoals ze dat ook doet met vele anderen hier op aarde. Constance vond zó rust een tijdje, omgeven met heilige werken en door de gave die genade schenkt (12). (13)

Hoe verging het ondertussen koning Alla. Dat zal ik u in het kort vertellen. Wroeging, omdat hij zijn moeder terecht had laten stellen, verteerde hem in die mate dat hij besloot naar Rome te gaan om vergiffenis te vragen. Hij wilde boete doen, groot of klein, voor het vele kwaad dat hij had aangericht, en hoopte dat de paus hem die boete namens Jezus Christus wilde opleggen.

Al spoedig ging door Rome het gerucht dat koning Alla op pelgrimstocht was naar de paus. Bodes die op en neer gingen tussen de landen brachten het nieuws van zijn komst, nog voordat hij in Rome arriveerde. Zoals gebruikelijk in die dagen trok de senator met zijn gevolg erop uit koning Alla tegemoet om met pracht en praal hem hun respect te betonen.

Het welkom dat deze mannen koning Alla bereiden was prachtig. Hij wilde niet voor ze onder doen en de senator op zijn beurt eer bewijzen. En zo kwam het dat koning Alla de senator uitnodigde om elkaar op een feest te ontmoeten. En ja, ook de zoon van Constance zou op het feest aanwezig zijn. (14)

Dit kind leek heel erg op Constance, zoveel als maar kan. Alla herinnerde zich maar al te goed hoe jonkvrouw Constance eruit zag. Toen hij het kind zag aan de andere kant van de tafel, kwam alles terug en verbijsterd keek hij naar het kind, en dacht: “Het kan toch niet waar zijn….” (15)

En die namiddag ging de koning naar het huis van de senator, onaangekondigd. Hij werd met open armen ontvangen en op verzoek van de koning werd Constance gevraagd om te komen. U kunt van mij aannemen dat ze geen tijd had zich op te maken als om te gaan dansen, toen zij de reden te horen kreeg, waarom zij moest komen –wie haar stond op te wachten. Bijna was ze flauw gevallen zo was zij van haar stuk.

Toen Alla zijn vrouw zag, omhelsde hij haar en huilde. Het was roerend te zien hoe hij bij de eerste blik op haar meteen zag wie zij was, omdat hij zijn ogen niet meer van haar kon afhouden. En zij wist zich geen raad en stond daar als aan de grond genageld. Haar hart sloot zich op in zijn eigen verdriet, toen zij zich herinnerde wat voor kwaad hij haar had aangedaan.(16)

Toen vroeg zij haar echtgenoot nederig als compensatie voor het doorstaan van haar lange meedogenloze ellende, of zij haar vader, de keizer, mocht zien. Zij wilde dat Alla een dag en tijdstip met hem zou afspreken om elkaar te zien voor een diner. Maar hij mocht niets over haar zeggen.(17)


De dag brak aan waarop koning Alla en zijn koningin, die al vroeg waren opgestaan, de keizer zouden ontmoeten. Te paard reden ze uitgelaten naar zijn paleis. En toen ze haar vader aan het eind van de oprijlaan zag staan, stapte ze van haar paard en knielde voor hem neer. Ze zei: “Vader, ik ben het Constance. Oh heer, kunt u zich mij niet herinneren? Ben ik uit uw geheugen gewist? Ik ben het Constance, die u ooit eens naar Syrië hebt gestuurd waar de slachtbank haar wachtte. Die op zee werd gedumpt en op dat zilte nat bleef rond zwalken dagenlang om er te sterven. Maar genoeg, ik heb het overleefd! En nu, mijn goede vader, wees mij genadig. Stuur me niet weer de zee op naar blind heidense landen, maar bedank mijn echtgenoot voor al zijn compassie met mij.”


Wie kan de vreugde over de ontmoeting beschrijven van deze drie, die elkaar na jaren weerzagen. Maar mijn verhaal loopt ten einde. Ik zal niet langer uitweiden, nu de dag ten einde loopt. Zij gingen zitten eten, en ik laat ze in mijn verhaal daar achter, etend. Deze gelukkige mensen in al hun blijdschap, een grotere blijdschap dan wie dan ook zou kunnen bevatten.(18)

Koning Alla ging met zijn goedmoedige heilige vrouw en kind terug naar Engeland, toen hij zag dat hij zijn doel had bereikt. En ze namen de kortste weg naar huis. En daar leefden ze nog lang en gelukkig. Maar het duurde niet lang of aan hun geluk kwam een eind. Tijd kan alle geluk op aarde verwoesten. Geluk op aarde houdt niet stand. Dag en nacht drijft het geluk op wisselende getijden, op en neer.(19).

Dood rekent rente onder hoog en laag, houdt geen rekening met klassenverschillen. Er was nog geen jaar verstreken, of koning Alla overleed. Daar leed Constance heel erg onder. Laat ons bidden dat God zijn ziel zegene. En jonkvrouw Constance keerde terug naar Rome. En dat is het einde van mijn verhaal. (20)

 

Zoon Maurice  wordt de opvolger van de keizer. (21: De Europese Unie…)

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten