dinsdag 25 september 2018

De intelligente ezel (deel 3).

Klik hier voor mijn noten bij de tekst.


Tropenjaren (1).




Maar de wolf kwam niet dichterbij, en een paar stappen van de ezel af, begroette hij hem en zei hem goedendag. De luie ezel beantwoordde de begroeting en hij liep in gedachten zijn literatuur (2) erop na wat het betekende als een wolf je begroette, en liet geenszins zijn waakzaamheid varen sinds het verschijnen van de wolf ten tonele. De wolf zei liefelijk: “Hoe gaat het broer ezel, vandaag is het heel erg warm. Hoe kun je zulke drukkende hitte verdragen (تضايق)…?” (3) Daarop schudde de vos oplettend zijn hoofd, en hij bleef achter de wolf op grote afstand staan wachten op wat ging gebeuren. De wolf deed een paar stappen in de richting van de ezel. En als om het gesprek te beëindigen, zei hij: “Deze hitte is heel slecht voor je gezondheid. En ik kan aan jou de sporen daarvan zien. De kleur van je vacht is verschoten, ja inderdaad je kleur is ongetwijfeld echt anders. Maar bij ezels verandert de kleur toch niet door de zon? Wat is er dan met jou aan de hand?” En toen hield de wolf de mond en schudde nadenkend met zijn hoofd. Na een poosje hervatte hij zijn betoog: “Ah, ik ben bang dat je bedorven water hebt gedronken. Daardoor ben je gaan liggen dommelen en heb je je een beetje laten gaan.  De vliegen zagen toen hun kans je aan te vallen, omdat je ze niet wegjoeg, en dat is de oorzaak van veel ziektes. Hoe dan ook je hebt geluk, omdat ik een dokter ben die van ezeltjes houdt, en het verheugt mij je te behandelen en te genezen”. Hierop antwoordde de ezel de wolf spottend: “Dit is de eerste keer in mijn leven dat ik ervan hoor dat een wolf dokter is geworden en een vriend is van ezels,  en dan ook nog, waarom stel je zo’n groot belang in mijn geval?” Daarop schudde de wolf zijn hoofd en beweerde dat hij door de woorden van de ezel onaangenaam was getroffen(تضايق) (4). Hij zei: “Wat is hieraan verkeerd dat ik van alle dieren houd als mijn broeders en van ezeltjes in het bijzonder…?” Daarop onderbrak de ezel hem en zei: “dat zou best weleens allemaal waar kunnen zijn, maar dan verbaast mij toch wel, broer wolf, dat ik je nog niet eerder ben tegengekomen. Weet je wie ik ben, en ken je mijn naam?” Daardoor was de wolf enigszins uit het veld geslagen en hij riep uit: “Hebben ezels dan een naam zoals de mensenkinderen (5), dat ik jouw naam zou moeten kennen?” En de ezel dreef lachend de spot met hem en zei: “Weet je dan helemaal niets (جاهل)! Natuurlijk, broer wolf, hebben ezels namen! En je moet weten dat de naam van een ezel altijd op de hoef van zijn rechter achterpoot staat geschreven. En hij tilde zijn rechter achterpoot langzaam gestrekt op en de wolf kwam dichterbij en keek op de hoef om de naam van de ezel te zien. Plotseling trapte de ezel een geweldig harde trap achterwaarts, verbrijzelde de tanden van de wolf, en de wolf werd als een raket hoog de lucht in gelanceerd en belandde daarop met een plof op de grond en hij jankte het uit van pijn en rende vlug het bos dichtbij in en hij huilde en schreeuwde. De vos beefde over al zijn ledematen en hij verbaasde zich over wat er was gebeurd. En de ezel zei tegen hem: “En jij broer vos, wil jij ook mijn naam weten?” Maar de vos rende vlug terug naar waar hij vandaan was gekomen, en hij bleef voor zich heen zeggen: nee, nee, nee,  het spijt me, dat kan ik niet, ik kan niet lezen, en ik kan niet schrijven”, en de vos rende het nabije bos  in. 

maandag 17 september 2018

Een luie wolf, een luie vos en een luie ezel. 

De intelligente ezel (deel 2).

Klik hier voor mijn noten bij de tekst.

Uit: Max en de maxi-monsters: luie vos en luie wolf
Na een tijdje stopte de wolf plotseling met lopen en hij schreeuwde opgewonden: “Kijk, kijk daar eens!” en hij tuurde naar het veld in de verte, en de vos deed hetzelfde, en keek ook eens om zich heen, maar hij zag niets dat de moeite waard was, en hij vroeg de wolf: “Waarop wil je jacht maken, broer Wolf? Ik zie niets om op te jagen, mis ik iets?” Daarop antwoordde hem de Wolf: “Zie je dat dan niet? Daar recht voor je? Die ezel, die daar zo mooi stil ligt in het veld, dat lijkt me echt een luie ezel (1), maar dat is niet van belang: vlees is vlees, en wij eten vlees in alle soorten en maten.”  Het antwoord van de wolf verraste de Vos en hij hield z’n hoofd een beetje meewarig scheef, toen hij zei: “Ik denk dat de honger je gek  (جنون) (2) maakt. Zolang ik leef, heb ik er nog nooit van gehoord dat een wolf en een vos ezels overvallen in de velden en ze opeten. Ben je dan vergeten dat een trap van een ezel heel hard aankomt als een hamerslag? Mijn beste vriend, alle kracht van een ezel, een paard en een muildier zit in z’n benen. Ik heb zelf eens die ervaring opgedaan met een paard .….  (3) Maar de wolf luisterde al niet meer naar de vos toen die z’n verhaal vertelde en onderbrak hem door op te merken: “Hoe je het ook wendt of keert, ik ken een truc (4) om de ezel te pakken te  nemen, we sluipen dichterbij tot we zo dichtbij hem zijn dat ik achter hem ben, dan bespring ik hem, en bijt hem in zijn  nek…” De vos voelde zich in het nauw gebracht en vroeg de wolf perplex: “Wat voor truc ken je dan dat de ezel je toestaat hem te benaderen zonder dat hij je een schop verkoopt?” Daarop antwoordde de wolf hem: “Om hem zover te krijgen dat hij mij toestaat dichterbij te komen, suggereer (5) ik hem dat hij ziek is en dat hij een dokter nodig heeft om hem te behandelen en te genezen zodat hij mij gaat vertrouwen en dan kom ik dichterbij en verslind hem.” De luie vos sprak de wolf tegen, omdat het hem toescheen dat zijn slimmigheid gedoemd was te mislukken om met list en een trukendoos de ezel te grazen te nemen.
Maar de wolf was hongerig en moeder honger zette hem ertoe aan om op de ezel in het veld af te gaan. De vos volgde hem op een afstand heel erg op z’n hoede. En toen de luie ezel  de wolf zag naderen en een stuk achter hem de vos, stond hij op  en  was hij  gewaarschuwd om er goed op te letten wat er stond te gebeuren.



dinsdag 11 september 2018

De intelligente ezel (deel 1).



Ze zeggen dat er eens een luie (1) wolf was die in het bos leefde. Toen hij ouder werd, was hij nauwelijks nog in staat om te jagen en zijn maaltje te vergaren. En hij kwam niet van zijn plek om eens hard te lopen en te jagen op prooi. Hij verzwakte en alle krachten lieten hem in de steek. Op een dag toen hij te lui was om het bos in te gaan en zijn honger steeds groter werd, ontmoette hij een luie vos (2) net zo lui als hij, maar met nog meer honger dan hij. Na wat begroetingen uitgewisseld te hebben, liepen ze samen verder op. Ze vertelden elkaar nieuwtjes over wat ieder van hen vandaag de dag te verduren had, zodat ze er verbitterd (3) en mager bij liepen. Ze brachten zich de dagen van hun jeugd in herinnering, de overvloed aan eten die je met gemak wist te vangen. Ieder van hen vertelde een verhaaltje over de plekken waar ze jaagden en wat ze niet allemaal te eten hadden, hoe ze hun prooi flink te pakken kregen en het speeksel liep hen in de mond en ieder voelde des temeer de hevige honger die hen kwelde. En de wolf riep uit: “ Oh broer Vos, jij weet vast en zeker een listig middel,  een leuke truc om ……… jij bent vast in staat om voor ons op een list te komen om iets te eten te vangen,  hoop ik, want ik stel al mijn vertrouwen in jouw slimheid
en vaardigheden.” De Vos glimlachte lui, en zijn ijdelheid (4) was door de lofrede van de wolf gevleid, en hij zuchtte, en antwoordde zeggende: “Deze dagen gaan de zaken slecht, maar als we geluk hebben dan kan het gebeuren dat we een uit zijn kudde verdwaald schaap tegenkomen, schapen zijn een gemakkelijke prooi om op te jagen, wat mij betreft lust ik ze niet en laat ik ze helemaal alleen over aan jou, broer Wolf. Ik verlustig me liever aan kippen of een eendje. Het gesprek met de Vos had de eetlust van de wolf gewekt, hij kreeg trek in schaap en hij versnelde zijn pas. Voortdurend keek hij om zich heen, nu eens hier dan weer daar of er misschien vlees te halen was en hij geluk had zoals de Vos hem zei.

woensdag 5 september 2018

Een extreem luie man.

Klik hier voor mijn noten bij de tekst.


Verhaal van een luie man waarvan de luiheid alle perken te buiten ging.


Er was eens een man, die heel erg lui (1) (indolent, traag) was, in die mate dat zijn moeder voortdurend voor hem moest zorgen, hem zijn eten en drinken moest voeren, en zelfs moest ze hem een pot brengen om te plassen en te poepen (2). Zijn verwanten hadden er vrede mee, totdat zijn twee broers er genoeg van kregen en hem wilden vermoorden. Maar hun moeder zei hun:
“Kinderen, vreest God, en trek je je niets aan van je broer tot de dag dat hij overlijdt en God hem bijschrijft in zijn boek.” Toch waren ze het op een dag erover eens om hem levend te begraven. Ze propten hem in een ton, en gingen ermee op weg naar een klein achteraf gelegen kerkhof. Daar zag hen een of andere theologiestudent en hij zei hun:
“Beste mensen, wat zijn jullie aan het doen met jullie broer?” En zij zeiden hem:
“Meneer, onze broer is heel erg lui. Zijn luiheid gaat alle perken te buiten. Hij is zo lui dat onze moeder hem zijn eten moet voeren, anders eet hij niet. En ze moet hem op de pot zetten om te plassen. En daarom willen we hem levend begraven.” (3) De theologiestudent antwoordde hen:
“Dat kun je toch niet maken, dat is “haram” (verboden door God). Laat hem maar bij mij achter, zodat ik voor hem kan zorgen en hem te eten kan geven en alles kan doen wat nodig is om hem te laten leven.”
Toen de luiaard dit hoorde, tilde hij een beetje zijn hoofd omhoog naar de theologiestudent toe en zei hem met een nauwelijks hoorbare stem:
“Olala, meneer, en wie kauwt er mijn eten voor dat ik het kan eten en brengt het naar mijn mond?” (4) Toen de theologiestudent dat hoorde, werd ook hij kwaad, en zei hun:
“Vooruit, begraaf hem vlug en ik zal er nog wel een schepje aarde bovenop doen.”(5)