Waarschuwing
vooraf!
Waarom zou je van tevoren waarschuwen? Een
waarschuwingsschot? Dat heet tegenwoordig een “ trigger warning”, met dank aan
het ongelukkige Engels, want letterlijk vertaald betekent het: “het overhalen
of afdrukken van de trekker (haan) van een pistool om te waarschuwen. Dus niet een
waarschuwing die je echt preventief van tevoren waarschuwt, want
waarvoor je gewaarschuwd wordt, is al aan de gang. En het is ook nog eens behoorlijk
agressief (trigger): paf, paf, en dan is het eigenlijk al te laat. Eigenlijk
geef je een waarschuwingsschot alleen maar om de aandacht te trekken. In plaats
van iemand aan het denken te zetten, denk je bij voorbaat dat wat je gaat vertellen
in het verkeerde keelgat zal schieten, en kun je alleen met de greep van
Heimlich ervan bevrijd worden. Ik ken mijn metaforen
ook wel, hoor. Kortom, waarschuwen vooraf, mikt op emoties, die je eigenlijk
beter had kunnen beheersen, maar ze zijn er al wel. Vaak zijn het de zwakkeren
in de samenleving die bescherming zoeken achter de “Waarschuwing Vooraf” om het
artikel vervolgens toch stiekem te lezen. Nogmaals, waarom een Waarschuwing
Vooraf, als het toch wordt genegeerd? Je zou kunnen zeggen ook zwakkeren moeten
door woede-uitbarstingen en het laten horen van hun gekwetste gevoelens het
recht hebben zich te uiten. Ik denk dat het toont dat de zwakkere de zwakkere
is en zich daar eigenlijk al in heeft geschikt, als hij of zij een stuk daarom toch niet
of wel leest . Tja, het is ingewikkeld! Vroeg of laat komt die emotie naar buiten net als De
Schreeuw (Nr. “Skrik”, Nl. “Schrik”) van Edvard Munch.
En dan is “Waarschuwing Vooraf” ook nog een literaire figuur: dit heet een pleonasme , omdat in Waarschuwing eigenlijk al het Vooraf zit. Achteraf waarschuwen heeft
geen zin.
Toch staat er boven mijn stukje: Waarschuwing Vooraf. Waarom?
De tekst zoals je die nu leest, beledigt het katholieke geloof in een Engeland
dat op het punt stond zich van de Katholieke Kerk af te scheiden. Die
belediging zou dus voltooid verleden tijd kunnen zijn? Immers het schisma is nu
een feit. Maar nog uitdrukkelijker beledigt het verhaal de Joden die vanaf de elfde
eeuw bij tijden in Engeland werden vervolgd naar het de Engelse koning uitkwam.
Dit verhaal vertelt welke reclamemachine (waarschuwingsschot?!) er nodig is om
mensen ertoe op te stoken anderen "verantwoord" te vermoorden op de meest afgrijselijke
manieren. Simon Schama in “De geschiedenis van de Joden” geeft op pagina
380-381 op dit verhaal van Chaucer het volgende commentaar: “Het ernstigste
incident vond elf jaar later plaats in Lincoln, waar de negen jaar oude Hugh (vlgs Chaucer 7 jaar) werd gevonden in een beerput….Koning Hendrik III was toevallig in de buurt en
eiste dat er een schuldige werd aangewezen. Die werd natuurlijk snel gevonden.
Na zware martelingen legde een van de Joden van Lincoln, Copin of Jopin, een
bekentenis af en werd hij aan de staart van een paard gebonden en over de
kasseien door de stad gesleurd, waarna wat er nog over was van zijn lichaam
werd opgehangen…..in de Canterbury Tales, rakelt Chaucer de allerergste
leugens en laster nog eens op in ’The Prioress’s Tale’. “
We zullen ons eens niet door emoties laten leiden, maar in
het commentaar dat in de noten is te vinden verdiepen in wat Chaucer bedoelde:
rakelde Chaucer ook echt de allerergste leugens en laster weer op? Of is dat
toch een misverstand?
Nog een ding: hoort dit verhaal wel thuis onder het hoofdje
Humor? Zoals al eerder gezegd vielen Vroeger toneel en terechtstelling beide
onder dezelfde noemer: volksvermaak. En dat is hier duidelijk het geval. Voor
ons is het schokkend, maar in het Engeland van Chaucer was het berechten in het
openbaar een manier om een dictatoriaal bewind in stand te houden. Gek genoeg
waren van dit dictatoriale bewind vaak rijke Joden de geldschieters. En hier
zijn Schama en Chaucer het eens (1) (381): “…..dankzij
de interventie van Richard, de hertog van Cornwall, die net als de koning
(Hendrik III) vaak zaken deed met de Joden, maar die in tegenstelling tot hem
nog wel enig rechtvaardigheidsgevoel had (en natuurlijk zijn eigen Joodse
melkkoeien in leven wilde houden).” Je zou kunnen concluderen dat de koning,
maar ook Richard uit eigen belang, hele bevolkingsgroepen opruimden of in leven
hielden. Waar doet mij dat nou toch aan denken? Het lijkt zo pas geleden!? Er
staat niet voor niets boven dit stukje: Waarschuwing Vooraf!
Met de tekst is nog iets anders aan de hand. Chaucer
introduceert hier een nieuwe literaire stijl (2) :
de satire, ironisch, misschien wel sceptisch of zelfs cynisch qua toon. Ironie is, denk ik, literair gezien de moeilijkste stijlfiguur die er
bestaat. Hier wil ik er alleen over kwijt, dat ironie tot veel misvattingen heeft
geleid, omdat de tekst voor meerdere uitleg vatbaar is: de tekst wordt er
ambigue door. Die stijlfiguur, de ironie, kennen we uit de Griekse Oudheid als een
filosofische stroming, onder aanvoering van Diogenes van Sinope en als satire bij Dionysusfeesten. En veel van wat Chaucer schrijft, sluit aan op de verhaaltjes op dit blog
over de Klassieke humor. En als we dit eenmaal in de gaten hebben, worden
feiten minder feitelijk. Je zou kunnen zeggen, in dit verhaal wordt niet alleen
de Joodse Engelse gemeenschap op de hak genomen, maar ook de Katholieke Kerk.
En dan klopt het precies met het tijdsbeeld waarin dit verhaal is geschreven.
Alles wat de abdis vertelt, moeten we met een behoorlijk korreltje zout tot ons
nemen. Ik zal in de noten aangeven, waar dit in dit verhaal het duidelijkst
blijkt. In dit verhaal komt naar voren hoe ons gevoel voor humor drastisch, ik
zou daarom bijna concluderend willen zeggen zo radicaal is veranderd dat dit
wel tot misverstanden moet leiden. Als we ons dat goed realiseren komen we op
een veel fundamentelere kritiek op middeleeuwse maatschappij uit dan wanneer we
kijken naar wie er door dit verhaal worden beledigd. Maar de meeste mensen
hebben het helaas zo gelezen dat ze zich erdoor beledigd voelden. Terecht, maar….. Bij ironie hoort deze constructie:
terecht, maar…. en ook dit zal nader worden toegelicht in de noten (3).
Het verhaal van de abdis.
In Azië (4) was eens een christelijke stad, waarin een getto
was voor Joden, die de steun hadden van de Kroon, zuiver en alleen uit
winstbejag en dwingelandij. Christus en zijn volgelingen zouden dit absoluut
niet hebben goedgekeurd. (1).
Er was een klein schooltje voor de christenen aan het andere
einde van de stad. Dag in dag uit kreeg ieder jaar een heel stel kinderen van
christelijke huize hier hun eerste onderwijs. In het onderricht was speciaal
aandacht voor lezen, en luisteren naar gezang en voordracht – De eenvoudige
dingen die je in je kindertijd leert en die getuigen van een goede afkomst. (5)
Onder deze kinderen was de zoon van een weduwe, een kleine
koorknaap van zeven jaar oud. Dagelijks ging hij te voet naar school zo vlug
zijn benen hem konden dragen. Hij had de gewoonte (omdat het hem zo was
geleerd) om onderweg bij het beeld van de moeder Gods op kruispunten te knielen
en een Weesgegroet te bidden.
Dit had de weduwe haar zoontje geleerd uit eerbied voor de
moeder Gods, onze dierbare en gezegende vrouwe. Dat deed hij vol overgave. Een
blij kind zal altijd gemakkelijk leren en luisteren. Voor zover ik mij herinner
vond een en ander omstreeks Sint Nicolaas (6) plaats,
die al als kind zich tot Christus keerde.
Het kleine kind, toen hij nog op de lagere school zat,
hoorde andere kinderen het Oh Alma Redemptoris voorzingen uit hun gezangenboek. Zo dicht mogelijk als
hij durfde, probeerde hij alles te zien en horen om zelf het begin ervan uit
het hoofd te leren. (7)
Zoals ik al vertelde kwam dit kind vlak langs de straat waar
de Joden woonden en zonder daar iets mee te bedoelen zong hij iedere dag uit
volle borst dit liedje Oh Alma Redemptoris. Als het hem lukte het lied goed
te zingen, werd het met open armen in de hemel boven hem ontvangen, en deed de
lieftalligheid van Gods moeder zijn hart sneller kloppen. Hij koos er niet
voor, maar als vanzelf bad en zong hij luid op zijn heen- en terugweg.
De eerste en ergste van onze vijanden, de Slang Satan (8) schudde de verstokte Joodse harten wakker. Uit de
slangenkuil in hun hart kronkelde en kroelde hij zich naar boven en zei: “Oh
Hebreeuws volk, kijk toch om je heen! Is er hier niet iets dat recht gezet moet
worden? Kan zo’n jongetje vrijelijk door onze straten zwerven hardop zingen en
in hymnen en spreuken op jullie afgeven? Zonder enig respect voor jullie
Wetten?”
Vanaf die tijd zwoeren al deze Joden samen om dit onschuldige
kind te verjagen van het aanzicht der aarde…. (8) In
een donker doodlopend straatje ontmoetten zij een moordenaar. Zij namen hem in
dienst om te doen wat moordenaars doen op zo’n geheime plaats, die zijn
eigendom was en waar hij de baas was. Toen het jongetje in een blij loopje
voorbij kwam, greep die vervloekte Jood hem, sneed hem de keel door en dumpte
hem in een beerput (8). (9)
“Oh martelaar van de Maagd, nu mag je zingen steeds weer opnieuw,
en het witte, hemelse Lam volgen,” zei zij (10)
, “over wie de grote evangelist Sint Johannes op Patmos schreef: zij dragen Witte kleden in het aanzicht van het Lam, en zingen steeds
weer liederen zoals nog nooit een vrouw van vlees en bloed heeft gekend.” (8) (11)
Zij ging op zoek naar
haar kind jammerlijke kreten slakend die door merg en been gingen. En iedere
Jood die daar woonde vroeg zij of zij haar kind misschien hadden gezien, en ze
zeiden: “Nee!”. Maar Jezus in al zijn genade bracht haar na een poosje op het
idee om naar dat doodlopende steegje te gaan waar haar kind in een beerput lag verstopt.
Grote God die iedereen met onschuldige stem heeft opgeroepen
U te loven, wat is Uw macht groot! Deze briljant van kuisheid, deze smaragd,
dit juweel van martelaarschap en schitterende robijn (8),
begon, terwijl hij daar lag met doorgesneden keel buiten ieders zicht, te
zingen Oh Alma Redemptoris, opstijgend uit de grond zo hard en luid dat
het klonk alsof het van alle kanten kwam, als van kerkklokken klepperend in de waaiende
wind op zon-dag. (12) (13)
Zij borgen het kind onder luid jammerlijk geschrei en
brachten het in processie naar de dichtstbijzijnde abdij. Onderweg bleef hij
maar zingen steeds hetzelfde lied, heel plechtig, gedragen en feestelijk. De
mensen trokken in stoeten aan de draagbaar voorbij, maar dat kon de moeder niet
troosten. Zij leek op Rachel, die van Jakob lange tijd geen kinderen kon krijgen.
De provoost deed uitspraak ten aanzien van de man(nen) (14)
die hem had(den) vermoord. En veroordeelde ze tot een schandelijke dood na
geseling ter plaatse. En hij breidde het vonnis uit over alle Joden, omdat ze
allemaal schuldig waren. En hij week niet van zijn vonnis af: “Kwaad moet met
hetzelfde Kwaad worden vergolden.” (Oog om oog, tand voor tand? (15)) En hij veroordeelde ze om door paarden te worden
gevierendeeld, en vervolgens op een schavot opgehangen.
Nog steeds lag dit onschuldige kind op de lijkbaar opgebaard
voor het hoge altaar (8) waar de mis werd
gelezen. De abt en de monniken kwamen om de kist heen staan om zijn begrafenis
te bespoedigen. Zij sprenkelden vlug wijwater over de kist en zijn hoofd. Maar
uit de kist klonk onverlet nog steeds datzelfde lied: Oh Alma Redemptoris.
Deze abt nu, die een heilig man was zoals eigenlijke alle abten
zouden moeten zijn, begon de jongen hardop te ondervragen: “Beste jongen, vertel
me eens in naam van de Drie-eenheid, (16) hoe
kun jij zingen terwijl je keel is doorgesneden, tenminste daar lijkt het op.” (17)
(En het dode jongetje antwoordde)
“Ik doe dat en ik zal het steeds weer doen uit liefde voor
Haar, de gezegende onder de vrouwen. Ik zal pas ophouden ermee als je een
graankorrel van mijn tong afneemt. Want de Maagd heeft mij toevertrouwd: “Mijn
kleine jongen, waarlijk ik zal je komen halen, als de graankorrel van je tong
is weggenomen. (18) En wees er zeker van dat ik
niet zal verzaken!”
Deze heilige monnik, deze abt, wist niet wat hem overkwam.
Hij opende de mond van de jongen en pakte de graankorrel van zijn tong (18). Daarop gaf de jongen de geest, heel vredig, heel
zachtaardig, en het wonder was zo aandoenlijk dat er zilte tranen biggelden uit
de ogen van de abt, en hij zakte door de knieën, ging liggen op de grond alsof
ze hem hadden vastgebonden (8). (19)
Oh Hugh of Lincoln die het precies zo verging, vermoord door die vervloekte Joden, zoals iedereen
weet (want het is nog niet zo lang geleden gebeurd) bid voor onze struikelende
voetstappen, zodat de genade Gods zich over ons mag vermenigvuldigen, ook al
zijn wij onvast in ons geloof. Wij vereren en houden nu eens meer dan
weer minder van de moeder Gods. (20)