donderdag 16 maart 2023

 Het leven van Aesopus: het uiterlijk (Deel 2).

Dit wonder maakte dat hij van baas veranderde.  Hij had te maken met een zekere Zénas. Die was er in de hoedanigheid van econoom en om op de slaven te letten (1). Deze man had hem uitzonderlijk hard geslagen voor een fout, die hem niet was aan te rekenen. Aesopus kon zich er niet van weerhouden om wraak op hem te nemen. En dreigde ermee zijn slechte gedrag algemeen bekend te maken. Zénas, om hem te waarschuwen en zich op zijn beurt op Aesopus te wreken, ging zijn meester zeggen dat er bij hem thuis een wonder zich had voltrokken: de Frygiër kon weer praten! Maar de deugniet bediende zich er alleen van om te vloeken en kwaad te spreken over hun baas. De baas geloofde hem en nam maatregelen: hij schonk hem Aesopus en hij mocht met hem doen wat hij maar wilde. Toen Zénas weer terug was in het veld, kwam er een handelaar naar hem toe met de vraag of hij hem voor geld een of ander lastdier kon verschaffen. “Nee, dat niet,” zei Zénas, “dat mag ik niet zomaar doen. Maar ik verkoop je, als je wilt, een van onze slaven.” Om het woord bij de daad te voegen liet hij Aesopus komen, waarop de handelaar zei: “Je houdt me voor de gek, wil je me echt dit te koop aanbieden? Je zou denken dat het een waterzak is!” Meteen nadat de handelaar dit had gezegd, keerde hij zich om en liep weg in zichzelf mompelend en lachend om wat hij had gezien.  Aesopus riep hem bij zich en zei: “Breng de moed op mij toch te kopen, want ik zal je tot nut kunnen zijn! Als je kinderen hebt, die de hele dag te keer gaan en ondeugend, zal mijn aanblik ze wel tot zwijgen brengen. Je kunt ze met mij dreigen alsof ik een allesverslindend monster ben.” (2)  Deze zelfspot beviel de handelaar. Hij kocht onze Frygiër alsnog voor 3 obolen, en zei lachend: “De goden zijn geprezen! Ik heb dan wel geen grote aankoop gedaan, maar ik heb ook niet veel geld over de balk gegooid.”


Behalve levensmiddelen handelde deze handelaar ook in slaven. Toen zij naar Ephese gingen voor handel, moest ieder van de slaven, die verhandeld zou worden,  de handelswaar dragen om gemakkelijker te reizen, ieder naar eigen vermogen en fysieke sterkte. Aesopus vroeg om clementie gezien zijn gestalte. Bovendien was hij nieuw, en daarom moest men hem met consideratie behandelen. “Jij hoeft niets te dragen, als je dat wil,” antwoordden hem zijn kameraden. Dat was Aesopus eer te na en hij wilde dat men hem belastte net als de anderen. Daarop lieten ze hem kiezen. Hij koos de mand met eten voor onder weg. Dat was de grootste te dragen last. Iedereen dacht dat hij daarvoor gekozen had, omdat hij dom was. Maar nadat ze hadden gegeten, zat er steeds minder in de mand mondvoorraad. En de Frygiër had des te minder te dragen. ’s Avonds was het hetzelfde liedje, en zo maar door de volgende dag. Zó was er na twee dagen nog maar weinig te dragen en na een paar dagen had hij zelfs niets meer te dragen. Het gezonde verstand en de logica van Aesopus werden al spoedig bewonderd.


De koopman ontdeed zich van al zijn slaven, die hij te koop aanbood op Samos, behalve een taalkundige, een zanger en Aesopus.  Vóór ze op de markt aan te bieden, liet hij de twee eersten zich zo mooi mogelijk aankleden. Aesopus daarentegen kreeg alleen maar een juten zak aangetrokken, en werd tussen de beide anderen gezet om hen meer te laten opvallen. Er kwamen een paar kopers en onder hen bevond zich een filosoof van naam Xanthus. Die vroeg aan de taalkundige en aan de zanger wat zij voor vaardigheden bezaten. “We kunnen alles,” zeiden ze (3). Daarover moest de Frygiër lachen. Men kan zich voorstellen hoe. Planudes zegt in zijn verslag dat het weinig scheelde of men was op de vlucht geslagen,  zo verschrikkelijk was zijn bekkentrekken. De koopman vroeg voor zijn zanger 1000 obolen, voor zijn taalkundige 3000. En als men een van de twee wilde kopen, dan moest je Aesopus als bonus er gratis bij nemen. De hoogte van de prijs voor de taalkundige en de zanger stond Xantus tegen. Maar, om niet naar huis terug te keren met lege handen, raadden zijn leerlingen hem aan om dat beetje mens te kopen dat met zijn oprechte lach hen had doen schrikken: je zou hem zo voor een vogelverschrikker kunnen houden. Met zijn gedrag vermaakte hij de mensen. Xantus liet zich overtuigen en kocht Aesopus voor zestig obolen. Hij vroeg hem, voordat hij hem had gekocht, waarvoor hij geschikt was, zoals hij dat ook aan de anderen had gedaan. Aesopus antwoordde: “Voor niks, omdat de beide anderen alles al naar zich toe hadden getrokken.” De markttoezichters waren zo vrijmoedig om te doen alsof hij geen knip voor de neus waard was, en lieten hem voor niets vertrekken (4).


Xantus had een vrouw met een nogal verfijnde smaak. Allerlei mensen vielen bij haar in ongenade. Dit was zo sterk dat Xantus geen schijn van kans maakte Aesopus, zijn nieuwe slaaf, aan haar voor te stellen zonder haar woedend te maken en haar het gevoel te geven dat hij haar voor de gek hield. Hij oordeelde het beter om hem te presenteren als een speeltje (5). Hij liet thuis weten dat hij net een jonge slaaf gekocht had, die de mooiste en meest volmaakte verschijning ter wereld was. Bij het horen van dit nieuwtje gingen de meisjes, die zijn vrouw bedienden, met elkaar op de vuist om hem voor zich te winnen. Maar ze waren heel erg verbaasd toen zij de figuur uiteindelijk zagen. De een sloeg zich de hand voor de ogen, de andere sloeg op de vlucht, weer een andere slaakte een kreet. De huisbazin (6) zei dat men haar dit monster had gestuurd om haar weg te jagen. De filosoof had allang genoeg van haar. Het ene woord haalde het andere uit, de ruzie liep zo hoog op dat ze om haar bullen vroeg om naar haar ouders terug te keren. Xantus schikte zich uiteindelijk geduldig en Aesopus droeg door zijn geestigheid er ook toe bij dat Xantus en de vrouw uiteindelijk de strijdbijl erbij neerlegden. Men sprak niet meer van weggaan en misschien droeg de vrede ertoe bij dat tenslotte de lelijkheid van de nieuwe slaaf niet meer werd opgemerkt (Inleiding)