Het leven van Aesopus: het uiterlijk (Deel 2).
Dit wonder maakte dat hij van baas veranderde. Hij had te maken met een zekere Zénas. Die
was er in de hoedanigheid van econoom en om op de slaven te letten (1). Deze man had hem uitzonderlijk hard geslagen voor
een fout, die hem niet was aan te rekenen. Aesopus kon zich er niet van
weerhouden om wraak op hem te nemen. En dreigde ermee zijn slechte gedrag
algemeen bekend te maken. Zénas, om hem te waarschuwen en zich op zijn beurt op
Aesopus te wreken, ging zijn meester zeggen dat er bij hem thuis een wonder
zich had voltrokken: de Frygiër kon weer praten! Maar de deugniet bediende zich
er alleen van om te vloeken en kwaad te spreken over hun baas. De baas geloofde
hem en nam maatregelen: hij schonk hem Aesopus en hij mocht met hem doen wat
hij maar wilde. Toen Zénas weer terug was in het veld, kwam er een handelaar
naar hem toe met de vraag of hij hem voor geld een of ander lastdier kon verschaffen.
“Nee, dat niet,” zei Zénas, “dat mag ik niet zomaar doen. Maar ik verkoop je,
als je wilt, een van onze slaven.” Om het woord bij de daad te voegen liet hij
Aesopus komen, waarop de handelaar zei: “Je houdt me voor de gek, wil je me
echt dit te koop aanbieden? Je zou denken dat het een waterzak is!” Meteen
nadat de handelaar dit had gezegd, keerde hij zich om en liep weg in
zichzelf mompelend en lachend om wat hij had gezien. Aesopus riep
hem bij zich en zei: “Breng de moed op mij toch te kopen, want ik zal je tot nut
kunnen zijn! Als je kinderen hebt, die de hele dag te keer gaan en ondeugend,
zal mijn aanblik ze wel tot zwijgen brengen. Je kunt ze met mij dreigen alsof
ik een allesverslindend monster ben.” (2) Deze zelfspot beviel de handelaar. Hij kocht
onze Frygiër alsnog voor 3 obolen, en zei lachend: “De goden zijn geprezen! Ik
heb dan wel geen grote aankoop gedaan, maar ik heb ook niet veel geld over de
balk gegooid.”
Behalve levensmiddelen handelde deze handelaar ook in
slaven. Toen zij naar Ephese gingen voor handel, moest ieder van de slaven, die
verhandeld zou worden, de handelswaar dragen om gemakkelijker te reizen, ieder
naar eigen vermogen en fysieke sterkte. Aesopus vroeg om clementie gezien zijn
gestalte. Bovendien was hij nieuw, en daarom moest men hem met consideratie
behandelen. “Jij hoeft niets te dragen, als je dat wil,” antwoordden hem zijn kameraden.
Dat was Aesopus eer te na en hij wilde dat men hem belastte net als de anderen.
Daarop lieten ze hem kiezen. Hij koos de mand met eten voor onder weg. Dat was
de grootste te dragen last. Iedereen dacht dat hij daarvoor gekozen had, omdat
hij dom was. Maar nadat ze hadden gegeten, zat er steeds minder in de mand
mondvoorraad. En de Frygiër had des te minder te dragen. ’s Avonds was het hetzelfde
liedje, en zo maar door de volgende dag. Zó was er na twee dagen nog maar
weinig te dragen en na een paar dagen had hij zelfs niets meer te dragen. Het
gezonde verstand en de logica van Aesopus werden al spoedig bewonderd.
De koopman ontdeed zich van al zijn slaven, die hij te koop
aanbood op Samos, behalve een taalkundige, een zanger en Aesopus. Vóór ze op de markt aan te bieden, liet hij
de twee eersten zich zo mooi mogelijk aankleden. Aesopus daarentegen kreeg
alleen maar een juten zak aangetrokken, en werd tussen de beide anderen gezet
om hen meer te laten opvallen. Er kwamen een paar kopers en onder hen bevond
zich een filosoof van naam Xanthus. Die vroeg aan de taalkundige en aan de zanger wat zij voor vaardigheden
bezaten. “We kunnen alles,” zeiden ze (3).
Daarover moest de Frygiër lachen. Men kan zich voorstellen hoe. Planudes zegt
in zijn verslag dat het weinig scheelde of men was op de vlucht geslagen, zo verschrikkelijk was zijn bekkentrekken. De
koopman vroeg voor zijn zanger 1000 obolen, voor zijn taalkundige 3000. En als
men een van de twee wilde kopen, dan moest je Aesopus als bonus er gratis bij
nemen. De hoogte van de prijs voor de taalkundige en de zanger stond Xantus
tegen. Maar, om niet naar huis terug te keren met lege handen, raadden zijn
leerlingen hem aan om dat beetje mens te kopen dat met zijn oprechte lach hen
had doen schrikken: je zou hem zo voor een vogelverschrikker kunnen houden. Met
zijn gedrag vermaakte hij de mensen. Xantus liet zich overtuigen en kocht Aesopus
voor zestig obolen. Hij vroeg hem, voordat hij hem had gekocht, waarvoor hij
geschikt was, zoals hij dat ook aan de anderen had gedaan. Aesopus antwoordde:
“Voor niks, omdat de beide anderen alles al naar zich toe hadden getrokken.” De
markttoezichters waren zo vrijmoedig om te doen alsof hij geen knip voor de
neus waard was, en lieten hem voor niets vertrekken (4).
Xantus had een vrouw met een nogal verfijnde smaak. Allerlei
mensen vielen bij haar in ongenade. Dit was zo sterk dat Xantus geen schijn van
kans maakte Aesopus, zijn nieuwe slaaf, aan haar voor te stellen zonder haar
woedend te maken en haar het gevoel te geven dat hij haar voor de gek hield.
Hij oordeelde het beter om hem te presenteren als een speeltje (5). Hij liet thuis weten dat hij net een jonge slaaf
gekocht had, die de mooiste en meest volmaakte verschijning ter wereld was. Bij
het horen van dit nieuwtje gingen de meisjes, die zijn vrouw bedienden, met
elkaar op de vuist om hem voor zich te winnen. Maar ze waren heel erg verbaasd toen
zij de figuur uiteindelijk zagen. De een sloeg zich de hand voor de ogen, de
andere sloeg op de vlucht, weer een andere slaakte een kreet. De huisbazin (6) zei dat men haar dit monster had gestuurd om haar
weg te jagen. De filosoof had allang genoeg van haar. Het ene woord haalde het
andere uit, de ruzie liep zo hoog op dat ze om haar bullen vroeg om naar haar
ouders terug te keren. Xantus schikte zich uiteindelijk geduldig en Aesopus
droeg door zijn geestigheid er ook toe bij dat Xantus en de vrouw uiteindelijk de
strijdbijl erbij neerlegden. Men sprak niet meer van weggaan en misschien droeg
de vrede ertoe bij dat tenslotte de lelijkheid van de nieuwe slaaf
niet meer werd opgemerkt (Inleiding).