woensdag 31 juli 2019

Hoe Gargantua voor de monnik de abdij Thélème (1) liet bouwen..
(In de vertaling van Santford, met veel correcties van mijn hand)

Klik hier voor de originele teksten en noten.



Alleen broeder Jan had nog geen cadeau gekregen. Gargantua wilde hem abt over Seuillé maken, maar dat sloeg hij af. Toen wilde hij hem abt maken van Bourgueil of Saint-Florent, of van allebei tegelijkertijd, maar ook dat sloeg hij af. De monnik antwoordde onomslachtig: “Hoe zou ik aan anderen leiding kunnen geven, als ik met mezelf geen raad weet? Mocht het zo zijn dat wat ik voor u gedaan heb, u welgevallig is en u in de toekomst op dezelfde manier van dienst kan zijn. sta me dan toe een abdij te stichten naar mijn eigen inzichten.”

Dit verzoek stond Gargantua aan en hij bood hem het landgoed te Thélème (1) aan, gelegen aan de oevers van de Loire, twee mijlen van het grote bos van Port Huault vandaan, om er zijn abdij te bouwen. En broeder Jan vroeg Gargantua toestemming om zijn abdij anders (2) in te richten dan gebruikelijk was voor kloosters, wat hij mocht. “Allereerst,” zei Gargantua, “moeten er geen muren om het klooster heen gebouwd worden, omdat andere kloosters zich trots van de wereld afkeren achter hoge muren.” “Inderdaad,” zei de monnik,” en dat er geen muren moeten komen, heeft zijn redenen: waar muren zijn, voor en achter, daar wordt veel geroddeld, bestaat er grote jaloezie en zweert men samen.”
Verder is het in bepaalde kloosters gebruik dat, wanneer er een of andere gewone  vrouw binnenkomt (eentje van het preutse en zedige slag wel te verstaan), er achter haar meteen wordt schoongemaakt. Daarom werd er besloten dat als er een non of een monnik per ongeluk het klooster van broeder Jan zou binnenlopen, er ook meteen nauwgezet achter ze zou worden schoongemaakt. En omdat het kloosterleven normaal bestond uit regels met waar en wanneer je ergens moest zijn, werd besloten om nergens klokken op te hangen, of een zonnewijzer of ander instrument om de tijd in te kaderen. Werk zou worden verricht naar de gelegenheid en mogelijkheid zich voordeed. “Want, “ zei Gargantua, “het tellen van de uren, dat is pas echte tijdsverspilling. Wat voor goeds komt daaruit voort. Het is de grootste gekkigheid om zijn leven in te richten naar het slaan van de klok (3) in plaats van naar het gezonde verstand.”

En omdat (4) er in die tijd geen vrouwen in het klooster intraden, als die eenogig, kreupel, gebocheld, mismaakt, lelijk, gek, onwijs, behekst of versloft waren, trouwens net zo als dat er geen mannen intraden dan die met staar aan de ogen, met een te grote neus (5), simpel waren of thuis lastig -- Hier onderbrak hem broeder Jan: “Tussen haakjes, een vrouw die niet mooi is en ook niet goed, waar deugt die dan wel voor?” Waarop Gargantua reageerde met: -- “Om in het klooster te stoppen!” “Ja,” zei de monnik, “en om kousen te stoppen” – werd er besloten, dat in zijn abdij slechts vrouwen zouden worden toegelaten, als ze mooi waren, een lief karakter hadden en goed in hun vel staken, en van de mannen alleen maar die werden toegelaten, die knap, recht van lijf en leden en talentvol waren.

En omdat er in vrouwenkloosters geen mannen kwamen, tenzij stiekem en illegaal, bepaalde men, dat er in broeder Jans klooster geen vrouwen zouden zijn als er geen mannen waren, en ook dat er als er alleen mannen waren als er ook vrouwen zouden zijn. En omdat zowel de mannen als de vrouwen, als ze eenmaal ingetreden waren in het klooster, na afloop van een proeftijd ertoe werden verplicht en gedwongen, er hun leven lang te blijven, bepaalde men, dat de mannen en vrouwen in de nieuwe orde de volle en algehele vrijheid zouden hebben om uit te treden, wanneer zij maar wilden. 

En omdat de kloosterlingen gewoonlijk drie geloften deden, die van kuisheid, van armoede en gehoorzaamheid, bepaalde men dat in het klooster van broeder Jan, men naar eer en geweten getrouwd kon zijn, dat er ieder rijk kon zijn en vrij te doen was wat hij zelf wilde doen. De leeftijd waarop men kon worden toegelaten, was voor de vrouwen van tien tot vijftien jaar, voor de mannen van twaalf tot achtien jaar (6).

De architectuur van de abdij Thélème.


De abdij heeft als architecturaal uitganspunt de zeshoek, de vorm van een honingraat. Dat is nogal bijzonder, omdat meestal gekozen werd voor het vierkant en de 45° gekantelde vorm daaroverheen geprojecteerd, wat een achthoek oplevert.  Waarom Rabelais waarschijnlijk voor de honingraat heeft gekozen, valt in mijn commentaar te lezen (7)

De regels van de abdij.

Heel hun leven richtten zij niet in volgens wetten, statuten of regels, maar naar hun eigen vrije wil  en inzicht. Zij stonden uit bed op, wanneer het hun uitkwam, dronken, aten, werkten, sliepen, wanneer zij dat wensten. Niemand wekte ze, niemand zei hun dat zij moesten gaan eten of drinken, of wat voor andere dingen dan ook te doen. Zó had Gargantua het bepaald. Hun uitgangspunt was slechts deze regel:
Doe wat je zult willen!(8)

omdat vrije mensen, geboren in een goede familie, goed opgevoed, die in goed gezelschap verkeren, van nature geneigd zijn het goede te doen. Dat is wat ze hun eer noemen. Als zulke mensen door vernederende onderdrukking en dwang te neer worden gedrukt en onderworpen, dan keren ze zich af van deze nobele innerlijke neiging, waardoor ze spontaan tot het goede zijn genegen om het juk van onderwerping af te werpen en stuk te slaan, want de mens is altijd geneigd om dat wat verboden is te doen en te verlangen naar wat ons wordt geweigerd.

Door deze vrijheid ontstond er een prijzenswaardige wedijver om dat te doen, waarvan zij zagen dat het aan een iemand behaagde (9). Als een man of vrouw zei: Laten we drinken, dronken ze allemaal. Als er eentje zei: Laten we spelen, gingen ze allen spelen. Zei iemand: Laten in de wei gaan stoeien, dan gingen ze allen naar buiten. Ging men op valkenjacht of gewoon jagen, dan reden de dames uit op hun paardjes (10) en statig voortschrijdende, goed gedresseerde rijpaarden, met op hun schattige gehandschoende vuist een sperwer, een blauwvoet of een smelleken (11) ; de mannen hadden andere vogels.

Allen waren zo voortreffelijk opgevoed dat er onder hen niemand was die niet kon lezen, schrijven, zingen, spelen op welluidende instrumenten, er geen was die niet vijf of zes talen sprak en er composities in verzen en proza in kon maken. Nooit zag je zulke koene en hoofse ridders, zo behendig te voet en in het zadel, of kloeker, flexibeler en vaardiger in de omgang met de wapens dan die daar woonden. Nooit zag je zulke keurige dames, en zo lieftallig en weinig vervelend, zo vlug met de naald en met elk eerzaam en vrij vrouwenhandwerk, als die daar woonden.

Zo kwam het dat wanneer de tijd gekomen was dat een van de kloosterbroeders, hetzij op verlangen van zijn ouders of om welke andere reden dan ook, de abdij wilde verlaten, hij een van de dames meenam, die namelijk die hem tot haar prins had uitverkoren, om met haar te trouwen. En hoewel zij ook in Thélème in toewijding en vriendschap met elkaar geleefd hadden, in hun huwelijk gingen ze nog beter met elkaar om, en op eind van hun dagen hielden zij nog evenveel van elkaar als in de nacht van hun bruiloft.
Ik wil niet nalaten u mede te delen een raadsel opgeschreven op een grote bronzen plaat gevonden in de fundamenten van de abdij:

Arme mensjes die altijd maar het geluk verwachten
luister goed en hou mijn woorden in gedachten.
Ik weet niet of je er geloof aan moet hechten
aan wat er in de sterren geschreven staat .
Sommigen laten dat over aan de kwaden en slechten,
want niemands kennis van wat te gebeuren staat
zal helpen het kwalijk Lot te berechten . (12)
etc. etc.