dinsdag 7 januari 2020

Een Berber (Tamazight)  gedicht, uit 1934, in een katholiek tijdschrift, Le Maroc Catholique.

In de inleiding zegt Paul Hector, de schrijver van het artikel, dat hij de gedichten publiceert om het grotere publiek kennis te laten maken met de poëzie van de Berbers. Het gedicht van vandaag is in het dialect van de Ichqirr uit deMidden Atlas bij Khénifra. Deze gedichten zijn nooit uitgegeven in een publicatie. Het gedicht is dan ook tijdgebonden, hoewel de setting waarschijnlijk al die is uit de tijd van de Romeinen. Behalve een dichter, en een muzikant is er altijd een grappenmaker aanwezig bij de voorstelling. Omdat het hier om een treurdicht (lees de zeer informatieve tekst over de elegie op Wikipedia) gaat, krijg je de indruk van een Romeinse begrafenis, waarbij de grappenmaker een cruciale rol speelde om het lot dat iemand had getroffen te relativeren, er een trompetter was om met schetterende geluiden de geesten te verdrijven, en een dichter om de loftrompet te steken.

De dichtkunst uit deze streek wordt met een Thamazigt woord “tamediazt” genoemd, de dichtkunst van de  troubadours (amediaz). Men kent deze aanduiding voor straatmuzikanten nog steeds. Mohammed Benzakour in zijn verzameling spreekwoorden uitgebracht onder de titel “10 Op een ezel” in 2018, haalt in dit verband het volgende spreekwoord aan: (Amedyaz n dchar war isfourrouz): “De troubadour van het eigen dorp vermaakt niet”. Hij legt daarbij uit dat net zoals de profeet in eigen land niet wordt geëerd, ook de troubadour in zijn eigen dorp geen geziene gast is. Ze trokken van plaats naar plaats, en mochten net als de Romeinse (Griekse) komedianten, geen grond bezitten. Zij leefden (zie Plautus: De vrolijke thuiskomst, of Aristoteles:   Poëtica(48a30) ,  van de gaven van degenen die er beter aan toe waren.

Schilderij van de Fantasia van Marokkaanse kunstenaar in Rabat 2017
In dit gedicht uit 1934 worden de verzetshelden herdacht die sneuvelden bij de Franse en Spaanse invasie in Marokko. Op het eind van het lied van volgende week komt een opmerkelijke zinsnede voor. Hier is sprake van een vliegtuig dat de dorpen (douar) bombardeert, als ik het goed heb begrepen. In zekere zin lijkt hier aan de orde een oefening in oorlogsvoering die later in de Spaanse burgeroorlog nog eens dunnetjes werd overgedaan: Duitse vliegtuigen die haarden van het verzet tegen Franco bombardeerden in opdracht van Hitler. Heeft deze elegie nou iets profetisch (1934-1936), of lees ik dat er alleen maar in? En nogmaals dat staat allemaal in een Frans katholiek tijdschrift uit 1934 te lezen! Een schitterend Berber-gedicht uit de strijd tegen de Fransen en Spanjaarden. Het roept bij mij herinneringen op aan de beste strijdliederen van Bertolt Brecht: welk bijtend cynisme! Wat een ambivalentie, die door merg en been gaat! Daar gaat-ie dan (klik hier voor de tekst in het Frans) : 

Gaan of blijven?


De man die dapper is en couscous aanbiedt
die verdient het een zadel op zijn paard te werpen (om het te bestijgen).
Maar een lafaard vecht niet: geef hem geen paard, geef hem geen couscous,
zet hem niet in het zadel!

Hij heeft zwarte banden (iflidjen) aan zijn tent zitten om hem groter te maken.
Met hoeveel banden hij zijn tent ook heeft bespannen, op een dag
is hij op zijn hoede, het enige dat door hem heen gaat is vluchten.

Hij heeft zijn melk (1) gedronken
en hij is opgestaan om zijn kamelen gereed te maken.
Hij bedriegt hem, hij bedriegt zijn zoon:
die zal ook lafaards voortbrengen
lafaards brengen lafaards voort.
En hij die de messen slijpt (2) zal hem voortdurend in het oog houden.

Maar hij heeft zijn melk gedronken
en hij is opgestaan om zijn kameeltjes in veiligheid te brengen
Hij bedriegt, de lafaard, als zijn zoon trouwt
zal die ook lafaards voortbrengen, alleen maar lafaards
Lafaards brengen lafaards voort!
Maar een man slijpt, slijpt zijn messen,
bloed aan zijn bajonet.

Jullie lafaards verdienen het niet te worden geprezen.
Kijk me aan: hier ben ik.
Ik ben in jullie midden!

De dappere is gebleven.
Hij had de moed,
van een lafaard; de angsthaas,
zakt de moed in de schoenen.
Hij is opgestaan (om zijn ‘gasten’ te ontvangen)
heeft ze boter voorgezet, heeft ze van couscous voorzien.

De dappere is gebleven,
Hij had de moed
van een lafaard:
hij stond op, bleef, ontving ze met boter en gaf ze couscous op de koop toe.

De dappere bekommerde zich om niets anders dan zijn oogst.
Mijn God! Doe goed aan hem,
verspreid zijn reputatie, schenk hem,
mijn God, schenk hem kinderen
opdat ze talrijk zijn in zijn haardstede.


Mijn hart zal nooit meer vreugde kennen, nooit meer!
Sinds ik de lege tenten zie, ze zijn er nog steeds
die tenten van de helden, ze zijn nog steeds niet weg.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten