Bredero, deel 3: De ruimdenkende echtgenoot.
Piet, de echtgenoot van Aaltje, stopt zijn eigen knecht bij
zijn vrouw in bed, zonder dat hij dat weet.
Piet komt op.
Piet: Goddegod, wat is dat een afzien! Soms dan
steigert het paard al voor je er goed en wel op zit, mijn god nog toe. Ik heb
me een paal zo recht opstaand en scherp geslepen dat je er een paard aan vast
zou kunnen zetten (1). Zo moet je ze besluipen,
die verrekte stadskatten. Ze zijn wat ze zijn: wij molenaars weten wel, hoe we
die katten moeten aanpakken. Ik heb daar net in de schuur drie rauwe eieren
leeg geslurpt, da’s goed voor de potentie. Dat zal wel genoeg zijn. Je slaapt
toch niet Trijn Jans? Doe open!! Suusss, doe stilletjes open, dat de deur niet
piept. Suss, suuss, maak mijn vrouw niet wakker. Prachtig, ik hou nog veel meer
van je, nu je dit zo handig en rustig aanpakt.
Piet verlaat het toneel en gaat de slaapkamer in van
Trijn Jans, waar zijn eigen vrouw Aaltje post heeft gevat in de plaats van
Trijn Jans.
Even later komt hij tevreden het toneel weer op.
Piet: Wij mogen dan nog zoveel van onze boerinnen
houden, ze halen het niet bij de stadsen. Die overtreffen ze bij verre. Nou, ik
ga maar weer eens naar de molen. Ho, wie hebben we daar? Joosje mijn knecht? Slaap
je?
Joost: Nee ik ben klaar wakker. Niet iedereen die
snurkt, ligt te slapen. Goddomme, baas, je zit me op te geilen. Zou ik dan
eindelijk eens met de neus in de boter vallen? Wat zou ik d’r knuffelen
(snobbelen), strelen en kroelen (woelen), mijn god. Ik kan niet wachten.
Piet: Zo, heb je er zin in? Ik geef je toestemming,
ik ben een ruimdenkend man. Wil jij eens in mijn plaats gaan? Nou, wil je dat?
Hup, ga d’r op af, voor ik het doe!
Joost gaat de kamer van Trijn Jans binnen, waar eigenlijk
de vrouw van Piet, Aaltje, zit. Piet blijft alleen achter op het toneel.
Piet: Ik zou graag dat je me zoent, zei de meid. Als je
het niet doet, ben ik boos op je. Ik weet niet, hoe het komt dat ik zo blij
ben.
In het laatste deel, Deel 4: De ontknoping.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten