Ontknoping: De Molenaer van Bredero.
Commentaar inleiding: verschil Klassieke Humor en Sprookjes als aankondiging van drie Sprookjes van Grimm, en een koddig verhaal van Tijl Uilenspiegel.
Wat
eraan vooraf ging.
Trijn Jans (1) brengt een bezoek aan de stad Amsterdam. Maar de poorten gaan dicht voor het donker worden van de nacht, vlak voordat zij aankomt. Zij kan dus niet in de stad slapen. Daarom stapt ze naar een molen en vraagt de molenaar en zijn vrouw of zij bij hen mag overnachten. Dat mag, maar de molenaar, Slimme Piet (1), ziet zijn kans schoon om een nacht van plezier met deze bijzonder mooie vrouw, Trijn Jans (1), door te brengen, zonder medeweten van zijn vrouw, Aaltje Melis (1). Trijntje stemt in na aandringen van Piet. Trijn verklapt Piets plan aan zijn vrouw en stelt voor dat Aaltje de plaats van Trijntje inneemt, zonder dat hij daarvan op de hoogte is. Aaltje stemt toe en ontvangt haar eigen man met open armen. Piet vindt dat zijn knecht ook toe is aan een extraatje, en stuurt hem naar het kamertje, waar volgens hem Trijntje slaapt, maar in werkelijkheid zijn eigen vrouw, Aaltje. Als de knecht, Joost (1), de kamer binnenkomt, gaat het mis.
Je hoort Aaltje tekeer gaan vanuit
haar kamer tegen Joost, de knecht.
Aaltje (vrouw van Piet): Jij luizige schelm (2)! Met wie
denk je te maken te hebben? Is dit de liefde, waarop jij me denkt te kunnen
onthalen, luizenbos, viezerik? Jij hoerenjong, gij losbol! Ik ben te
fatsoenlijk om met overspel mijn ziel op spel te zetten helemaal voor niets.
Jij echtbreker, trouweloze verrader, jij eerloze bedrieger. Durf jij, schoft,
mij te zeggen dat je me lief hebt?....
Joost rent naar buiten.
Joost: Ik kan
het niet, ik durf het niet..
Piet: Wat is er met jou aan de hand? Ging het niet goed? Wou ze niet
open doen?
Joost: Nee, dat is het niet, ze deed wel open…
Piet: Je kon toch wel één keertje, toch?
Joost: Ja, dat wel….maar..
Piet: Goed, maar waarom ben je dan zo verdrietig? Dat is dan toch wel
vreemd, niet? (3) Je moet je schamen, sufferd.
Kijk toch eens hoe je daar met hangende pootjes staat. Wat ben jij nou voor
knecht?! Zo is het nou eenmaal: een uil
blijft altijd een uil (4) . Wat is er toch? Zeg
op!
Joost: Baas, ik heb me aan de
verkeerde vrouw vergrepen. Ik dacht met de burgerin Trijntje van doen te
hebben, maar het was uw vrouw!
Piet: Smiecht, schobbejak, schurk. Kon je dan niet zien, wie je voor je
had?
Joost: Hoe kon ik dat nou zien: het was stikdonker daarbinnen. U had
gezegd dat ik de vrouw die aan het raam zat moest hebben, achter de deur, aan mijn
rechterhand, op een nogal laag stoeltje. Ik zweer u, ik wist niet anders dan
dat het uw liefje was, die zo fijntjes door u ertoe was overgehaald. Pas toen
hij (wijst naar beneden) er helemaal voor klaar stond, begreep ik mijn
vergissing. Uw vrouw raasde en ging me tekeer en schreeuwde mij toe. Ik pakte
mijn broek, en liep ermee in de hand ervandoor. Het is niet van belang, want
zij wist volgens mij niet dat ik het was. Dus waarom getreurd?
Piet: Maar ik weet het nu wel (5) Dat
doet mij zeer. Je hebt me alle plezier vergald (6)
. Nee, Joostje, wij kunnen niet meer samen door een deur: jij vliegt de deur
uit! Heb je me begrepen!? Hoe zou ik samen met haar in één huis kunnen wonen,
nu ze met jou het bed heeft gedeeld. Daar is je geld. Neem je plunjezak op de
schouder, pak je kousen en schoenen, en vertrek. Nee, ik ben niet nijdig, maar
ik kan er niet tegen dat ze mijn vrouw zoenen.
Joost: Maar baas, hoe kon ik nou
weten dat het uw vrouw was? U hebt me zelf gevraagd om ernaartoe te gaan! Er
was geen haar op mijn hoofd die dat had bedacht.
Piet: Het is mijn schuld, ik weet
het. Daarom doet het me ook zoveel verdriet. … Ik zal nooit meer zolang ik leef
een andermans vrouw afsnoepen.
Dat Gij niet wilt dat u geschiedt
En doet zulks an een ander niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten