Het verhaal van de Molenaar.
Enige tijd geleden was er een rijke oude slimmerik die bij
Oxford woonde en kamers verhuurde. Deze man was timmerman
van beroep. Hij had een arme student (Nikolaas) in huis die een
zolderkamertje bij hem huurde. De student deed aan culturele vorming, maar
bovenal legde hij zich toe op astrologie en geomantiek (1).
Hij legde bepaalde constellaties van sterren uit en voorspelde onder
bepaalde voorwaarden de waarschijnlijkheid van droogte of regen in de nabije
toekomst. Ook adviseerde hij hen, die onder gunstige voortekens iets wilden
ondernemen, of hen die wilden weten of zij geluk zouden hebben bij het een of
het ander. Het is teveel om op te noemen.
Voor originele tekst: klik (2).
(Ook) zong hij heel verdienstelijk het Angelus adVirginem .
Voor originele tekst: klik (3).
De timmerman was pas weer getrouwd met een nieuwe vrouw, en
hij hield meer van haar dan van zijn leven. Zij was een meisje van achttienjaar
oud. Hij was heel erg jaloers en hield haar gevangen in een kooitje. Want hij
was oud en zij was jong en wild. Hij dacht dat zij hem zou bedriegen, een
koekoek (4) was erop uit zijn eitje in haar
kooitje te leggen. Voor originele tekst: klik (5).
Zij was een mooi jong meisje. Haar lijf was slank en zacht
en teer als dat van een wezel. Zij droeg een gestreepte zijden gordel; haar
schort viel over haar heupen en dijen wit als ochtendmelk, netjes geplooid en
glad gestreken. Voor originele tekst: klik (6).
(De arme huurder en de jonge echtgenote beginnen een
relatie.)
Heren, (zo
vervolgde de molenaar zijn verhaal) deze ridderlijke, galante
Nikolaas begon met deze jonge vrouw te ravotten om haar te versieren, en dat
alles alsof het een spelletje was, toen haar echtgenoot buiten de deur was,
ergens in Osney.
Voor originele tekst: klik (7).
(Maar de huurder, Nikolaas, wordt terecht gewezen.)
Daarop begon Nikolaas (pas echt) zijn zaak te
bepleiten en wist zich zo goed in demarkt te zetten dat zij uiteindelijk
toegaf aan zijn wensen, zij zwoer plechtig dat zij van hem hield en tot zijn
beschikking zou zijn tegen de tijd van het feest van St Thomas (8). Zij zou iedere gelegenheid die zich aandiende te
baat nemen. Maar “Mijn echtgenoot is heel erg jaloers. Je moet elke stap die je
neemt, met veel beleid doen. Voorzichtig dat hij je niet hoort, zo voorzichtig
dat je bij elke stap je adem inhoudt. Doe je dat niet dan weet ik zeker dat het
mijn dood wordt.” Zij drukte hem op het hart: “Hou alles stil, vertel het
niemand, houd het onder de pet.” Voor originele tekst:
klik (9).
Deze zeer respectabele vrouw legde tijdens haar vakantie
haar werk neer om haar geweten te onderzoeken en werken van barmhartigheid te
doen. Zij maakte haar gezicht opvallend op: zij straalde. Bij de parochie was
een seminarist in de kerk aan het werk. Hij heette Absalon. Hij had blonde krullen en ook hij straalde. Alsof er een fan op zijn gezicht
was gezet, stonden zijn haren naar alle kanten uit, naar links en naar rechts,
zodat hij in het midden een keurige scheiding in zijn haar had. Voor originele tekst: klik (10).
Hij kende de kunst van het aderlaten, hoe je haren moest
knippen en scheren. Daarnaast wist hij aktes op te stellen; maar op andere
tijden hield ervan te dansen in twintig verschillende stijlen. ( Maar
voornamelijk toch op de wijze van de Oxford school, waarbij de benen heen en
weer worden bewogen door de lucht.) Hij
bespeelde een tweesnarige viool, hoofd trots overeind, en zong met een hoge
falsetstem (kopstem), nogal hard. En net zo goed kon hij overweg met een
gitaar.
Voor originele tekst: klik (11).
Als Absalon collecteerde, nam hij geen geld aan van meisjes,
omdat die hem het hoofd op hol brachten. Dat deed hij uit hoffelijkheid, naar
eigen zeggen, geld van ze aannemen was gewoon niet goed. Voor originele tekst: klik (12).
Even nadat de haan had gekraaid, nam hij (Absalon) plaats
dicht bij het openslaande raam (van het huis van de timmerman). (Dat zat
laag aan de voorkant van het huisje.) En hij begon zachtjes te zingen:
‘Liefste lief, als je in
gedachten bent verzonken in liefdesgenot
denk dan ook eens aan mij, vol
overgave en lief, niet al te bot’
denk dan ook eens aan mij, vol
overgave en lief, niet al te bot’
En hij begeleidde zich op zijn gitaar, door gevoelig jankend aan de snaren
te plukken. Daardoor werd de timmerman wakker. Hij hoorde hem zingen en wendde
zich tot zijn vrouw: “Alison (13) ,
vrouw! Hoor je dat? Dat is Absalon die onder ons raam staat te zingen.” En zij
antwoordde onverschillig: “Ja hoor, John, mijn god nog aan toe, ik hoor hem.”
Misschien dacht ze er nog iets anders bij, maar dat zei ze er niet bij.Voor originele tekst: klik (14).
Zij was verliefd op de charmante Nikolaas. Absalon mocht nog
zo zijn best doen op zijn hoorn, zij had daar geen oren naar, alleen maar
minachting. Zij vond hem haar privé aap, en zijn jammeren door merg en been
hield zij voor een geweldige grap, een practical joke. Voor originele tekst: klik (15).
Daar lag (de charmante) Nikolaas dan
in een stuip op apegapen op zijn rug zich aan de nieuwe maan te vergapen. Voor
originele tekst: klik (16).
Dat was ook eens een andere student in de
astronomie (17) overkomen, die zo onvoorzichtig was om naar
de hemel boven hem te staren, toen hij een veld overstak. Helemaal in beslag
genomen door de voorspellingen die de sterren hem onthulden en wat er stond te
gebeuren, viel hij op z’n gezicht in een diepe mergelpijp in de grond. Dat had hij
niet zien aankomen!
Voor
originele tekst: klik (18).
Tenslotte, ontsnapte er een zucht aan de
lippen van onze niet helemaal lekkere Nikolaas: “Moet het echt gebeuren?” zei
hij. “Moet de wereld echt vergaan?” De timmerman antwoordde: “Wat zeg je me
nou? Stel toch wat vertrouwen in God, zoals wij hardwerkende lieden doen.”
Nikolaas antwoordde: “Haal me wat sterke drank, en dan zal ik je iets
vertellen, onder de striktste geheimhouding, wat jou en mij aangaat, maar
waarvan niemand anders ook maar iets mag vernemen, is dat duidelijk?!” Voor originele tekst:
klik (19).
“Beste John (de timmerman), geloof mij nu maar, ik heb
uit de sterren kunnen opmaken en met het oog op de maan gericht in een heldere
nacht, dat volgende week maandag, als de nacht voor een kwart verstreken is,
het bij bakken zal gaan regenen, zo
overvloedig veel dat er tweekeer zoveel regen zal vallen als tijdens de
zondvloed van Noah. De wereld,” zei hij, ”zal in één uur tijds overstromen, het
is zo’n gruwelijke strotbui dat de gehele mensheid en al het leven op aarde ten
onder zal gaan.” De timmerman riep uit: “Helaas, mijn vrouw!
Mijn kleine Alison! Zal zij ook verdrinken? En in zijn verdriet viel hij bijna
flauw. “Is er geen redding mogelijk om hieraan te ontkomen?” vroeg hij. “God
zij dank,” zei Nikolaas, “die is er wel, maar dan moet je precies doen wat ik
je opdraag. En krijg geen andere eigen ideeën in je kop. Bij de wijze Salomon
kun je het volgende vers vinden: Hij die goede raad ter harte neemt en niet
in de wind slaat, zal nooit het ergste overkomen, omdat het hem baat.”
En
dus als goede raad te verkiezen is boven stuurloos laveren, zou ik het volgende
willen voorstellen om haar, mijzelf en u te redden. Hebt u er niet van gehoord
hoe Noah zich wist te redden op aanraden van God? Toen God hem van tevoren
waarschuwde dat de wereld in de golven ten onder zou gaan behalve hij, zijn
zonen en dochters?” “Ja natuurlijk,” zei de timmerman, “maar dat was lang
geleden.” “Heb je niet gehoord,” zei Nikolaas,” wat een moeite het Noah kostte om
haar de ark in te jagen (toen hij zijn vrouw met de zweep ervan langs gaf, omdat
ze niet aan boord wilde gaan)? Dat had hij echt liever niet gedaan. Daarom stel
ik voor, nu er nog wat tijd is voor de komst van de zondvloed voor ieder apart
een eigen vaartuigje te maken.”
Voor
originele tekst: klik (20).
(Jij bent de timmerman van ons beiden, dus
jij moet voor zo’n bootje zorgen.)
Ik wil dat jij nu meteen een ondiepe ton of
kneedtrog gaat halen, een voor ieder van ons, en ze moeten groot genoeg zijn
dat ze blijven drijven als een bootje. Je moet er levensmiddelen in doen
voldoende voor een dag – we hebben maar weinig nodig. De golven gaan weer
liggen en het water vloeit weg zo rond 9 uur de volgende ochtend. Voor originele tekst:
klik (21).
En als je drie tobben hebt gehaald, dat is één
voor haar, één voor jezelf en één voor mij, hang je ze in de nok onder het
rieten dak op, zodat niemand ons ziet. Voor originele tekst: klik (22).
Jouw vrouw en jij moeten een beetje apart van
elkaar hangen, want er mag niet het minste vermoeden aan zonde rijzen nog voor
wij aan onze onderneming zijn begonnen. Geen begerige blikken en aanrakingen
over en weer. Dat zijn mijn orders. Hop, aan de slag. Haast je. We gaan als het
zover is allemaal rustig naar boven en kruipen in onze tobbe, in afwachting van
de hemelse genade.
Voor
originele tekst: klik (23).
Even later klommen ze alle drie ieder naar hun
eigen ton heel stilletjes naar boven. Ze begonnen te bidden: “Onze Vader, die
in de hemel zijt etc… ,en tenslotte, A-mun”,
zei Nikolaas, en “mun” zei John, en “mun” zei Alison. Toen de
timmerman zijn avondgebeden had gedaan, bleef hij heel stil zitten, dan begon
hij toch maar weer een gebedje te prevelen, maar altijd met één oor gespitst op
komende stortvloed. De timmerman met al
het werk dat hij had verzet, viel in slaap – rond het ingaan van de avondklok,
denk ik, misschien een beetje later, globaal genomen. Hij kreunde in zijn slaap
vanwege zijn zielsarbeid en snurkte, omdat zijn hoofd zwaar aanvoelde en
doorgedraaid. Alison en Nikolaas daalden de touwladders af vanuit de hoogte en
haastten zich op kousenvoetjes naar beneden, zonder een woord te zeggen doken
ze meteen het bed in, waar de timmerman placht te slapen, en toen begon de pret
en het ravotten. Voor originele tekst: klik (24).
Ondertussen, onze seminarist, deze verliefde Absalon
het hoofd op hol gebracht en door liefdesverdriet overmand, was die maandag
uitgegaan in gezelschap van zijn vrienden in Osney. Toevallig vroeg hij een plaatselijke kerkganger hoe het ging met John de
timmerman. De man nam hem mee naar buiten de kerk uit om te zeggen: “Weet ik
niet. Maar hij is sinds zaterdag niet meer op zijn werk verschenen.”
Voor
originele tekst: klik (25).
Bij het kraaien van de eerste haan stond
Absalon op, die blije, onvervaarde minnaar. In de vrolijkste kleren, voorzien
van ditjes en datjes. Het eerste dat hij deed was op een stuk zoethout kauwen
om zijn adem te verfrissen. Dan kamde hij zijn haar. De gezoete vruchtjes onder
zijn tong zouden hem onweerstaanbaar maken. Hij slenterde richting het huis van
de timmerman. Toen hij daar aankwam, ging hij staan bij het openslaande raam.
Het raam bevond zich op borsthoogte en hij stond er nog geen handbreed van af.
Hij kuchtte, half luid. “Alison, schatje, ben je daar? Snoepje (26)
, mijn klein mooi vogeltje, lieveling, word wakker en zeg toch iets, voeg me
een klein lief woordje, toe! Voor originele tekst: klik (27).
“Ga weg jij of ik ga met stenen gooien. Ik
wil slapen. Loop naar de duivel!” “Helaas,” zei Absalon. “Ik wist het: ware liefde wordt altijd op een afstand
gehouden om er de spot mee te kunnen drijven. Kus me dan tenminste, als je er toch
niet meer dan dat voor over hebt. Doe het om de liefde voor Jezus en voor mij.”
(31)
“En als ik daarop inga, laat je me dan met rust?” zei zij. “Dat beloof ik,
schatje,” antwoordde Absalon. “Goed, ga je gang! Wacht, ik moet nog wat
aantrekken,” zei zij en zij fluisterde Nikolaas toe: “Ssst…nu zullen we ons
echt dood lachen!” Die Absalon ging op zijn knieën liggen. “Ik ben het
heertje,” dacht hij bij zichzelf. “En als ik geluk heb, ligt er nog meer voor
mij in het verschiet. Dat heb ik nu eens goed aangepakt.” “Dank je wel, mijn lief!”
zei hij, “Je mond smaakt mij naar meer!” Zij klapte haastig het raam open en
zei: “Vlug wat, kom op, er is geen tijd te verliezen, de buren hier liggen
altijd op de loer.” Absalon veegde zijn mond droog. Maar het was pikkedonker,
alles was in het duister volslagen onzichtbaar. En uit het raam stak zij haar
achterste en Absalon, -- zo goed slaagde de truc! -- drukte er zijn lippen op
en kuste haar vol op de naakte kont met overgave, voor hij iets begon te
vermoeden. Toen trok hij zich terug, ergens klopte er iets niet. Hij wist heel
goed dat een vrouw geen baard had, en toch had hij iets ruws en harigs gevoeld.
“Wat heb ik gedaan?” vroeg hij zich af. “Was jij dat wel, die ik heb gekust?”
“Lekker puh!” riep ze uit en klapte het raam dicht. Met de staart tussen de
benen droop Absalon af, verdrietig in het duister van het nachtelijke uur. “Een
baard! Een baard!” herhaalde hete Nikolaas luid de woorden van Absalon en lag
dubbel van de lach. “Bij het Lichaam Gods nog aan toe, dat was nog eens een
grap!” En Absalon, die hoorde wat hij zei, beet zich op zijn lippen en kreeg
bijna een beroerte van woede, en dacht: “Dat zal ik je betaald zetten!” Voor originele tekst:
klik (28).
Maar Absalon die niet geïnteresseerd was in
de grapjes van smid Gervase, gaf geen
weerwoord. Hij had nog wel iets anders om over in te zitten. Gervase begreep dat,
toen Absalon onomwonden zei: “Leen mij
die stang daar in jouw oven, ja die hete, zie je die? Ik heb een werkje te doen
waarbij ik het nodig heb. Ik breng het zo dadelijk bij jou terug.” Voor originele tekst:
klik (29).
Hij pakte de stang beet –bij het handvat was
die koud—
en kneep er zachtjes tussen uit met de stang bij zich. Hiermee gewapend kroop
hij naar het openslaande raam in de muur en kuchte. Hij klopte op het raam en
riep zachtjes, onder het raam, net zoals hij tevoren had gedaan. Alison zei:
“Is daar iemand aan de deur? Wie klopt daar? Het is vast een zeker een dief.” (32)
“Nee toch,” zei hij, “mijn bloemblaadje. Kijk wat ik voor je heb meegebracht –
het is een gouden ring, de ring die mijn moeder mij heeft gegeven om mij te
beschermen tegen het Kwaad (26). Het is een mooie gegraveerde ring, die wil
ik je geven, schat, voor een kus…” Nikolaas was opgestaan om te plassen, toen
hij dit hoorde. Hij kreeg het idee dat hij de grap nog weleens beter over kon
doen door hem zijn kont te laten kussen. Vlug deed hij met een ruk het raam
open en stak zijn kont naar buiten. Hij had een mooi stel billen alles bij
elkaar genomen. En zover hij kon stak hij zijn achterste door het raam. Toen
zei Absalon om tot actie te kunnen overgaan: “Zeg toch eens iets, mooi
vogeltje, ik kan niet zien waar je bent!” Daarop liet Nikolaas een scheet, zo
luid dat het klonk als de donder bij onweer. En de hete bliksem volgde. Met een
flinke stoot van de stang trof hij hem in het midden van de romp. Een handbreed
werd de huid verschroeid door het hete ijzer. Alles wat overbleef, was een
zwart gat. En Nikolaas had zo’n enorme pijn, dat hij dacht dat hij ging
sterven. En gek van doodsangst, begon hij te schreeuwen: “Help! Water! Help!
Water! In Gods naam!” De timmerman, wakker geschrokken in zijn tobbe boven in
het huis, hoorde hem schreeuwen om Water, Bliksem en Donder. Hij dacht: “De
hemel helpe ons! Nu is het zover: De Zondvloed van Noah.” En hij schoot
overeind en omdat hij niet wist wat te doen, pakte hij zijn bijl en hakte de
touwen door waaraan de tobbe was opgehangen. En alles zeilde naar beneden. Er
was geen tijd meer om nog meer brood en drinken in te slaan: het bootje kwam
met een knal op de grond terecht. John raakte buiten bewustzijn. Alison en
Nikolaas liepen de straat op en begonnen gelijk te schreeuwen: “Help!” en
“Moord”. De buren kwamen geschrokken hun huizen uitgerend. En zij bleven
perplex staan kijken naar de timmerman die er ellendig aan toe was. Hij lag
daar buiten bewustzijn, helemaal wit tot onder zijn eigen huidskleur. Zijn arm
was bij de val gebroken, geen enkele breuk maar een dubbele. Maar aan zijn
ellende kwam nog geen einde. Want toen hij bijkwam en wilde uitleggen wat er
was gebeurd, zorgden Nikolaas en Alison ervoor dat hij geen verstandig woord
kon uitbrengen. Zij zeiden aan de buren dat hij gek was, in zijn bloed was
onzin geslopen over een aanstaande Zondvloed van Noah. Holle (ijdele?)
verbeelding en fantasie had hem ertoe gebracht de tobbes te kopen, die hij in
de nok van zijn huis had opgehangen. En hij had hun beiden gevraagd om hem te
vergezellen, om hem te steunen. Toen begonnen ze hem allemaal uit te lachen, de
gek. En klommen de ladders in omhoog naar de tobbes. Ze vergaapten zich eraan,
beklopten de holle tonnetjes zodat het klonk, betasten de wanden om ze op
degelijkheid te controleren. En al zijn lijden werd afgedaan als één geweldige
grap. (Apuleios) Voor
originele tekst: klik (30).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten