Men zegt dat Djha, die eeuwige grappenmaker, zich niet tot
vrouwen aangetrokken voelde. Vrijheidlievend en erop belust de spot met alles
en iedereen te mogen drijven, leefde hij een vreedzaam leventje als vrijgezel.
Zijn omgeving vond dat maar zo zo, en daarom drong men er bij hem op aan om te
trouwen:
“Djha! Wanneer ga je trouwen? Weet je dan niet dat God een
afkeer heeft van vrijgezellen? Zo jong ben je tenslotte ook niet meer… Moeten
we je aan een vrouw helpen? Je kunt ten allen tijde op ons rekenen om dat te
doen.”
Djha antwoordde ironisch in de hoop zich te kunnen onttrekken aan al die opdringerige bemoeiallen, altijd hetzelfde:
“Ik ga trouwen als ik de ideale vrouw heb gevonden.”
Helemaal niet ontmoedigd kwamen de mensen er later weer met eenzelfde soort klacht op terug:
“Beste Djha, heb je je ideale vrouw nu nog niet gevonden?”
“Ik ben nog aan het zoeken,” bevestigde hij,
ongeïnteresseerd.
Op een dag toen hij de markt overstak, achterstevoren gezeten
(1) op zijn ezel, trok men hem weer aan zijn
jasje:
“Djha, heb je dan nu wel je ideale vrouw gevonden?”
Tot iedereens verbazing antwoordde hij dit keer:
“Ja, ik heb ze gevonden!”
“De hemel zij geprezen! Gefeliciteerd (mabrouk)! En wie mag
de gelukkige wel zijn? Dan gaan we de vader om haar hand vragen om je te
trouwen!”
Daarop antwoordde Djha lacherig:
“Het is te laat, mijn vrienden!”(2)
“En waarom mag het dan wel te laat zijn?”
“Omdat zij haar ideale man al heeft gevonden.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten