Dit zijn de gebeurtenissen, die aan het tweede verhaal van
het blog van twee weken geleden, vooraf gingen waardoor vier louche individuen zich op Djha wilden wreken. Om
de een of andere reden zijn het er nu drie en toen vier! Voor commentaar en de
originele tekst kunt u hier klikken.
In die tijd was er weer
eens hongersnood en Djha zat zich suf te piekeren om een oplossing voor zijn
problemen te vinden. Hij moest een manier vinden om een beetje geld te
verdienen. Precies genoeg om de winter door te komen, waarvan de komst niet
lang meer op zich zou laten wachten. De winter die zijn niets ontziende koude
witte mantel over alles heen legde. Op zulke momenten was zijn vrouw alert op
zijn slimme invallen.
Eindelijk, op een ochtend, diende het idee zich aan. Djha
schoot als een pijl uit de boog zijn huis uit. In een oogwenk was hij weer
terug. In de palm van zijn hand hield hij twee mooie grijze muisjes. Vol
vertrouwen sloeg zijn vrouw hem gade. Zij was nieuwsgierig te weten hoe deze
twee schadelijke knaagdiertjes hen zouden helpen voldoende geld te verdienen om
de winter door te komen. Zij overlaadde hem met haar vragen; maar hij hield het
erbij haar een paar opdrachten te geven, zonder enige precieze uitleg.
“Je zult later wel mijn list begrijpen,” zei hij. “Voor het
moment volstaat het dat je al onze laatste spaarcentjes aanspreekt om een
lekkere, rijkeluismaaltijd met kip en olijven te bereiden voor gasten, van wie
ik nu nog niet weet wie dat zullen zijn. Daarop gaf hij haar een van de twee
muizen: “Hier, pak aan, en sluit hem op in een mooi gedecoreerd kistje (1). Als ik het zeg, breng je hem, alsof het de
gewoonste zaak van de wereld is, mee voor onze gasten."
Mart-Djha had een levendige fantasie! Ze kon zich meteen van
alles voorstellen bij wat haar man van plan was. Zoals het spreekwoord zegt: een
goede verstaander heeft maar een half woord nodig. Zij zette zich vlug aan het
uitvoeren van wat Djha van haar had gevraagd te doen. En Djha stopte de tweede
muis in zijn broekzak en ging op zoek naar dieven. Hij struinde de straten van
het dorp door, toen hij drie werkloze kooplieden zag die aan het dammen waren vóór
hun naast elkaar gelegen winkeltjes in afwachting van een klant. Djha wreef
zich tevreden in de handen:
“Drie dat is een goed voorteken!”
Hij ging naar ze toe, en nam naast ze plaats. De mannen beantwoordden
uit beleefdheid zijn groet en zetten hun spel voort, en deden vervolgens alsof
hij er niet was. Djha die door iedereen werd gewantrouwd, bewaarde een paar
tellen zijn geduld, alvorens te zeggen:
“Het etensuur breekt aan, mijn vrienden! Wat vindt u ervan
bij mij te komen eten? Ik nodig u alle drie uit!”
“Wat?”
De mannen konden hun oren niet geloven: Djha nodigde hen
alle drie uit, terwijl iedereen wist hoe hij als geen ander aan de grond zat.
Zij waren bedacht op een list, daarom sloegen ze de uitnodiging af:
“Nee, dank je, Djha! Een copieuze maaltijd staat ons thuis
te wachten.”
“Maar ook bij mij thuis staat u een copieuze maaltijd te
wachten, met vlees….,” drong Djha aan.
“Hoe kom je aan de middelen dat je je dat kunt veroorloven?”
Daarop haalde Djha heel serieus de muis uit zijn broekzak,
en mompelde hem een bevel in het oor. Dat deed hij hard genoeg om voor de drie
kooplieden verstaanbaar te zijn.
“Magische muis! Loop snel naar huis en vraag mijn vrouw om
een goede maaltijd te bereiden met kip en olijven voor mijn gasten. Wij zijn in
z’n totaal met ons vieren.”
Toen hij dat eenmaal had ingesproken, zette hij de muis op
de grond. Het kleine beestje, blij met de herwonnen vrijheid, ging er zo vlug
het kon vandoor. De kooplieden ontploften bijna van het lachen en dachten: “Een
muis die een bericht doorgeeft! Je denkt dat je alles al gezien en gehoord
hebt, maar dan heb je buiten Djha gerekend.”
“Je kunt mooi lachen,” zei Djha, en deed alsof hij
protesteerde! “Deze muis, die ik mij heb aangeschaft, -- ik zeg u niet hoe—is
heel erg intelligent en hij zal doen wat ik hem net heb opgedragen te doen. U
kunt het verifiëren.”
Nieuwsgierig accepteerden de kooplieden zijn uitnodiging, ervan
overtuigd met een verwarde man te maken te hebben. Bij aankomst kwam hun een heerlijke
etenslucht tegemoet. Djha vroeg luid aan zijn vrouw:
“Heeft de muis de boodschap overgebracht? Heb je een
maaltijd met kip en olijven voor mij en mijn gasten klaar gemaakt?”
“Ja,” antwoordde zijn vrouw slim. “Ga zitten, de tafel is al
gedekt, ik kom jullie bedienen.”
Toen de kooplieden de dampende maaltijd zagen, die hun werd
voorgezet, konden ze hun ogen niet geloven. Na de maaltijd, riep Djha zijn
vrouw:
“Hé! Breng me de muis om hem te bedanken.”
In het kistje zagen de mannen de muis, die Djha met een
boodschap erop uit had gestuurd. Ze maakten met elkaar ruzie over wie hem zou
kopen, maar Djha weigerde zonder meer:
“Wie denken jullie wel niet dat ik ben om deze schat te
verkopen? Zijn jullie gek? Nooit zal ik mijn magische muis verkopen Met zo’n
muis hoef ik mij geen zorgen meer te maken voor de komende winter, zelfs niet
tot mijn levenseinde.”
De inleggen stegen en de kooplieden deden alles wat in hun
vermogen lag om hem ervan te overtuigen de muis -- dat vieze schadelijke knaagdier—toch maar te verkopen.
Maar Djha hield vol. Zijn vrouw bleef alert en riep van achteruit de keuken:
“Gasten zijn heilig. En God beveelt ze aan om ze onder je
hoede te nemen. Je kunt, mijn beste man, de gasten niet weg laten gaan, zonder
aan hun wensen tegemoet te komen. Je kent toch de voorschriften ten aanzien van
gasten!”
“Wat dom van mij, je hebt gelijk, vrouw. Dank je mij eraan
te herinneren,” zei Djha zuchtend.
Hij ging met de verkoop van de muis akkoord tegen een
exorbitant hoog bedrag, dat de drie mannen gezamenlijk bijeen legden om te
betalen.
Al de volgende dag verzamelden de kooplieden bewonderaars om zich heen
en nodigden hen uit voor de maaltijd bij hen thuis. Ten aanschouwen van de hele
stomverbaasde gemeenschap bevalen ze de muis een boodschap met een vastgesteld
menu naar huis te brengen. Die muis ging er natuurlijk meteen vandoor, de
natuur in.
Toen het uur van eten aanbrak begaven de vernederde
kooplieden van knuppels voorzien zich luidruchtig naar het huis van Djha. Ze
klopten hard op de deur:
“Kom naar buiten, oplichter! Jouw muis is een doodgewone
muis. Geef ons ons geld terug!”
“Wat zullen we nou hebben?” zei Djha verbaasd. “Heb je hem wel
een boodschap toevertrouwd?”
“Ja, maar ze is nooit bij ons thuis aangekomen.”
“Wacht eens even! Hebben jullie eraan gedacht hem een adres
mee te geven?”
“Nee!”
“En dan zijn jullie nog steeds verbaasd dat hij is
verdwaald? De muis heeft niets fout gedaan, maar jullie! En hij begon te klagen
en jammeren en huilen en janken: Ah! Ik wist dat ik geen afstand had moeten
doen van de muis. Had die vrouw van mij er zich maar niet mee bemoeid! Dan was
de muis nu nog altijd van mij! Ah! Wat een ellende om zo’n schat aan
stommelingen toe te vertrouwen….”
Bedrukt gingen de kooplieden naar huis en Djha en zijn vrouw
kwamen de winter door zonder zorgen.
Iedereen kan constateren dat dit
verhaal frappante overeenkomsten heeft met het verhaal uit Indonesië over
Djonaha, in de Inleiding van mijn website Grappen van Vroeger (verhaal 7) .
Geen opmerkingen:
Een reactie posten