donderdag 18 maart 2021

Dit zijn de gebeurtenissen, die aan het tweede verhaal van het blog van twee weken geleden, vooraf gingen waardoor vier louche individuen zich op Djha wilden wreken. Om de een of andere reden zijn het er nu drie en toen vier! Voor commentaar en de originele tekst kunt u  hier klikken.



Waar is de muis?

In die tijd was er weer eens hongersnood en Djha zat zich suf te piekeren om een oplossing voor zijn problemen te vinden. Hij moest een manier vinden om een beetje geld te verdienen. Precies genoeg om de winter door te komen, waarvan de komst niet lang meer op zich zou laten wachten. De winter die zijn niets ontziende koude witte mantel over alles heen legde. Op zulke momenten was zijn vrouw alert op zijn slimme invallen.


Eindelijk, op een ochtend, diende het idee zich aan. Djha schoot als een pijl uit de boog zijn huis uit. In een oogwenk was hij weer terug. In de palm van zijn hand hield hij twee mooie grijze muisjes. Vol vertrouwen sloeg zijn vrouw hem gade. Zij was nieuwsgierig te weten hoe deze twee schadelijke knaagdiertjes hen zouden helpen voldoende geld te verdienen om de winter door te komen. Zij overlaadde hem met haar vragen; maar hij hield het erbij haar een paar opdrachten te geven, zonder enige precieze uitleg.


“Je zult later wel mijn list begrijpen,” zei hij. “Voor het moment volstaat het dat je al onze laatste spaarcentjes aanspreekt om een lekkere, rijkeluismaaltijd met kip en olijven te bereiden voor gasten, van wie ik nu nog niet weet wie dat zullen zijn. Daarop gaf hij haar een van de twee muizen: “Hier, pak aan, en sluit hem op in een mooi gedecoreerd kistje (1). Als ik het zeg, breng je hem, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, mee voor onze gasten."
Mart-Djha had een levendige fantasie! Ze kon zich meteen van alles voorstellen bij wat haar man van plan was. Zoals het spreekwoord zegt: een goede verstaander heeft maar een half woord nodig. Zij zette zich vlug aan het uitvoeren van wat Djha van haar had gevraagd te doen. En Djha stopte de tweede muis in zijn broekzak en ging op zoek naar dieven. Hij struinde de straten van het dorp door, toen hij drie werkloze kooplieden zag die aan het dammen waren vóór hun naast elkaar gelegen winkeltjes in afwachting van een klant. Djha wreef zich tevreden in de handen:
“Drie dat is een goed voorteken!”


Hij ging naar ze toe, en nam naast ze plaats. De mannen beantwoordden uit beleefdheid zijn groet en zetten hun spel voort, en deden vervolgens alsof hij er niet was. Djha die door iedereen werd gewantrouwd, bewaarde een paar tellen zijn geduld, alvorens te zeggen:
“Het etensuur breekt aan, mijn vrienden! Wat vindt u ervan bij mij te komen eten? Ik nodig u alle drie uit!”
“Wat?”
De mannen konden hun oren niet geloven: Djha nodigde hen alle drie uit, terwijl iedereen wist hoe hij als geen ander aan de grond zat. Zij waren bedacht op een list, daarom sloegen ze de uitnodiging af:
“Nee, dank je, Djha! Een copieuze maaltijd staat ons thuis te wachten.”
“Maar ook bij mij thuis staat u een copieuze maaltijd te wachten, met vlees….,” drong Djha aan.
“Hoe kom je aan de middelen dat je je dat kunt veroorloven?”
Daarop haalde Djha heel serieus de muis uit zijn broekzak, en mompelde hem een bevel in het oor. Dat deed hij hard genoeg om voor de drie kooplieden verstaanbaar te zijn.
“Magische muis! Loop snel naar huis en vraag mijn vrouw om een goede maaltijd te bereiden met kip en olijven voor mijn gasten. Wij zijn in z’n totaal met ons vieren.”
Toen hij dat eenmaal had ingesproken, zette hij de muis op de grond. Het kleine beestje, blij met de herwonnen vrijheid, ging er zo vlug het kon vandoor. De kooplieden ontploften bijna van het lachen en dachten: “Een muis die een bericht doorgeeft! Je denkt dat je alles al gezien en gehoord hebt, maar dan heb je buiten Djha gerekend.”
“Je kunt mooi lachen,” zei Djha, en deed alsof hij protesteerde! “Deze muis, die ik mij heb aangeschaft, -- ik zeg u niet hoe—is heel erg intelligent en hij zal doen wat ik hem net heb opgedragen te doen. U kunt het verifiëren.”


Nieuwsgierig accepteerden de kooplieden zijn uitnodiging, ervan overtuigd met een verwarde man te maken te hebben. Bij aankomst kwam hun een heerlijke etenslucht tegemoet. Djha vroeg luid aan zijn vrouw:
“Heeft de muis de boodschap overgebracht? Heb je een maaltijd met kip en olijven voor mij en mijn gasten klaar gemaakt?”
“Ja,” antwoordde zijn vrouw slim. “Ga zitten, de tafel is al gedekt, ik kom jullie bedienen.”
Toen de kooplieden de dampende maaltijd zagen, die hun werd voorgezet, konden ze hun ogen niet geloven. Na de maaltijd, riep Djha zijn vrouw:
“Hé! Breng me de muis om hem te bedanken.”
In het kistje zagen de mannen de muis, die Djha met een boodschap erop uit had gestuurd. Ze maakten met elkaar ruzie over wie hem zou kopen, maar Djha weigerde zonder meer:
“Wie denken jullie wel niet dat ik ben om deze schat te verkopen? Zijn jullie gek? Nooit zal ik mijn magische muis verkopen Met zo’n muis hoef ik mij geen zorgen meer te maken voor de komende winter, zelfs niet tot mijn levenseinde.”
De inleggen stegen en de kooplieden deden alles wat in hun vermogen lag om hem ervan te overtuigen de muis -- dat vieze  schadelijke knaagdier—toch maar te verkopen. Maar Djha hield vol. Zijn vrouw bleef alert en riep van achteruit de keuken:
“Gasten zijn heilig. En God beveelt ze aan om ze onder je hoede te nemen. Je kunt, mijn beste man, de gasten niet weg laten gaan, zonder aan hun wensen tegemoet te komen. Je kent toch de voorschriften ten aanzien van gasten!”
“Wat dom van mij, je hebt gelijk, vrouw. Dank je mij eraan te herinneren,” zei Djha zuchtend.
Hij ging met de verkoop van de muis akkoord tegen een exorbitant hoog bedrag, dat de drie mannen gezamenlijk bijeen legden om te betalen. 

Al de volgende dag verzamelden de kooplieden bewonderaars om zich heen en nodigden hen uit voor de maaltijd bij hen thuis. Ten aanschouwen van de hele stomverbaasde gemeenschap bevalen ze de muis een boodschap met een vastgesteld menu naar huis te brengen. Die muis ging er natuurlijk meteen vandoor, de natuur in.
Toen het uur van eten aanbrak begaven de vernederde kooplieden van knuppels voorzien zich luidruchtig naar het huis van Djha. Ze klopten hard op de deur:
“Kom naar buiten, oplichter! Jouw muis is een doodgewone muis. Geef ons ons geld terug!”
“Wat zullen we nou hebben?” zei Djha verbaasd. “Heb je hem wel een boodschap toevertrouwd?”
“Ja, maar ze is nooit bij ons thuis aangekomen.”
“Wacht eens even! Hebben jullie eraan gedacht hem een adres mee te geven?”
“Nee!”
“En dan zijn jullie nog steeds verbaasd dat hij is verdwaald? De muis heeft niets fout gedaan, maar jullie! En hij begon te klagen en jammeren en huilen en janken: Ah! Ik wist dat ik geen afstand had moeten doen van de muis. Had die vrouw van mij er zich maar niet mee bemoeid! Dan was de muis nu nog altijd van mij! Ah! Wat een ellende om zo’n schat aan stommelingen toe te vertrouwen….”
Bedrukt gingen de kooplieden naar huis en Djha en zijn vrouw kwamen de winter door zonder zorgen.


Iedereen kan constateren dat dit verhaal frappante overeenkomsten heeft met het verhaal uit Indonesië over Djonaha, in de Inleiding van mijn website Grappen van Vroeger (verhaal 7) .

Geen opmerkingen:

Een reactie posten