zaterdag 26 maart 2022

Diogenes

 Diogenes van Sinope (1): een grote man.


Van de verhalen van “de honden” is onduidelijk of ze teruggaan op de levensverhalen van de cynici (“de honden”) of dat ze eigenlijk een soort parabels zijn. Persoonlijk ben ik voor deze laatste opvatting. Anderen menen dat deze anekdotes hun waarde verliezen, als ze niet gaan over de (heiligen-)levens van “de Honden”. Ik denk dat de kracht van de verhalen aantoont dat ze geweldig verteld zijn en ons een blik in onze ziel verschaffen. En daardoor lijkt het alsof deze verhalen anekdotes zijn over mensen die vroeger geleefd hebben. Ik zou zelfs nog een stapje verder willen gaan, en in deze verhalen de aankondiging willen zien van het Nieuwe Testament. Concreet houdt dat in dat het christelijke geloof zijn aanvang vindt in de filosofie van de cynici, en niet gedragen werd door een persoon, die wonderen verricht, maar door een goed georganiseerde kritische club intellectuelen. Veel over het leven van Christus wordt in dezelfde trant verteld als de verhalen over “de Honden”. Hoe het ook zij de christelijke en de cynische beweging hebben elkaar beïnvloed. Het oordeel over deze laatste uitspraken laat ik aan de lezer over, omdat in dit blog Diogenes van Sinope centraal staat en niet de wording van het Nieuwe Testament.

In een quiz op de televisie werd laatst de vraag gesteld of The Westside Story terugging op een verhaal van Shakespeare. Ik beantwoordde de vraag resoluut met: nee! Mijn vrouw, die meestal gelijk heeft, antwoordde: “Het gaat terug op Romeo en Juliet (Julia ) !” En inderdaad, ook de quizmaster bevestigde dat The Westside Story teruggaat op het liefdesdrama Romeo en Juliet van William Shakespeare. Ik was verbijsterd: mijn talenten zijn al gemakkelijk te tellen, nu bleek dat ik ook op een gebied waarop ik mij enigszins vertrouwd voelde, geen expertise had. Ik begreep dat ik op een geheel andere manier keek naar verwantschap tussen verhalen dan de meeste anderen. Want ik vond dat, als The Westside Story terug ging op Romeo en Juliet, je eigenlijk beweerde dat er in beide verhalen dezelfde woorden voorkwamen, kortom alles had met alles te maken en op die manier kon je elk verhaal herleiden tot elk ander verhaal. En dat zette mijn uitgangspunt waarbij ik verhalen van nu in verband breng met verhalen uit de klassieke oudheid, op scherp. Wat is een soliede basis om verhalen met zo’n groot tijdsverschil met elkaar in verband te brengen, zonder dat je een beledigende inbreuk doet door het ene verhaal met het andere te vergelijken?

Neem bijvoorbeeld het volgende verhaal uit 1980 door een volwassen Marokkaanse verteller (M’hammed, 30 jaar) in het Nederlands mij verteld:

Op een dag is Jeha heel arm. Hij loopt door het bos, en zie: wat glinstert daar tussen de bomen? Hij kijkt eens heel goed en ziet dat er een schat ligt tussen de struiken. Van de ene dag op de andere dag zijn zijn moeder en hij heel erg rijk. Hij pakt de schat en loopt ermee naar huis. Zijn moeder ziet de schat en klapt zich in haar handen van blijdschap: “Dit ga ik de koning brengen om te laten zien”, roept zij uit. En zij pakt de schat op en loopt ermee naar het paleis van de koning. Als de koning de schat ziet, vraagt hij of hij de vinder ervan kan spreken. De moeder is daarover heel erg verheugd, en zegt dat dat haar zoon is! Zij gaat hem meteen halen. Als hij voor de koning verschijnt, zegt de koning: “Ik veroordeel je ter dood!” Jeha wordt aan de schandpaal gebonden op de binnenplaats van het paleis. ’s Avonds, als iedereen gaat slapen, verschijnt de dochter van de koning voor het

raam van haar slaapkamer, dat uitkijkt op de binnenplaats. Daar staat Jeha aan de schandpaal gebonden. Jeha kijkt op naar het verlichte raam en ziet haar daar in volle glorie, zoals de natuur haar geschapen heeft. Ineens krijgt hij een stijve lul. Als hij dat merkt moet hij lachen. Hij schaterlacht uit volle borst, de lach weergalmt langs de muren van de binnenplaats. De koning hoort dat en hij vraagt: “Wat is dat voor gelach midden in de nach?” Zijn poortwachters antwoorden hem: “Dat is Jeha: waar hij zo om moet lachen, weten wij niet, maar hij kan maar niet ophouden met lachen. Hij heeft de slappe lach!” De koning beveelt hun: “Breng hem onmiddellijk hier!” Jeha moet nogmaals voor de koning verschijnen. De koning vraagt hem: “Waarom moet jij zo onbedaarlijk lachen?” “Sire,” antwoordt Jeha hem, “ik zal u antwoorden, als u mij belooft mij te sparen. Want wat ik u ga vertellen, is eigenlijk iets wat ik niet zomaar tegen uw persoon kan zeggen. U zou erdoor beledigd kunnen zijn, en dat is niet mijn bedoeling.” “Nou, goed dan,” zegt de koning, omdat de nieuwsgierigheid het bij hem wint van de lange tenen. “Vertel op!” “Sire, toen ik uw dochter naakt voor het raam zag staan, kreeg ik een erectie. Op dat moment schoot mij door het hoofd: zowel mijn moeder als u zijn eigenlijk precies als mijn lul. Mijn moeder brengt u zomaar mijn schat en u laat mij daarop zomaar onthoofden. En mijn lul wordt stijf, terwijl ik eigenlijk wel andere zorgen aan mijn hoofd heb dan uw dochter. Alles gebeurt buiten mijn wil om, en daarom kreeg ik de slappe lach!”

Toen ik dit verhaal de eerste keer hoorde twijfelde ik aan de authenticiteit. Ik dacht dat de verteller het had verzonnen, maar opbouw en strekking van het verhaal deden mij uiteindelijk besluiten het als echt te bestempelen. Terecht?


Vele jaren later stuit ik op Diogenes van Sinope en de verhalen die erover hem worden verteld, zoals het hieronder aangehaalde fragment (Philodemus Gardarensis, De stoicis, Papyri Herculis, Ed. Dorandi, 185, De pietate (ed. Comperz), 95; De rhetorica fragmenta incerta 181) (2):

[vii] Laten wij nu de “fraaie” acties van deze heren snel op een rijtje zetten, om zo min mogelijk tijd te hoeven besteden aan hun gedachtegoed. Deze “heiligen” hebben dus de regel om het leven van honden te leiden, onverbloemd termen te gebruiken en iedereen uit te schelden, zich openlijk af te trekken, een jas met voering te dragen(om gestolen goed in te verbergen, WtM); mannen te misbruiken, of ze van hen houden of niet, […] of ze nu graag toegeven aan hun verzoeken of ertoe gedwongen worden [..lacunes in de brontekst..].

~        Ze menen dat kinderen communaal bezit zijn.

~        Ze keuren het goed gemeenschap te hebben met hun eigen zussen, moeders en verwanten, en ook met broers en zonen, om voor hun seksuele bevrediging geen enkele beurt af te slaan, zelfs als het neerkomt op een soort verkrachting!

[ix] Dat vrouwen mannen benaderen, vervolgens verleiden en alle seksuele trucs aanwenden zodat zij maar met hen naar bed gaan, en als ze niemand kunnen vinden, mannen kopen om hen ten dienste te zijn;

~        Dat je alle mannen en vrouwen, naar het uitkomt, mag gebruiken;

~        Dat getrouwde mannen met hun eigen slavinnen naar bed mogen, getrouwde vrouwen er vandoor mogen gaan met mannen naar hun keuze en hun eigen mannen verlaten;

~        Dat mannen en vrouwen dezelfde kleding dragen, dezelfde beroepen uitoefenen [lacune].

~        Ze mogen aan hardlopen en sportoefening doen, naakt zijn[…] voor ieders ogen en met hen trainen[….] [….];

~        Vader te vermoorden[…];

~        Ook hebben ze de regel dat ze geen enkele staat erkennen die wij kennen en ook geen wetten;

~        Dat ze iedereen als kinderlijk beschouwen of krankzinnig en ziek[…];

~        Dat ze vijandig staan tegenover goden, zodat ze niemand vertrouwen […];

~        In alle opzichten foutief bezig zijn, zodat van alles wat bij hen voor goed en rechtvaardig doorgaat, niets van nature goed is [….] [lacunes].

Vergelijk dit eens met de vele geruchten die later de ronde deden over bijvoorbeeld Joden of Sinti in de Middeleeuwen en de verhalen verliezen hun onschuld. Waar wij om lachen, blijkt bittere ellende te zijn voor anderen in andere tijden. Mag je het verhaal en het fragment dan toch met elkaar in verband brengen? Ik denk van wel. Het fragment dat op Diogenes betrekking heeft, plaatst het eerste verhaal in een perspectief. Het is geen verhaal van nu (?), maar een verhaal van lang geleden. De uitleg helpt ons om het in het verleden te plaatsen! Als je het eerste verhaal plaatst tussen de andere Jeha-verhalen, dan blijkt dat Jeha met het koninklijk paleis in contact is gekomen, door het verjagen van honden, waarom de prinses die nooit lachte, moest lachen (3). Dat was de eerste keer dat hij op het paleis werd uitgenodigd. En dit alles mag je gerust als een aanwijzing zien dat het fragment over Diogenes hoort bij het eerste verhaal van de Marokkaanse man als uitleg. Het is in feite een afwijzing van een dictatuur, gebaseerd op de ideeën van Diogenes (en Plato). Als dat het geval is, lijkt dit me ook een aanwijzing dat het hier niet om anekdotes gaat, maar eerder om goed vertelde (opvoedkundige!) verhalen.

Is dit eenzelfde verband als tussen de Westside Story en Romeo en Juliet? Het verband tussen de Westside Story en Romeo en Juliet is losjes gebaseerd op eenzelfde verhaallijn. Mijn verband is formeel (= gelijkluidende bijzondere verhaalelementen): het voorkomen van vergelijkbare scènes en de verklaring van het ongerijmde. Als je van mijn analyse uitgaat, is er inderdaad maar een heel los verband tussen de Westside Story en Romeo en Juliet, omdat het ene verhaal weinig uitlegt van wat er gebeurt in het andere verhaal behalve heel erg oppervlakkig. En ook de scènes verschillen, al was het maar door de danspartijen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten