Krates en Hipparchia: een
filosofenpaar.
(“Ik wou dat ik
twee hondjes was…”: Spleen )
Drie fragmenten.
Krates (De wijsheid van de
honden, pag. 192, fragment 536)
Hij was zo
aantrekkelijk, dat een meisje van adel jongere en rijkere huwelijkskandidaten
afwees en uit vrije keuze hem als man wilde hebben. Toen Krates zijn rug, die
voorzien was van een behoorlijk grote bochel, had ontbloot, zijn knapzak en
zijn mantel op de grond had gelegd en het meisje mededeelde dat dát zijn
huisraad én zijn schoonheid was, zoals ze zelf had gezien – ze moest dus
serieus overleggen, om later geen reden tot klagen te hebben – accepteerde
Hipparchia deze voorwaarden toch. Zij antwoordde dat zij dit al lang geleden
genoegzaam had bekeken en voldoende had overdacht en dat ze waar ook ter wereld
geen rijkere echtgenoot en geen knappere man kon vinden. Hij moest haar dus
maar meenemen waarheen hij wilde. De cynicus nam haar mee naar de zuilengalerij
(“Stoa”) . Daar, op die drukbezochte plek,
is hij op klaarlichte dag voor aller ogen bij haar gaan liggen en hij zou voor
aller ogen het meisje, dat daartoe met evenveel standvastigheid bereid was,
hebben ontmaagd, als Zeno niet, door diens filosofenjasje op te schuiven, de blikken van de kring
omstanders op de edele delen van zijn leermeester had afgeschermd! (vergelijk
het verhaal in De ezel over Diogenes)
Het
bekendste verhaal van wat tussen Krates en Zeno voorviel (De wijsheid van de honden, pag. 195,
fragment 547):
Zoals
hiervoor is vermeld, volgde Zeno college bij Krates. … Met Krates kwam hij dus
op de volgende wijze in contact. Op reis vanuit Foinicië (1) met een lading purper (2)
lijdt hij bij Piraeus schipbreuk (3).
In Athene aangekomen – hij was toen al dertig jaar – hield hij even halt bij
een boekhandelaar. Toen hij daar het tweede deel van Xenefons Memorabilia
Socratis las, raakte hij zo enthousiast, dat hij vroeg waar dat soort
mensen woonde. [3] Toen Krates net op dat moment passeerde, wees de boekhandelaar
op hem en zei: “Ga hem achterna!” Vanaf dat moment werd hij leerling van
Krates, waarbij hij zich in alle opzichten energiek op de filosofie toelegde,
maar verlegen was als het ging om de cynische schaamteloosheid. Vandaar dat
Krates, die hem ook daarin wilde helpen, hem met een pot linzensoep door de Kerameikos-wijk (4 ) liet lopen. Toen hij zag dat hij zich geneerde en
de pot wilde wegmoffelen, (door hem te verstoppen onder zijn mantel en te doen
alsof hij een dik buikje had) sloeg hij met zijn stok de pot in stukken (5) Toen hij wegvluchtte en de linzensoep langs zijn
benen naar beneden stroomde (als poep), zei Krates: “Zeg, Foinicisch mannetje,
waarom vlucht je? Er is niets ergs gebeurd!”….
Tenslotte
vertrok Zeno en volgde hij zo’n twintig jaar lang lessen bij de (andere)
filosofen. Daar zou hij ook gezegd hebben: “Ik heb een goede reis gehad, sinds
ik schipbreuk heb geleden.” Anderen beweren dat hij dat al in zijn tijd bij
Krates had opgemerkt.
Hipparchia (Engelse website, zoveel beter dan de
Nederlandse!) (De wijsheid van de honden, pag. 212, fragment 604, (x)):
Ook de zus
van Metrokles, Hipparchia raakte geboeid door deze leer (van Krates). Zij kwamen beide uit
Maroneia. Ze was zelfs verliefd op Krates, zowel vanwege zijn woorden als om de
manier van leven, waarbij ze verder geen aandacht schonk aan welke
huwelijkskandidaat ook, hoe rijk, hooggeboren of knap hij ook was. Nee, Krates
was alles voor haar. Sterker nog: ze dreigde haar ouders zich van kant te
maken, als ze niet met hem mocht trouwen. Krates, die van haar ouders het
dringende verzoek kreeg haar van gedachten te doen veranderen, deed dus wel
zijn uiterste best, maar toen hij haar niet kon overtuigen, stond hij ten slotte
op, trok voor haar ogen zijn kleren uit en zei: “Dit is je bruidegom, dat is
zijn bezit. Denk daarover na! Je zult namelijk niet mijn levenspartner kunnen
zijn als je niet tevens dezelfde levenswijze aanneemt.” [97] Het meisje koos
voor hem en trok in dezelfde soort uitrusting met haar man rond, bedreef de
liefde met hem in het openbaar en bezocht met hem diners.
Toen zij een
keer op een feest bij Lysimachos kwam, wist ze daar Theodorus,
bijgenaamd de atheïst, de mond te snoeren, door hem de
volgende redenering (ivm Will Smith actueel!) voor te leggen. “Als Theodorus
iets doet waarvan je niet kunt zeggen dat het onrechtmatig is, kun je
ook niet zeggen dat Hipparchia in zo’n geval onrechtmatig handelt. Als
Theodorus zichzelf een klap geeft, handelt hij niet onrechtmatig. Dus, als
Hipparchia Theodorus een klap geeft, is dat ook geen onrechtmatige daad!”
Hij wist geen antwoord op haar redenering, maar tilde haar jurk (6) omhoog. Hipparchia liet zich daardoor niet uit het
veld slaan en raakte als vrouw niet in verlegenheid. Toen hij tegen haar zei:
“Hé, het is een vrouw die weefgetouw en spoelen thuis gelaten heeft,” zei zij: “Ja, zo ben ik, Theodorus. Zeg,
je vindt toch niet dat ik daar fout aan gedaan heb, dat ik de tijd die ik aan
het weefgetouw zou moeten doorbrengen aan mijn ontwikkeling heb besteed?”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten