donderdag 13 april 2017

Pasen 2017


De wederopstanding uit de dood is in de Oudheid een geliefd onderwerp om de draak mee te steken. Net als in het Boeddhisme is er in Egypte, Griekenland en in het Romeinse Rijk een beoordeling van de overledene om te bepalen, hoe hij ervoor staat. Deze beoordeling beslist over de manier waarop en wanneer je op aarde zult terugkeren, of wacht op het Laatste Oordeel. Bij de Summeriërs is er één iemand, Utnapishtim,  van wie bekend is dat hij vereeuwigd werd om de daden die hij had verricht. Je zou kunnen zeggen dat hij in de allerhoogste staat van heiligheid is opgenomen. Hij wordt heilig verklaard vanwege zijn schranderheid (zie grap hieronder: Jeha wil op een oud kerkhof worden begraven).  De naam schrander te zijn heeft hij te danken aan zijn ontsnapping aan de zondvloed, die alle mensen doet verdrinken, behalve hem. Het is echter wel een merkwaardige zondvloed, waaraan hij ontsnapt (doet denken aan Japanse folklore; wordt misschien ooit later besproken):

Gilgamesh (vert. Van Stiphout, pag 139)

Maar voor jullie zal hij een zware regen van rijkdom schenken

Hele zwermen van vogels, scholen van vissen,

….een overvloedige oogst

In de ochtend stuurt hij jullie een regen van gebak.

En in de avond een stortbui van graan.


Gilgamesh (vert. Van Stiphout, pag 141)

De stilte van de Stormgod spreidde zich toen over de hemel,

en alle licht werd duisternis.

Hij vertrapte het Land als een dolle stier.

En brak het aan stukken als een aarden vaas

En de hele dag loeide de storm

Waaiend met grote snelheid -- – toen kwam de Vloed.

Als het strijdgewoel overweldigde de Vloed de mensen.

De een kon de ander niet meer zien;

in deze verwoesting kon men geen mensen meer onderscheiden.


Maar Utnapishtim ontsnapt door een deal te sluiten met de goden dat hij hun bedoeling om de hele mensheid te vernietigen niet zal verraden. Dat doet hij ook niet; hij redt alleen zijn eigen vege lijf! Meestal denken of hopen de mensen dat zij recht hebben op meer dan uiteindelijk het geval blijkt te zijn:

Uygurn Folktales from China, The effendi and the pregnant pot, pag. 20: 

De ziel van Padishah.

De padishah (de koning der koningen) was op een dag in gesprek met de Effendi (Mijnheer Nasreddin). De padishah vroeg hem:
“Nasreddin luister: als ik dood ga, gaat mijn ziel dan naar de hemel of naar de hel?” “Absoluut zeker, naar de hel”, antwoordde de Effendi, “Tot die conclusie ben ik naar ampel beraad gekomen!” Daarop verloor de padishah zijn zelfbeheersing. Zijn ogen flitsten en hij overlaadde de Effendi met een stortvloed van verwensingen en beledigingen.
“Maar Schaduw Gods wind je toch niet zó op!” viel de Effendi hem in de rede om hem tot bedaren te brengen.
“Dit is de enige mogelijke conclusie, omdat u zoveel mensen heeft vermoord, die een plaatsje in de hemel hebben verdiend, dat het er nu overbevolkt is en er geen plaats meer is voor uwe hoogheid.”


Het oordeel kan vroeger of later worden opgemaakt.


(Jeha-verhalen uit 1977, Nawadir Jeha (نوَادرجحَا), (drukkerij, مطبعة اَلنصح لصَاحبهَا لَبكری عبد اَلعزيّز محمد), vert. Bellettrie, eigendom van Bekry Abd El Aziz Mohamed, pag. 34):

Toen zijn buurman was overleden, ging Jeha naar een grafdelver om hem het graf te laten graven. Er ontstond gekibbel tussen hem en de grafdelver over zijn loon. Jeha liep door naar de markt en kocht timmerhout voor 2 dirham. Toen hij (weer thuis) kwam, vroegen de buren hem, waarom hij dat hout had  gekocht, en hij antwoordde: “De grafdelver wilde voor niet minder dan 5 dirham zijn werk doen. De prijs van hout is maar 2 dirham. Als ik de overledene kruisig, dan maak ik 3 dirham winst….en zó heb ik geld om de kosten voor het graf te betalen nodig voor de ondervraging door  Moenkar en Nakier om tot de hemel te kunnen worden toegelaten.” De buren wisten zich geen raad en besloten buiten hem om de buurman te begraven. En hij zei: “Allah is goed….Er is niets waarop hij geen raad weet!”


Waarschijnlijk mikt de grap op christelijke begrafenissen van Fransen, in het protectoraat Marokko.  Maar de grap is ook kritisch ten aanzien van de eigen begrafenisceremonie, die als belangrijkste uitgangspunt heeft dat een overledene zo snel mogelijk begraven moet worden. Ook kun je constateren dat men het blijkbaar niet breed had. Bij deze grap hoort het volgende verhaal uit de tijd (1980) dat ik met een cassetterecorder deze grappen opnam. Godsgeleerden zijn het er niet over eens of er nu twee of één Ondervrager is na overlijden. In dit geval krijgt de Ondervrager de naam Azraïl (een engel!):


Toen Jeha oud was, zei hij tegen iedereen in zijn omgeving: “Als ik sterf, begraaf me dan op een oud kerkhof.” Toen hij was overleden, begroef men hem op een oud kerkhof. Azraïl kwam bij hem en Jeha zei tegen hem: “U ziet toch dat ik op een oud kerkhof woon! Als er maar één van jullie is, dan zult u zich ongetwijfeld herinneren dat u een oordeel over mij hebt uitgesproken. Maar als er meer van jullie zijn...... zou ik niet weten wie je gestuurd heeft.” Daarop ging Azraïl naar Allah. Azraïl zei hem: “Mijn god, als u in mijn afwezigheid iemand anders in dienst hebt genomen dan wil ik niet meer voor u werken!” Allah antwoordde: “Ik heb geen vervanger voor je in dienst genomen. Maar degene die je net hebt ondervraagt, is Jeha. Hij is erg sluw. Dat was hij al tijdens zijn leven, en dat is hij nu nog ná zijn dood.” En Allah droeg Azraïl op om hem maar niet meer te ondervragen, omdat hij wel altijd weer nieuwe listen zal verzinnen.


Uit: Djoh′a verhalen voor kinderen, Uitgeverij Stichting Modern Arabië, drukwerk, uitgeverij en distributie, Cairo, 1988 (deel 45,نوَادر جحَا لّلاَطفَال، اَلنَاشرا َلموسّسة اَلعربية اَلحديثة ٱلّلطبع وٱلّنشر و اَلتوزيع، قَاهرة ، ١٩٨٨ ٤٥).

Jeha weet de weg naar huis.

Jeha′s vrouw wil dat hij hout gaat halen om vuur te kunnen maken voor het eten. Jeha gaat hout halen op een plek met heel veel hout. Jeha klimt in een grote boom om er een kolossale tak van af te hakken. Hij zet zich met zijn handbijl aan het hakken ervan en precies op dat moment ziet hij een oude sjeik onder de boom doorlopen. De sjeik kijkt omhoog naar Jeha en ziet dat hij op dezelfde tak zit als die hij aan het afhakken is, en hij zegt tegen Jeha:
-- Beste man, wat ben je toch aan het doen? Pas maar op dat je je niet bezeert!
Maar Jeha neemt zijn wijs advies niet ter harte. Korte tijd later valt de tak naar beneden en ook Jeha valt op de grond, en hij schreeuwt het uit van pijn en op dat moment schiet hem de sjeik die hem heeft gewaarschuwd te binnen, voordat hij was gevallen. En hij loopt zo vlug hij kan de sjeik achterna: -- Sjeik, sjeik, u hebt me gewaarschuwd dat ik zou gaan vallen, en daarom moet u wel tot die mensen behoren die kunnen voorspellen en er moet waarheid zijn in alles wat u zegt! Daarop zei de sjeik: -- Beste man, ik heb geen kennis van wat verborgen is voor ons, dat heeft alleen God, waarop Jeha zegt: -- Maar u heeft mij gewaarschuwd dat ik ging vallen, dus laat mij alstublieft mijn stervensuur weten. Daarop zei de sjeik zachtjes voor zich heen:
-- Dat God het me vergeve, en gaat zijns weegs. Maar Jeha pakt hem gehaast beet en gaat niet aan de kant. Als de sjeik er niet in slaagt zich van hem los te maken en zich uit deze precaire situatie te bevrijden om zijn weg te kunnen vervolgen, zegt hij: -- Jij zult sterven, bij het eerste balken van de ezel als je ezel je hout draagt. (Vergelijk Nieuwe Testament, Christus tegen Petrus: “Je zult mij hebben verraden bij het eerste kraaien van de haan”.) Jeha zegt daarop gehaast: -- Maar dan zal ik al heel binnenkort sterven! Daarop zegt de sjeik: -- Wel nee...bij de eerste keer verlies je de helft van je leven, pas bij de tweede keer verlies je je hele leven.
Jeha pakt het hout op zijn ezel en gaat met hem op weg. Als ze bij zijn buren in de buurt komen en een andere ezel passeren, balkt zijn ezel. En Jeha zegt: -- Dit zijn de eerste tekenen van de Dood. En even later balkt zijn ezel nog een keer. Daarop werpt hij zich ter aarde, en zegt: -- Nu ben ik dood, en hij sluit zijn ogen en het lijkt erop dat hij dood is. Enige mensen uit een nabij gelegen dorp passeren hem en denken dat hij dood is. Zij halen een kist en leggen hem daarin, tillen de kist op de schouders, gaan op weg naar het dorp. Op een gegeven moment kunnen ze niet verder, omdat zij bij een brede rivier komen. Ze staan stil om zich te beraden hoe zij deze hindernis zullen nemen. -- Hoe komen we van hier naar daar aan de overkant? En terwijl zij aan het discussiëren zijn, steekt Jeha zijn hoofd uit de kist en zij kijken vol verbazing naar de kist, zetten het uit angst op een rennen zo hard als ze kunnen. Jeha roept ze nog na met zijn vinger wijzend: --Toen ik nog leefde, ging ik langs die kant, omdat het korter en gemakkelijker is. En zó word ik daarnaartoe gedragen wat mij het beste uitkomt. 


Deze milde humor krijgt een wrange bijsmaak als we dit thema tegenkomen bij Petronius, de hofschrijver van Nero, de Romeinse keizer bekend vanwege zijn gruwelijke vervolgingen van de eerste christenen:

Petronius: Satyricon (Vert. A.D. Leeman, pag. 138)

(Wat eraan vooraf ging: vrouw zit in een grafkelder bij haar overleden echtgenoot.De soldaat nu die zich verlustigde in de schoonheid van de vrouw en in hun zoete geheim, kocht dagelijks alle heerlijkheden die zijn geldmiddelen hem toestonden, en bracht deze dadelijk bij het vallen van de duisternis naar het graf (de grafkelder van de vrouw). En zo kwam het, dat verwanten van een van de gekruisigden, toen zij zagen dat de bewaking niet zo streng was, ’s nachts de gehangene van het kruis haalden en hem de laatste eer bewezen. De soldaat, verschalkt terwijl hij zijn plicht verzaakte, zag de volgende dag het kruis zonder lijk; en bang dat hij gestraft zou worden, vertelde hij de vrouw wat er gebeurd was. Hij verzekerde, dat hij het vonnis van de rechter niet zou afwachten, maar met zijn eigen zwaard recht zou spreken over zijn nalatigheid: de vrouw moest dus maar een plaatsje inruimen voor zijn lijk en deze noodlottige grafkelder niet alleen voor haar echtgenoot, maar ook voor haar vriend bestemmen. De vrouw, die al even weekhartig als kuis was, sprak: “Mogen de goden niet laten gebeuren, dat ik in dezelfde tijdsspanne de dood van mijn twee allerdierbaarste mannen moet aanschouwen: liever een dode ten nutte aangewend dan een levende ten verderve gevoerd!” Na dit betoog beval zij hem het lijk van haar echtgenoot uit de kist te lichten en dit aan het ledige kruis te nagelen. De soldaat gaf gehoor aan de ingeving van deze verstandige vrouw, en de volgende dag kon de menigte zich verwonderd afvragen, hoe het mogelijk was dat een dode het kruis had beklommen….”

De consequentie van dit verhaal (misschien wel van al deze verhalen)  blijkt te leiden tot de heftige vervolging van de eerste christenen. Onbegrijpelijk!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten