maandag 3 april 2017

De laatste kronkel 

(Arabian Nights, Sir R.F. Burton; Duizend en Een Nacht, Richard van Leeuwen, Deel 7, pag. 128; Arabische versie, ألف ليلة و ليلة, دار ألكتب ألعلمية, Deel 1, pag. 244; Noodles, pag. 118 ) 

Sheherazade vertelt:

Een vriendelijke man vertelde het volgende: Op een dag kwam ik langs een schoolmeester (fqih) die aan het les geven was. Hij gaf kinderen les. Ik vond dat hij een aangenaam uiterlijk had en goed gekleed was. Ik liep naar hem toe, en hij stond op en liet mij bij zich zitten. Ik probeerde zijn kennis van de Koran uit (grammatica, dictie en tekst) en ontdekte dat hij daarin een kei was. En ik zei hem: “Dit is wel iets heel bijzonders voor een schoolmeester. Zo’n kennis van de Koran heb ik nog nooit bij een schoolmeester aangetroffen.” Daarna ging ik regelmatig naar hem toe en ik ontdekte elke dag weer een nieuwe goede eigenschap van hem. Na een tijdje bezocht ik hem minder vaak, maar op een dag kwam ik langs zijn school en zag ik dat die gesloten was. Ik vroeg de mensen, of zij wisten waarom de school dicht was. Zij zeiden dat er iemand van zijn naasten was overleden. Ik zei bij mijzelf dat het mijn plicht was om bij hem langs te gaan om hem te troosten. Ik liep naar zijn deur, klopte aan, en een buurvrouw kwam naar buiten en zei: “Wat wenst u?” Ik zei haar dat ik de bewoner en eigenaar van het huis wenste te spreken. Zij zei dat hij in rouw was en  bedroefd voor zich uit zat te staren in z’n eentje. En ik zei haar dat ik hem sterkte kwam toewensen: “Zeg hem dat vriend die en die vraagt hem te komen troosten.” Daarop  ging ze naar de schoolmeester toe, bracht hem hiervan op de hoogte, en hij zei haar: “Laat hem maar binnenkomen.” Hij gaf haar opdracht mij binnen te laten. Toen ik binnenkwam, zag ik hem treurig in z’n eentje zitten met z’n hoofd tussen de handen geklemd, in rouw. En ik zei hem: “Sterkte, dat God je moge bijstaan! Deze weg moet iedereen eens gaan. Je moet het met geduld verdragen.” En ik vroeg hem: “Wie is er in je familie gestorven?” En hij antwoordde: “Degene, die mij het liefst en dierbaarst is van alle mensen, is overleden.”
“Was het je zoon?” “Nee”
“Was het je broer?” “Nee”
“Iemand van je naasten?”
“Nee”
“Is het geen verwante van je?”
“Mijn minnares!” Toen dacht ik bij mijzelf: Dit is een eerste teken van domheid! En ik zei hem:
“Er zijn toch nog genoeg anderen? Wanneer heb je haar het laatst gezien?” Waarop hij zei:
“Het is mijn geliefde, die ik nog nooit heb gezien.”
“Hoe kun je verliefd zijn op iemand die je nog nooit hebt gezien?”
“Weet dat ik voor mijn raam zat, toen er een man op een ezel voorbij reed en uit wat hij zong maakte ik op dat hij het over de liefde van mijn leven had:


“Moedertje Jeugd (Oem Amr), God belone je ruimschoots,

kom bij mij, waar je ook bent.”




[Nacht 404] En Sheherazade zag het eerste gloren van de dag, en hield haar mond en vertelde niet verder die nacht dit mooie verhaal. De volgende avond vertelde ze verder: Sire, luister naar wat de schoolmeester (fqih) te vertellen had: 

Toen de man, die op de weg voorbij kwam zijn lied zong en ik hem hoorde zingen, dacht ik bij mijzelf: “Er is niemand zoals Moedertje Jeugd (Oem Amr) in mijn leven, en vanaf dat moment sloeg de verliefdheid in mij toe …..” Twee dagen later kwam dezelfde man langs en hij zong:


“T’ is waar: de ezel is er vandoor met Moedertje Jeugd (Oem Amr),

zij is nooit teruggekomen, en ook mijn ezel niet.”




Daaruit maakte ik op dat zij gestorven was, en treurde ik om haar, en vandaag is het de derde dag van rouw. Ik ging bij hem weg, en meed hem voortaan, want dit was een echte domme schoolmeester!


Het verhaal komt uit de Duizend en Een Nacht. De samenstelling hiervan wordt aan Abu Nuwas  toegeschreven. Hij was schrijver aan het hof van Haroen Arrachid. Op grond van zulke verhaaltjes heeft men gedacht dat Abu Nuwas behalve een verzameling sprookjes ook nog een verzameling grappen bijeen heeft gebracht. Dat boek is nooit gevonden, maar sommige geleerden denken dat veel Nasreddin- en Jehaverhaaltjes ( zie blog gedateerd: 2016, 23 nov, 5 dec; 2017, 13, 20 en 27 feb, 6 mrt) misschien door hem zijn verzameld. 


Ik heb er een vertaling van gemaakt die dichtbij de meegeleverde Arabisch tekst staat. Die vertaling wijkt nogal af van die van Burton en Richard van Leeuwen, ook naar inhoud. Dat komt vooral omdat ik betekenis geef aan de naam uit het gedicht “Oem Amr”. Door deze betekenis komt het verhaal in een Soefi-traditie te staan. Ineens valt alles op zijn plaats: want waarom zou deze schoolmeester een kei zijn in het lezen van de Koran? Hij geeft daar blijkbaar een onorthodoxe uitleg aan, namelijk de manier waarop een soefi toenadering tot zijn geliefde (=God) zoekt. Soefisme is een vorm van mystiek bedrijven zoals wij dat in de beginperiode van het christendom hebben gekend. In de orthodoxe islam is dat ketterij. En zeker de gelijkstelling van het voortschrijden van de tijd, "Jeugd" met het ervaren van “God” is godslasterlijk. Toch staat dit hier in de Duizend en Een Nacht, een boek uit waarschijnlijk het meest tolerante en welvarende tijdperk in de Arabische wereld. 


Het gaat dus in dit grappige verhaal alweer om theologie en in dit geval de meest onderdrukte tak van de Islam, het Soefisme. Is het dan nog wel grappig? Grappig is in ieder geval hoe wij hiervan een absurd verhaal proberen te maken en hoe zij uit de klassieke tekst alles dat wijst op ketterij proberen te weren. Maar het verhaal heeft stand gehouden!



Geen opmerkingen:

Een reactie posten