woensdag 16 mei 2018

Uit: Libro de Buen Amor


Hier spreekt hij (Spaans: fabla) van de zonde van de Hoogmoed.

Klik hier voor mijn commentaar en de oorspronkelijke tekst.


Vol hoogmoed gaat gij (hoogmoed) over tot de brutaalste dingen en,
omdat je nergens voor terugdeinst, denk je dat je wel zult slagen.
Je denkt: ‘waarvan zal ik de juwelen voor mijn vriendin kopen?’
Dan gaat ge stelen en roven, maar dat zal je nog verdriet bezorgen.
Door je hoogmoed kom je tot slechte dingen;

aan reizigers de kostbaarheden ontroven,
geweld doen aan getrouwde vrouwen,
aan maagden en ongehuwden, aan weduwen en religieusen.

Om dergelijke wandaden gebiedt de wet hen ter dood te brengen,
ze sterven een harde dood en jij kunt ze er niet van verlossen,
de duivel krijgt hen in zijn macht door jouw groot bedrog,
het helse vuur ontbrandt waar jij je entree doet.
Door jouw grote hoogmoed heb je velen ten val gebracht,
ten eerste vele engelen, onder wie Lucifer (Demon van Superbia!)
die door hun barre hoogmoed en doordat ze ontevreden waren
met hun zetels in de hemel, ten val kwamen.
Ofschoon zij van nature goed waren,
kwamen ze door hun grote hoogmoed ten val:
hoevelen er door de hoogmoed dit lot ondergingen,
dat zou je op geen duizend bladen welgeteld kunnen beschrijven.

Alle veldslagen en gevechten, alle onrecht, ongeregeldheden
en lelijke twisten, die vinden door jouw hoogmoed plaats,
Liefde, geloof dat maar: waar jij je maar vertoont,
daar is alle slechtheid van de wereld te vinden.

Een zeer hoogmoedig en onbeheerst mens,
die de vreze Gods niet heeft en geen recht in acht neemt (Spaans:" ..nin cata aguisado..": "niet proeft van de stoofpot": verg. De Vogels, Aristofanes!),
vindt eerder de dood dan een ander (Nl vertaler Geers: “die nederiger en ellendiger is” waarschijnlijk voor het ritme, maar wel erg lelijk en onbegrijpelijk? Mijn vertaling:) die zich onderdaniger en inschikkelijker toont,

het gaat hem zoals de ezel en het strijdros.


Exempel van het ros en de ezel.


Een strijdros (el cavallo faziente) zou een tweegevecht uit moeten vechten
omdat zijn dappere meester ’n dame ( la dueña: kan hier een vrouw, maar ook een merrie zijn; Spaanse tekst ambigue) had verkracht,
met ’n harnas goed bewapend voelt hij zich heel dapper
en ver voor ‘m uit ging ’n ezel, ongehoord bevracht (doliente).

Met z’n handen en zijn voeten en zijn prachtig bit deed toen het trotse ros zo’n luid rumoer ontstaan,


dat d’andere dieren ’t vreesden als een donderslag;
van angst stond de ezel stil, het kwam hem duur te staan.
Die ezel had het lang niet makk’lijk met zijn vracht,
hij liep heel zwaar en langzaam, hinderd’ ook het paard:
en midden op een helling wierp het paard hem neer
en zei: “Jij domme kinkel (Don villana nesçio), zoek een breder vaart (carrera- ons woord carrière; Spaans voor “weg, pad”, centraal begrip in de  aanschouwelijke liefde).
Hij (het paard) sprong snel in de kampplaats rond, wel op zijn hoede,
hij streefde naar de zege, leed de nederlaag,
een ridderlans werd hem diep in het lijfgestoten,
de ingewanden kwamen ‘r uit, hij viel heel laag (estaba muy perdido).
Sinds deze kampstrijd was hij al zijn waarde kwijt,
hij werd gebruikt voor ’t ploegen of om hout te halen,
nu eens bij ’t waterscheprad (noria, een Arabisch leenwoord), dan weer in de molen:
de trotsaard moet voor ’t liefdesavontuur betalen.
Zijn nek was afgeschaafd van ’t zware juk te dragen,
zijn ogen hol en bloed’rig rood als die van duiven (pies de perdizes: patrijspoten),
en van ’t herhaald gebed ontvleesd aan beide knieën,
zijn neus gezwollen van het diep voorover buigen;
zijn schonken steken uit, zijn flanken zinken in,
zijn ruggegraat is scherp, zijn oren hangen.

Zo zag h’m de domme ezel, driewerf klonk zijn lach,
hij zei: ‘Mijn trotse vriend, waar zijn je hog’re drangen?
Waar zijn je prachtig bit en je vergulde zadel?
Waar is je trots gebleven, waar je opschepperij?
Je leven zal voortaan nietswaardig, smadelijk zijn:
je hoogmoed mag vergoeden al die pesterij (mala postilla= je ellende).
Mogen zij allen, trots’en zeer hoogmoed’ge lieden
hierin een voorbeeld vinden en goede leer:
dat kracht en jeugd en eer, gezondheid, dapperheid
niet durend zijn, en na de jeugd niet keren meer.


(verg. slot van het commentaar op de  Berberse versie van Superbia. )  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten