dinsdag 7 mei 2019
In de verkeerde richting.
Het is de schuld van het beest.
De Hodja stond voor een herberg klaar om te vertrekken op zijn ezel. Hij wilde op de ezel gaan zitten, maar kwam achterstevoren op de ezel terecht. Daar trok hij zich niets van aan en reed weg alsof er niets aan de hand was. Omstanders vroegen hem: “Wat doet u nu, Hodja? Zou u me dat kunnen uitleggen?”
2 april: Salammbô, Flaubert
(deel 3)
: 96 keer gelezen. Onderwerp: Ambivalentie
ten aanzien van wrede grappen, zoals De gans op één poot.
Wat kan in dit rijtje de hoge scores verklaren, en
vervolgens de gemiddelde scores? Zou het een hack kunnen zijn? Dan zou er
regelmaat in de tijd te ontdekken moeten zijn. De hoogste scores vinden met een tussentijd van twee maanden
rond de tiende plaats. Misschien komt
het in februari niet voor, omdat ik toen rond de tiende niets heb gepubliceerd.
Een andere mogelijkheid is dat de stukken gebruikt zijn als Gymnasiaal
lesmateriaal, waartoe het zich naar mijn idee bijzonder goed leent. Omdat ik
nog steeds weinig reacties krijg, weet ik niet waar ik aan toe ben.
Daarnaast hebben ze allemaal gemeenschappelijk dat het om
stukken gaat waarbij je je kunt afvragen: lukt het de schrijver om dit waar te maken?
Als dat een keer is gelukt, zal dat ook wel een tweede keer lukken, vandaar dat
meestal de week daarop de belangstelling minder is. Behalve in het geval van de Fenicische Poenulus. Hier komt
in twee opeen volgende keren voor dat de belangstelling redelijk goed is.
Blijkbaar sprak het onderwerp de lezers aan. Dat het om lezers gaat, valt op te
maken uit het geringe aantal bezoekers als ik schrijf dat er die week geen
stukje gepubliceerd zal worden (aantal: 14). De stukjes worden dus echt
gelezen, zelfs ondanks het soms stroeve taalgebruik en de moeilijkheidsgraad!
Wat heeft deze serie mij opgeleverd? Allereerst dat de
Romeinse multiculturele samenleving toleranter was dan ik mij meestal heb
voorgesteld. Dit blijkt uit Stichus, Poenulus en Aulularia! Nu gaat het
natuurlijk om humor, d.w.z. de zaken werden anders voorgesteld dan ze in
werkelijkheid waren. Maar dan nog blijft het idee hangen dat de verhoudingen
onderling veel gelijker waren dan nu het geval is. Dat ze gelijker waren, was
vooral gebaseerd op het vastliggen van de machtsverhoudingen. Juist omdat die
vastlagen kon je er grappen over maken.
Het tolerante Nederland in de zeventiende eeuw scoort met
Hooft en hoe hij de omgang met ondergeschikten voorstelt misschien wel het
allerlaagst in verdraagzaamheid. De Potterij (Warenar) van Hooft ademt van het
begin tot het einde ongelijkheid uit, een ongelijkheid gebaseerd op een soort
kasten-idee als een Indische standenmaatschappij! Het woord “slaaf” valt niet
bij Hooft, toch is er sprake van een kloof tussen hoog en laag geplaatsten in
een onbuigbare hiërarchie. Molière kent geen slaven meer en heeft die vervangen
door knechten en dienstmeiden. Nu heeft Molière twee toneelstukken die min of
meer teruggaan op de Aulularia van Plautus: L’avare en La marmite. La marmite is min of meer een vertaling van
de Aulularia van Plautus; L’avare is een vrije bewerking van Aulularia. Maar in
overeenstemming met de teksten van Plautus kennen de knechten en dienstmeiden van
Molière veel vrijheid in hun doen en laten. Bij Hooft is daarvan absoluut geen
sprake.
Opvallend is dat veel meer dan Engeland Frankrijk aan het
begin van een nieuw genre in de literatuur staat: de detective (Molière) en de fantasy
(Flaubert). Merkwaardig is dat beide genres met Engelse woorden worden
aangeduid. Het lijkt wel alsof de Fransen zelf niet in de gaten hadden, hoe
vernieuwend zij soms zijn geweest in de letteren.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.
BeantwoordenVerwijderen