dinsdag 7 mei 2019

Van Plautus tot Flaubert: een terugblik.

 Klik hier voor de originele tekst en een noot.



Vandaag kijken we achter ons, net als Nasreddin in het volgende grapje:

In de verkeerde richting.


Op een dag ging Nasreddin verkeerd om op zijn ezel zitten, zó dat hij naar achteren keek en niet naar voren. De mensen die hem tegenkwamen vroegen hem verbaasd: “Hodja, waarom zit je achterstevoren op de ezel?” Daarop antwoordde Nasreddin: “Dat kan ik nu eens eenvoudig uitleggen. Ik zit wel goed, maar de ezel rijdt de verkeerde kant op!”


In de oorspronkelijk Turkse variant gaat hij iets anders:


Het is de schuld van het beest.

De Hodja stond voor een herberg  klaar om te vertrekken op zijn ezel. Hij wilde op de ezel gaan zitten, maar kwam achterstevoren op de ezel terecht. Daar trok hij zich niets van aan en reed weg alsof er niets aan de hand was. Omstanders vroegen hem: “Wat doet u nu, Hodja? Zou u me dat kunnen uitleggen?”
“Het is de schuld van het beest. Telkens als ik op haar spring, draait zij zich automatisch om. Wat kan ik daar nu aan doen?”


Achteruit kijkend naar het begin van dit jaar hebben zich een paar verheugende gebeurtenissen voorgedaan. Gemiddeld worden iedere week de verhaaltjes ongeveer 40 keer gelezen, wat ik veel vind, omdat ik ze best moeilijk vind. Met wat uitleg, blijkt er heel wat meer achter te zitten, dat men interessant vindt. Dat bleek dit eerste kwartaal, doordat de stukken veel vaker dan normaal werden gelezen. 


9 Januari: De vrolijke thuiskomst, Plautus (Stichus) : aantal keren gedownload in een week: 553 keer. Onderwerp: Hoe twee vrouwen hun vader te slim af zijn in hun keuze voor hun echtgenoot.

30 januari: Poenulus I :  62 keer gelezen. Onderwerp: een oom op zoek naar twee van zijn eigen dochters en de zoon van zijn broer: begroeting.

6 februari: Poenulus II : 66 keer gelezen. Onderwerp: de reddende engel.

11 maart: De eerste detective, deel 2 (Molière) :  249 keer gelezen. Onderwerp uit de vrije bewerking door Molière: ondervraging door een inspecteur van de kok.

2 april: Salammbô, Flaubert (deel 3) : 96 keer gelezen. Onderwerp:  Ambivalentie ten aanzien van wrede grappen, zoals De gans op één poot. 


Wat kan in dit rijtje de hoge scores verklaren, en vervolgens de gemiddelde scores? Zou het een hack kunnen zijn? Dan zou er regelmaat in de tijd te ontdekken moeten zijn. De hoogste scores  vinden met een tussentijd van twee maanden rond de tiende plaats.  Misschien komt het in februari niet voor, omdat ik toen rond de tiende niets heb gepubliceerd. Een andere mogelijkheid is dat de stukken gebruikt zijn als Gymnasiaal lesmateriaal, waartoe het zich naar mijn idee bijzonder goed leent. Omdat ik nog steeds weinig reacties krijg, weet ik niet waar ik aan toe ben.

Daarnaast hebben ze allemaal gemeenschappelijk dat het om stukken gaat waarbij je je kunt afvragen: lukt het de schrijver om dit waar te maken? Als dat een keer is gelukt, zal dat ook wel een tweede keer lukken, vandaar dat meestal de week daarop de belangstelling minder is. Behalve in het geval van de Fenicische Poenulus. Hier komt in twee opeen volgende keren voor dat de belangstelling redelijk goed is. Blijkbaar sprak het onderwerp de lezers aan. Dat het om lezers gaat, valt op te maken uit het geringe aantal bezoekers als ik schrijf dat er die week geen stukje gepubliceerd zal worden (aantal: 14). De stukjes worden dus echt gelezen, zelfs ondanks het soms stroeve taalgebruik en de moeilijkheidsgraad!

Wat heeft deze serie mij opgeleverd? Allereerst dat de Romeinse multiculturele samenleving toleranter was dan ik mij meestal heb voorgesteld. Dit blijkt uit Stichus, Poenulus en Aulularia! Nu gaat het natuurlijk om humor, d.w.z. de zaken werden anders voorgesteld dan ze in werkelijkheid waren. Maar dan nog blijft het idee hangen dat de verhoudingen onderling veel gelijker waren dan nu het geval is. Dat ze gelijker waren, was vooral gebaseerd op het vastliggen van de machtsverhoudingen. Juist omdat die vastlagen kon je er grappen over maken.

Het tolerante Nederland in de zeventiende eeuw scoort met Hooft en hoe hij de omgang met ondergeschikten voorstelt misschien wel het allerlaagst in verdraagzaamheid. De Potterij (Warenar) van Hooft ademt van het begin tot het einde ongelijkheid uit, een ongelijkheid gebaseerd op een soort kasten-idee als een Indische standenmaatschappij! Het woord “slaaf” valt niet bij Hooft, toch is er sprake van een kloof tussen hoog en laag geplaatsten in een onbuigbare hiërarchie. Molière kent geen slaven meer en heeft die vervangen door knechten en dienstmeiden. Nu heeft Molière twee toneelstukken die min of meer teruggaan op de Aulularia van Plautus: L’avare en La marmite.  La marmite is min of meer een vertaling van de Aulularia van Plautus; L’avare is een vrije bewerking van Aulularia. Maar in overeenstemming met de teksten van Plautus kennen de knechten en dienstmeiden van Molière veel vrijheid in hun doen en laten. Bij Hooft is daarvan absoluut geen sprake.

Opvallend is dat veel meer dan Engeland Frankrijk aan het begin van een nieuw genre in de literatuur staat: de detective (Molière) en de fantasy (Flaubert). Merkwaardig is dat beide genres met Engelse woorden worden aangeduid. Het lijkt wel alsof de Fransen zelf niet in de gaten hadden, hoe vernieuwend zij soms zijn geweest in de letteren.

Ten slotte wil ik nogmaals mijn verbazing uitspreken over het niveau waarop het Fenicisch wordt gelezen. Dat is sinds de achttiende eeuw er nauwelijks op vooruit gegaan. Het vertalen van Plautus, dat echt de moeite loont, kent ook nauwelijks vooruitgang. Dat is des te opvallender, als je merkt hoeveel actueler deze stukken zijn als je ze vergelijkt met de stukken van Aristofanes. Ik hoop dat daarin in de naaste toekomst verandering komt en dat de stukjes die ik vertaald heb daartoe een eerste aanzet hebben mogen zijn.









1 opmerking: