woensdag 1 april 2020

Amphitruo en het Wonder.

Stel, je man komt thuis terug uit de oorlog. Hij heeft het gevoel een beetje boven zichzelf uitgetild te zijn, omdat hij allerlei gevaarlijke, doodsbedreigende toestanden heeft weten te overwinnen. Jij, zijn echtgenote, bent zwanger van hem en hebt naar zijn komst smachtend uitgezien. Dat heeft je dichterbij je (geloofs-)overtuigingen en principes gebracht. Ook dat heeft je een beetje boven jezelf uitgetild net als je man. Als de twee na lange tijd elkaar terugzien, ziet de man een vreemde echtgenote, en jij ziet een man die je niet meer kent. Je man beschuldigt je van overspel en jij probeert je daar tegen te verdedigen. Het lijkt wel of je de oorlog die ver weg was, in huis hebt gehaald. En smeekt God, je haalt bewijzen te voorschijn, je doet alles om je vroegere echtgenoot terug te vinden.


Dat is het onderwerp van dit geniale toneelstuk van Plautus, het is ongetwijfeld zijn beste. Hij schreef het voor de Romeinse soldaten die uit de oorlog –en er waren veel oorlogen—terugkeerden. Plautus vond dit toneelstuk een soort therapie voor in de oorlog opgelopen trauma’s. Intelligenter dan de meeste psychologen van dit moment zag hij dat niet alleen de man schade had opgelopen, maar ook de vrouw. Volgende week zal ik verklappen hoe hij dacht met dit toneelstuk een oplossing voor de gezamenlijk opgelopen trauma’s te bieden. Nu staan we stil bij de bewijzen die de vrouw, Alcmene, aandraagt om haar onschuld te bewijzen. In deze tragi-comedie wordt de grap ingezet om beide echtgenoten te doordringen van een wonder: dat ze elkaar terugvinden. Maar dat kan alleen als beiden elkaar respecteren. De lach is er niet om elkaar uit te lachen, maar om elkaar van angsten te bevrijden. Dat kan alleen als je met anderen, een gemeenschap waarvoor je hebt gevochten, je angsten deelt, eventueel door samen naar een toneelstuk te kijken.

Vertaling:

Alcmene:Ik zweer, maar dat zul je nu ook wel weer ontkennen, dat jij mij vandaag een gouden bokaal (1) cadeau hebt gedaan. Die bokaal had jij op jouw beurt weer geschenk gekregen.
Amphitruo:Mijn god, daarover heb ik niets verteld en ik heb het ook niet gegeven, maar ik was wel van plan om het haar cadeau te doen. Wie heeft jou dat verteld?
Alkmene:Hè? Dat heb ik toch van jou zelf gehoord! En ik heb het uit je eigen handen ontvangen! (Ze doet alsof ze weg wil gaan)
Amphitruo:Blijf hier, blijf, ik smeek je……. Sosia, ik sta perplex (2). Ik snap niet, hoe ze kan weten dat ik een gouden bokaal cadeau heb gekregen, tenzij jij haar pas nog hebt gezien en haar alles hebt verteld.
Sosia:Geloof me, ik heb haar nimmer nooit iets verteld, als jij er niet bij was.
Anphitruo:Wat is er toch met die man aan de hand?
Alcmene:Wat vind je ervan als ik de gouden bokaal aan je laat zien?
Amphitruo:Dat lijkt me een goed idee!
Alcmene:Dan doen we het zo. Thessala, ga de gouden bokaal uit huis halen, die mijn echtgenoot mij vandaag cadeau heeft gedaan. (Thessala gaat het huis in, en Amphitruo en Sosia wandelen naar opzij)
Amphitruo:Sosia, kom eens wat dichterbij. Echt waar, dit en ook al die andere dingen verbazen me en ik vraag me af of zij die bokaal ook echt heeft.
Sosia:Kijk hier is de mand, waarin ik de bokaal heb meegenomen. De mand is verzegeld met je eigen zegel, niemand kan er aankomen. (Hij laat de mand zien)
Amphitruo:Is het zegel ongeschonden?
Sosia:Kijk zelf.
Amphitruo:(Onderzoekt het zegel op mand) Helemaal oké, het zit er nog precies zo op als ik
het erop heb gedaan.
Sosia:Echt waar, waarom geef je geen opdracht bij haar de duivel uit te drijven (3)?
Amphitruo:Het lijkt er echt op dat dat moet gebeuren. De huisgoden (4) hebben bezit van haar genomen.
Alcmene:Kom dan maar eens hier, en kijk alsjeblieft goed, jij die de feiten ontkent. (5) Dit keer is er geen ontkomen aan: je zult moeten toegeven. Is dit niet de bokaal die je me cadeau hebt gegeven?
Amphitruo:Allemachtig nog aan toe, mijn god. Wat krijgen we nou, ik kan mijn ogen niet geloven. Dat is ongetwijfeld de bokaal die ik cadeau heb gekregen…. Sosia, ik raak helemaal van streek, hoe kan dit?
Sosia:Geloof me, of deze vrouw is een volleerd (6) goochelaar, of er zit nog een bokaal in deze mand (hij wijst met zijn vinger)
Amphitruo:Nou, waar wacht je op? Maak die mand open!
Sosia:Er is geen enkele reden om de mand open te maken: het zegel is niet verbroken, van geen kant. Dit is iets dat zo knap in elkaar zit, dat ik er met mijn hoofd niet meer bij kan: er moet een andere Amphitruo in omloop zijn, net zoals er ook een tweede Sosia is, en nu heeft de bokaal ook nog eens een andere bokaal gebaard. We verdubbelen (7) ons zelf lijkt het wel.
Amphitruo:Alles mooi en wel: maak die mand nu open en kijk wat erin zit!
Sosia:Wilt u eerst nog eens goed het zegel onderzoeken? Dan kunt u in ieder geval niet weer de schuld op mij schuiven.
Amphitruo:Nou, komt er nog wat van? Want volgens mij wil ze ons gek maken met haar geklets.
Alkmene:Waar is deze bokaal dan vandaan gekomen die je me hebt gegeven? Die kan toch alleen maar van jou zijn?
Amphitruo:Ik wil het weten!
Sosia:(Opent de mand) Mijn goddogod!
Amphitruo:Wat is er met jou aan de hand?
Sosia:D’r zit geen bokaal in de mand!
Amphitruo:Wat zeg je me nou?
Sosia:De waarheid!
Amphitruo:Je eindigt aan het kruis (8) als je hem nu niet tevoorschijn haalt.
Alkmene:(Laat de bokaal zien aan het publiek) Nu lijkt me alles toch echt wel duidelijk!
Amphitruo:Wie heeft je die gegeven?
Alcmene:
Dezelfde persoon, die me deze vraag stelt, in hoogst eigen persoon.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten