woensdag 29 april 2020


Thales van Milete (deel 2): de econoom.


Eigen vertaling van Politica,  1259a:
Ik (Aristoteles) en Apollodorus  van Lemnos hebben geschreven over zowel land- als tuinbouw, en vergelijkbare andere onderwerpen. Op die manier kunnen door iedereen die hierin belang stelt deze onderwerpen worden bestudeerd. Daarnaast zou er een overzicht moeten worden gemaakt van de her en der verspreide verslagen over de manieren waarop bepaalde personen  economisch succes hebben kunnen boeken. Al deze manieren zijn dienstbaar aan hen die zich op het vergroten van welvaart toeleggen. 

Een voorbeeld hiervan is Thales van Milete die een businessplan om zich welvaart te verwerven opstelde, dat echt van universele toepassing is, hoewel het meestal op conto van zijn filosofie wordt weggezet. Ze zeggen dat Thales leefde in armoede, omdat filosofie een nutteloze bezigheid was volgens zijn tijdgenoten, die hem hierom uitlachten. Maar zijn kennis van astronomie kwam hem te hulp: hij was er achter gekomen dat je al ’s winters kon weten of er in de daarop volgende zomer een grote olijvenoogst zou zijn. Hij wist een klein beetje geld bij elkaar te krijgen en huurde alle olijfpersen af in Milete  en Chios tegen een heel erg lage prijs, omdat niemand op dat moment in de winter erin geïnteresseerd was. Maar toen het oogstseizoen aanbrak, wilde iedereen ineens tegelijkertijd over een olijfpers beschikken. Omdat er zoveel vraag naar was, kon hij de olijfpersen
tegen elke prijs verhuren die hij maar wilde, en wist hij flink winst te maken. Zó bewees hij dat als filosofen dat wilden ze gemakkelijk rijk konden worden, maar dat trok hen niet. Ze zeggen dat daarna de filosofie van Thales als zoetje broodjes over de toonbank is gegaan. 


Ik, Aristoteles, wil beweren dat zijn businessplan om zich een monopolie te verzekeren als de tijd daarvoor rijp is, een universeel economisch principe is. Zelfs nemen sommige staten ertoe hun toevlucht, als zij om geld verlegen zitten: zij creëren een monopolie van verhandelbare goederen. Er was op Sicilië een man die een som gelds waarover hij kon beschikken, gebruikte om al het ijzer uit de ijzermijnen op te kopen, en als dan later de ijzerhandelaren uit de handelscentra kwamen om ijzer te kopen, konden ze niet om hem heen. Hoewel hij de prijs niet heel erg verhoogde, maakte hij een winst van 100 talenten (volgens het commentaar was de waarde van een talent ongeveer 240 Engelse ponden in 1944; Jan Maarten Bremer en Ton Kessels 2013: een talent is zesduizend maal het dagloon (één drachme) van een Atheense werkman) op zijn aankoopprijs van 50 talenten. Toen Dionysus (tiran van 405-367 vChr op Sicilië) hiervan hoorde, beval hij de man, zijn geld te pakken en op staande voet uit zijn Syracuse te verdwijnen, omdat hij iets bedacht had om winst te maken op een manier die schadelijk was voor de handel van de tiran zelf. Toch is dit precies dezelfde aanpak als de ontdekking van Thales, omdat beide mannen op dezelfde manier erin slaagden een monopolie te verwerven. Kennis van dit soort zaken is ook dienstbaar aan staatslieden, want veel staten hebben belang bij financiële hulp en manieren om inkomsten te verwerven zoals hier beschreven, nog meer dan voor huishoudens. Daarom besteden sommige staatslieden al hun tijd uitsluitend aan financiën. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten