dinsdag 15 januari 2019

De vrolijke thuiskomst (Plautus 2).

Fragment uit het toneelstuk van Plautus, De vrolijke thuiskomst (reg. 344-370), vertaling, op een paar kleine veranderingen na van mij, door J. Hemelrijk sr. 

Romeins zeevaardig koopvaardijschip 
Wat eraan vooraf ging:
Pinacium (slaaf van Panegyris en Pamphila) is erop uitgestuurd om in de haven uit te kijken naar de boot van de echtgenoten van Panegyris en Pamphila. De beide mannen zijn bijna drie jaar weggeweest. Pinacium heeft de boot zien aankomen beladen met dure handelswaar, en door het dolle heen, omdat hij weet dat hij heel goed nieuws zal brengen, vindt hij dat hij wel wat meer waardering verdient van zijn meesteressen. Maar omdat zij, de meesteressen, helemaal nog niet weten waarom hij zo’n indruk op hen wil maken, staat hij eigenlijk te kijk. De volgende scène heeft alle kenmerken van een Commedia dell' Arte - of een circus-act.  Op Plautus’ toneel stond bijna altijd de ronde arena van een plein in Athene.

Pinacium:
Eerst wil ik hier schoonmaken – Breng me bezems en een raagbol, (schreeuwt naar binnen) om hier al dat spul van spinnen op te ruimen, om hun weefsels weg te vegen en hun webben te verscheuren.
Gelásimus (parasiet):
En d’arme beestjes koude lijden!
Pinacium:
Denk je dat ze net als jij maar een jasje hebben? (slaven brengen een raagbol) Neem die bezem!
Gelásimus (gedwee)
‘k neem hem.
Pinacium: (begint fanatiek te vegen)
Ik veeg hier en jij veegt daar!
Gelásimus (gaat ook aan de slag)
Ik zal het doen.
Pinacium: (gilt naar binnen)
Brengt iemand me een emmer water?
Gelásimus (tot het publiek)
Hij gedraagt zich als de opzichter der stadsreiniging, zonder dat ie is aangesteld.
Pinacium: (duwt hem de emmer in de hand)
Maak jij voort! Schrob de bodem, sprenkel water voor het huis!
Gelásimus
‘k zal het doen.
Pinacium: (grijpt de raagbol)
’t Moet klaar zijn! –Ik raag ’t spinnenweb van de deuren en de wand.
Gelásimus (terzijde tot Panegyris, die perplex staat)
Wat een drukte maakt ie toch!
Panegyris (schouderophalend)
‘k Weet nog steeds niet, wat er aan de hand is. Misschien komen er wel gasten.
Pinacium: (tot slaven die staan te kijken)
Maken jullie de aanligbedden klaar!
Gelásimus (die erg veel honger heeft met een verlekkerd gezicht)
Aanligbedden! Dat bevalt me!
Pinacium: (tot slaven)
Een paar van jullie hakken hout. Anderen maken de vis schoon, die ik heb meegebracht van het vissen. Pak ook zwezerik en ham!
Gelásimus (die opgetogen verder werkt)
Die weet wel wat lekker is!
Panegyris (tot Pinacium, met aarzelend verwijt)
Zeg eens vrind, jij trekt je niet veel aan van je meesteres.
Pinacium (druk aan het ragen)
Maar mijn lieve mens, ‘k laat alles varen voor uw hartenwens.
Panegyris
Wat is dan wel het nieuws, waarvoor ik je naar de haven heb gestuurd?
Pinacium (terwijl hij aldoor naar spinnen mept)
Ja, da’s waar ook! Toen u bij het ochtendkrieken mij naar de haven zond, (hij mept) rees uit de zee de zon juist stralend boven de horizon. Terwijl ik aan het tolhuis vroeg, of er uit (klein) Azië ook een schip was gekomen, (hij mept weer) en ze ontkenden, kwam er langzaam aan in zicht (hij mept weer) een boot zo groot als ‘k bij mijn weten nooit tevoren had gezien. Zij kwam recht op de haven af met volle zeile’ en flinke wind. De een vroeg d’ander: Wat voor schip is dat? Wat zou de lading zijn? toen ‘k opeens (’n paar klappen) Epignomus (de man van Panegyris!), uw man en zijn slaaf Stichus zag.
Panegyris (in plotselinge extase)
Wat zeg je? Zei je Epignomus?
Pinacium (lakoniek)
Uw man!


Symbool: spin (gevaar en verbindend); meppen naar de spin: verdrijven van het gevaar. Het lijkt erop alsof Pinacium carrière wil maken. Dat doet hij door op de zaken vooruit te lopen: hij gaat schoonmaken, nog voordat hij het goede nieuws van de aankomst van de boot van Epignomus aan Panegyris heeft verteld. De grap is dat er waarschijnlijk weinig slaven waren die zo enthousiast aan het werk waren en in dit geval keert dit enthousiasme zich bijna tegen hem. Het symbool "spin" lijkt ook iets voorspellends te hebben, in gunstige verbindende zin. Voor de tweede keer bij Plautus speelt de spin een opvallende rol (in  het begin van Aulularia -- vertaling uit het Fenicisch "Het eerste verbond"-- en hier in Stichus). Eerder heb ik hier de conclusie uitgetrokken dat het weleens zou kunnen zijn dat Plautus Anansi, de spin, verhaaltjes heeft gekend (lees het commentaar). Ook het woord voor spin in het Latijn doet aan Anansi denken: aranea (vrl). Die onwaarschijnlijke constatering ben ik overigens verder nog nergens tegengekomen.

Opvallend is de overeenkomst met het Kwakiutl verhaal.  Maar mij deed het verhaaltje  eigenlijk ook vooral denken aan het lied van Seeräuber Jenny uit de Dreigroschenoper van Bertolt Brecht.

“Meine Herren, heute sehen Sie mich Gläser abwaschen
Und ich mache das Bett für jeden.
Und Sie geben mir einen Penny und ich bedanke mich schnell
Und Sie sehen meine Lumpen und dies lumpige Hotel
Und Sie wissen nicht, mit wem Sie reden.
Und Sie wissen nicht, mit wem Sie reden.
Aber eines Abends wird ein Geschrei sein am Hafen
Und man fragt "Was ist das für ein Geschrei?"
Und man wird mich lächeln sehn bei meinen Gläsern
Und man sagt "Was lächelt die dabei?"

Brecht kende zijn klassieken, denk ik dan. Denk ook maar aan zijn eerste toneelstuk:  Baäl. En zijn verzet met Horatius in de hand tegen de dienstplicht tijdens de Eerste Wereldoorlog. 

In het stuk van Plautus is ook nog sprake van een tolhuis, en volgens een schilderij zou dat er dan zo ongeveer uit gezien moeten hebben. Het gaat op het schilderij om een tolhuis langs een rivier. In het toneelstuk gaat het om een toren in de haven van Athene (de Piraeus). 




Geen opmerkingen:

Een reactie posten