Hoe het allemaal begon.
Ik heb nu al
bij twee familiebijeenkomsten meewarige blikken opgemerkt, toen ik een
Wereldtentoonstelling in Enschede ter sprake wilde brengen. Een
Wereldtentoonstelling in Enschede? Dat bestaat niet. En na een kort moment van
nadenken wordt er vlug op een ander onderwerp overgestapt.
Zoiets kan
ik niet uitstaan. Ik maak uit de reactie op dat men mij van een soort dementie
verdenkt of in ieder geval dat ik dit verzin. Volgens mijn omgeving verzin ik
graag dingen, en dat zal ook wel waar zijn, gedeeltelijk. Toch geeft de reactie
ook blijk van iets anders: de moeite die men deed om zich in de ander te
verplaatsen is evenredig aan het verstrijken van de tijd afgenomen. Ik verzin
namelijk heel vaak niet zozeer iets, maar geef gebeurtenissen een naam, die ik er
ooit eens als kind aan heb gegeven. Een van mijn hobby’s was het in en uit
elkaar halen van oude buistelevisies. Alle onderdelen gaf ik een eigen naam,
omdat ik nooit een opleiding tot televisiemonteur heb genoten. De namen leken
technisch zoals “weerstand” of “condensator”, maar ik weet tot op de dag van
vandaag niet of het ook ergens opsloeg. Het eindigde met een steekvlam en een
kleine ontploffing, waarbij de afstand tussen mij en televisie toevallig zo
groot was dat er niets gebeurde dat mij fataal is komen te staan. Daarna gingen
de oude tv’s de deur uit en ik heb er nooit meer naar omgekeken.
Met de
Wereldtentoonstelling is iets vergelijkbaars aan de hand. Het gaat om een herdenking
van een brand die 100 jaar tevoren Enschede had getroffen. Bij die herdenking
was er een grote tentoonstelling Manifestatie 3 x A in 1962. Het was mijn laatste jaar
als misdienaar, nog net dertien jaar oud, en mijn intrede op het seminarie in
Limburg. De pastoor had de gewoonte om op het eind van het jaar voor de
misdienaars een uitstapje te organiseren. In 1962 was dat een uitstapje naar de
Manifestatie 3x A. Het 3x A stond voor de industriële Activiteit, de agrarische
Activiteit en de kennis Activiteit. Enschede werd op de wereldkaart gezet,
omdat het er met de Enschedese economie beroerd voorstond, sinds het aangekondigde vertrek
van de textielbaronnen uit de stad. Een hele wand van de Manifestatie was
gewijd aan de toestand in de wereld met de bedoeling dat Enschede zich daaraan
kon spiegelen. Ik stond veel langer dan de andere misdienaars demonstratief stil
voor een grote klok aan de kennis-wand, die aangaf dat er in 1962 elke seconde
7 kinderen werden geboren, terwijl er elke seconde 5 mensen stierven. Elke
seconde nam de wereldbevolking toe met 2 mensen. Dat lijkt weinig, maar als je
het narekent dan zal de omvang van de wereldbevolking al na vijftig jaar zo
groot zijn dat er een omvangrijke hongersnood dreigt. Ik zag dit met
verbijstering aan, en vroeg de pastoor: “Dit kan nooit goed aflopen!? Wat
moeten we doen om de wereld te redden?” Pas veel later kwam ik te weet dat veel
12-14 jarigen met dit soort zwaarwegende vragen rondlopen. Toen ik de foto’s
die er gemaakt zijn van de Manifestatie zag, leek het wel alsof ik opnieuw op
de “Wereldtentoonstelling” was terecht gekomen.
Het is
duidelijk dat ik de Manifestatie 3x A de naam Wereldtentoonstelling heb
gegeven. Onder de misdienaars was er namelijk enige wrevel over dat we erheen
gingen. Door de naam een beetje op te pimpen dacht ik mijn kameraden over de
drempel te kunnen halen. Vreemd is alleen dat ik dan bijna 55 jaar later als ik
het op een familiebijeenkomst erover heb deze Manifestatie nog steeds de Wereldtentoonstelling
noem. Waarschijnlijk had ik de naam opgepikt omdat 4 jaar eerder er in Brussel
een Wereldtentoonstelling was met als publiekstrekker het Atomium. Omdat ik daar zo graag naartoe
wilde, hield ik mij zelf en mijn mede-misdienaars voor de gek dat we eigenlijk
daar waren geweest – ook naderhand. En deze leugen vertel ik dus nu nog steeds op
familiebijeenkomsten. Het ligt dus niet alleen aan de kortere tijd die we nemen
om ons in anderen te verplaatsen, maar ook aan mij.
Uit: “reis
met de zon”, verhalen uit zestig landen van de verenigde naties, red. Harold
Courlander, ill. Jan Hartogh, Nederlandse bewerking van Margreet Bruijn, Cantecleer,
Utrecht, 1955: pag.153-155):
[Liberia]
Hoe de spin aan zijn dunne middel komt.
Lang, lang
geleden, lagen er niet zo heel ver van elkaar, twee dorpen, Kemojav en Momojav.
In beide dorpen nu, werd ieder jaar een groot feest gehouden, waarop de bewoners
trots waren. Het feest in Kemojav werd in dezelfde tijd gegeven, als dat in
Momojav. Van de mensen, die dicht bij deze dorpen woonden, gingen sommigen naar
het feest in Kemojav en anderen naar dat in Momojav. En zo kwam het, dat beide
dorpen na-ijverig op elkaar werden en steeds mooiere feesten gingen geven. En
op de laatste dag mochten alle bezoekers steeds zoveel eten, als ze maar
wilden.
Nu was
Pakayana de spin een beroemde eter. Altijd was hij hongerig. Wanneer hij ook
maar voedsel zag, at hij het op. Al was het ook midden in de nacht. En nooit at
hij zoveel als op de jaarlijkse feesten in Kemojav en Momojav. Soms ging hij
naar het ene dorp om te eten, en soms ook naar het andere. Maar al schrokte hij
ook nog zoveel naar binnen, hongerig bleef hij toch.
Toen bedacht
Pakayana dat hij alleen genoeg zou krijgen, wanneer hij op beide feesten ging
eten. Maar al lagen de dorpen nu niet zo heel ver van elkaar, toch was het voor
de spin een heel eind lopen. En hij wist nooit precies wanneer het eten begon.
“Ik zal er
wat op vinden,” dacht de spin. Hij dacht net zo lang, tot hij er wat op
gevonden had. Toen huurde hij twee mannen om hem te helpen en kocht een touw,
dat net zo lang was als de weg tussen Kemojav en Momojav. Hij sneed het touw
precies door midden en bond beide stukken om zijn middel. Het ene uiteinde gaf
hij aan de ene man, en het andere uiteinde aan de andere man. Toen ging hij
juist op de helft van de weg tussen Kemojav en Momojav staan en stuurde de
mannen elk een kant uit. “Als ze in Momojav gaan eten, trek dan hard aan het
touw,” zei hij tegen de ene man. En tegen de andere zei hij: “Als ze in Kemojav
gaan eten, trek dan hard aan het touw.”
De mannen
beloofden te doen, zoals hij hun gezegd had, en gingen vlug op stap. Pakayana
ging rustig zitten wachten, op de dingen die komen zouden. Nu zou hij wel gauw
weten in welk dorp het eerst het feestmaal werd begonnen. En daarheen zou hij
dan lopen, zo vlug als zijn poten hem maar dragen konden. En als hij dan daar
klaar was, zou hij naar het andere dorpje gaan om verder te eten. En zo zou hij
dan, voor het eerst van zijn leven, genoeg krijgen.
De ene man
ging dus met zijn touw naar Kemojav en de andere ging met zijn touw naar
Momojav. En Pakayana zat halverwege te wachten en was erg tevreden over zichzelf.
En terwijl hij daar zo wachtte, moest hij maar steeds denken aan de rijst, de
geiten-boutjes, de vette ossen en de kippen, die voor het feestmaal klaar
gemaakt zouden worden.
Zo ging er
een poosje voorbij en nog een poosje. Pakayana wachtte en wachtte. En toen werd
hij ongeduldig en boos, dat er nog steeds geen seintje kwam. Van de ene kant
niet, en van de andere kant ook niet. Maar eindelijk gebeurde er dan toch iets.
Het feestmaal in Momojav begon. En op precies dezelfde tijd begon ook het
feestmaal in Kemojav. De twee mannen, die Pakayana gehuurd had, begonnen elk
aan hun touw te trekken. Het waren heel sterke mannen, en ze trokken dan ook
heel erg hard. Zó hard trokken ze, dat Pakayana de ene kant niet op kon, en de
andere ook niet. Hij wipte maar wat op en neer, steeds op dezelfde plaats. De
mannen waren even koppig als sterk. Ze trokken maar, en ze trokken maar. En de
touwen om Pakayana’s middel werden strakker en strakker aangetrokken.
De mensen in
Momojav en Kemojav aten een hele tijd. Maar eindelijk waren ze dan klaar. Toen
pas hielden de mannen op met trekken. Ze liepen terug naar de plek waar ze
Pakayana achter hadden gelaten en daar vonden ze hem op de grond liggen. Hij
jammerde en kreunde en hapte naar adem. Ze maakten de touwen los. Maar waar die
om zijn middel hadden gezeten, was Pakayana heel dun geworden. De ene helft van
zijn lijf bobbelde boven zijn middel en de andere er onderuit.
En zo heeft
Pakayana de spin dan dat dunne middel gekregen, en hij heeft het nog.
Als de
mensen hem zien, moeten ze altijd denken aan de keer, dat Pakayana probeerde om
op twee feesten tegelijk te eten. In Momojav en Kemojav.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten