maandag 8 mei 2017

Mei-maand, vogel-maand.


Tijl Uilenspiegel en de minstreel


Tijl Uilenspiegel loopt door de straten van Antwerpen waar hij in een taverne
een 
minstreel van het hof zijn zangkunsten ziet vertonen. De minstreel is eigenlijk een banneling en mag niet meer in de binnenstad komen. Tijl verzint een list en maakt een masker van eikenhout voor de minstreel. Hij treedt op samen met de minstreel met een zelfgemaakte tamboerijn. De dochter van de koning ziet het optreden en overtuigt haar vader dat de minstreel weer aan het hof mag komen zingen. Na het eerste optreden regent het kwartels en kuikens in het paleis van de koning. De koning ziet dit als een teken van God en raakt zo ontroerd dat hij zelfs zijn dochter met de minstreel laat trouwen. Hij richt een feestmaal aan ter ere van het huwelijk. Tijl stuurt de minstreel weg en maakt een identiek eikenhouten masker, waarna hij zelf met de dochter van de koning trouwt.


In mei leggen alle vogels een ei, ook de koekoek.  Mei was ook een favoriete maand om er op vrijersvoeten op uit te trekken. De kwartels en kuikens vallen niet zomaar uit de lucht, zoals bij de zondvloed  in het Gilgamesh epos, maar omdat het jachtseizoen is gesloten .  In mei maakt men zich een nestje en in die tijd mag er niet gejaagd worden op vogels. Tijl neemt het niet zo nauw met de wettelijke voorschriften, zou je kunnen denken. Wat ook mogelijk is, is dat de grap wil benadrukken dat het niet zozeer om kwartels en kuikens gaat, maar om de symbolische karakteristieken van bepaalde vrouwen. Ik heb lang gedacht dat vogels alleen maar meisjes (vrouwen) konden aanduiden. Zeker in humoristische verhalen is dat niet het geval:


Een beginnend nachtegaal zou het niet beter hebben gekund.


"Nasreddin Hodja ging op een dag de boomgaard van een buurman binnen en klom direct in een abrikozenboom, vol zachte en goudkleurige vruchten. Hij zette zich ertoe de een na de andere te verslinden. Toen werd hij op heterdaad betrapt door de eigenaar van de boomgaard. --Wat doe je daar zo hoog in die boom? De Hodja aarzelde een ogenblik alvorens te antwoorden: --Ik ben een nachtegaal. Ik zit hier om te zingen. Daar moest de man om lachen. --Als je dan een nachtegaal bent, waarom zing je dan niet een deuntje? Toen hij zag dat hij zich op geen andere manier aan het probleem kon onttrekken, zette de Hodja zich zo goed en zo kwaad als dat ging aan het imiteren van de zang van de nachtegaal. --Zozo, klinkt een nachtegaal zó?  Nasreddin Hodja antwoordde zonder zijn kalmte te verliezen: --Een beginnend nachtegaal zou het er niet beter vanaf brengen!"


Deze Hodja Nasreddin grap uit Klein Azië gaat waarschijnlijk terug op de gewoonte om tijdens een weeklange huwelijksvoltrekking op de zevende dag de tuin van de buurman te bezoeken om er kruiden en groentes te stelen. Dit ritueel door de aanstaande bruidegom uitgevoerd, was om het toekomstige paar in tijden van armoe en honger (waarvan er vele waren) van voldoende levenstocht te voorzien om te kunnen overleven, eventueel blijkbaar met “hulp” van de buurman.


Maar wat te denken van onderstaande grap. Bij het koppelen van huwelijkspartners kan men het soms niet eens worden, omdat de beide families nu eenmaal andere eisen stellen aan de toekomstige bruid en bruidegom:


Een man gaat met zijn vogel – een papegaai—de winkel van een vogelkoopman binnen om zijn vogel te koop aan te bieden. “Wat moet je voor die papegaai hebben?” vraagt de vogelkoopman. “Honderd Toman “ antwoordt de man hem. “Wat,” roept de koopman verbaasd. “Hoe kun je honderd Toman  voor zo’n klein vogeltje vragen?” “Toch wel,” antwoordt de man, “Het is namelijk een heel knappe vogel: hij kan praten!” Maar de vogelkoopman wil de papegaai toch niet kopen, want hij vindt hem te duur. Onder het gesprek ziet de man een kalkoen in de winkel. Hij vraagt de koopman: ”Wat moet die kalkoen kosten?” ”Honderd Toman.” “Wil je daar echt 100 Toman voor hebben?” vraagt de man op zijn beurt verbaasd. “Waarom niet? Als jouw vogel kan praten, kan de mijne denken.”



Geen opmerkingen:

Een reactie posten