zondag 29 december 2024

 Letterkunde van de Indische archipel, Elsevier, 1947.

Verhaal 9 (geschreven in 1942 in Indonesië) pag. 110-111:
Kerst en Nieuwjaar 2025: Lees het commentaar!

Aboe Nawas en de Jood (Deel 3)

Aboe Nawas begaf zich nu op weg naar de woonplaats van den Jood. Na enige tijd kwam hij daar aan en vroeg den Jood bij hem als koeli te mogen dienen. Deze nam dat aan op dezelfde voorwaarden als bij zijn broer.


Aanvankelijk werkte Aboe Nawas dag en nacht zonder ophouden en was zijn werk in orde, maar na een dag of drie werd het al minder, en daarna deed hij helemaal hetgeen hij zelf wilde: werd hem opgedragen brood te bakken
, dan deed hij dat wel, maar was het gaar, dan at hij het zelf tot de laatste kruimel toe op.
    Toen de Jood zulks zag, sprak hij toornig tot Aboe Nawas: “Hé, koeli, waarom doe je alleen maar waar je zelf zin in hebt?”
    En Aboe Nawas antwoordde: “Wat bemoeit gij u eigenlijk met mijn zaken? Als het u niet aanstaat, dan kunt gij mij ontslaan. Maar denk erom: één pond van uw vlees!”
    De Jood stond sprakeloos, en dacht: “Het is het beste als ik deze kerel van kant breng.” Even later zei hij: “Hé, kerel, eet die rijst niet uit de pot. Als ik zie, dat je tegen mijn bevelen ingaat, dan vermoord ik je, daar kun je op rekenen.”
    “Dat is me om het even,” zei Aboe Nawas.
    Toen de rijst gaar was, wilde Aboe Nawas ze eten. Hij peuterde wat aan de onderkant van de pot, brak er een gat in en lepelde zo de rijst eruit en at het op (Marmite
  en het commentaar!  Spreekwoord: “de krenten uit de (rijste-) pap halen”) . En de Jood stond stomverbaasd toen hij dat zag.
    “Zolang ik mensen in dienst heb, heb ik nog nooit zo’n koeli gehad. Hij maakt nog dat ik aan het kortste eind trek,” dacht hij bij zich zelf. “Als ik hem ontsla, ben ik een pond vlees kwijt, daar kan ik wel zeker van zijn. Maar als het zo staat, wel, dan zal ik hem ombrengen, als hij vannacht slaapt.”

Daarop verhaalde de Jood hetgeen hij van plan was aan zijn vrouw. Het geval wilde echter dat Aboe Nawas hoorde, wat zij met hun beiden bespraken.
     Toen het avond geworden was, hield Aboe Nawas zich slapende. Ook de Jood deed alsof hij ging slapen en wilde een gunstig moment afwachten, maar Allah beschikte hem een zeer diepe slaap. Toen Aboe Nawas dat had gemerkt, drong hij de kamer van den Jood binnen, nam zijn vrouw op en legde haar op zijn eigen slaapstede, en legde zich vervolgens naast de Jood te slapen neer. Een ogenblikje later wekte hij den Jood, die, menend dat degene die hem wakker maakte niemand anders kon zijn dan zijn vrouw, opstond, een mes nam en zich naar de plaats begaf, waar Aboe Nawas placht te slapen. Zonder het minste gevoel sneed hij zijn vrouw de hals af, in de vaste overtuiging dat het Aboe Nawas was. Daarop ging hij weer slapen.
     Toen Aboe Nawas had gezien, dat de Jood weer in diepe rust verzonken was, ging hij de kamer uit, haalde het lijk van de vrouw en legde het weer in de slaapkamer naast de echtgenoot, en ging zelf weer naar zijn eigen slaapplaats.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten