maandag 10 juli 2017

Acedia (Luiheid).

(Klik hier voor de originele teksten

Ze kwamen bij zijn zevende dochter, die eveneens blij is ze terug te zien. Ze aten, dronken en kondigden aan de volgende dag te vertrekken. Hun dochter begon meteen eten voor onderweg te maken. Nadat zij het deeg had gekneed, stak ze de oven aan, en deed ze het deeg in de oven om het te bakken. Daarna ging ze weg om zich van andere bezigheden te kwijten. Haar vader profiteerde van haar afwezigheid door het nauwelijks gebakken brood uit de oven te halen en verstopte het onder de jellaba, die hij had uitgedaan en als een hoopje op de grond lag. Toen de dochter dacht dat het brood wel klaar zou zijn, kwam ze om het uit de oven te halen, maar zij trof de oven leeg aan. Ze zette het op een schreeuwen, omdat ze niet snapte wie haar van haar brood had beroofd. De buren kwamen toegelopen en vroegen: “Wat is er gebeurd?” --“Ik begrijp niet wie me deze belediging tussen mij en mijn ouders heeft geflikt. Ik heb hun brood gebakken voor onderweg en iemand heeft het uit mijn oven gehaald!” Zij zochten overal; toevallig trapte iemand van hen op de jellaba van de vader op de grond; dat voelde een beetje week aan, hij schudde de jellaba heen en weer en het brood rolde er onderuit. “Daar zul je hebben wat jullie zoeken, maar dat is nog geen brood, dat is nog maar deeg!” Toen ze de jellaba van de vader herkenden, schuifelden de buren voetje voor voetje naar buiten om er vanaf te zijn. De dochter was woedend en overlaadde de vader met verwijten. De ouwe hoorde niets: “Geef me mijn geweer! Wij vertrekken! Waarlijk, geen van jullie is mijn dochter!”


Commentaar.


Dit is het laatste bezoek. Waarom gaat dit over luiheid? De dochter doet veel werk: het kneden van brood is een inspannend karwei. De ouders doen niets. Hierdoor vinden ze dat de dochter niet hard genoeg opschiet met het bakken van het brood, en miskennen daarmee de natuurlijke voorwaarden om brood te kunnen bakken. Hun Luiheid projecteren ze op anderen, in dit geval op hun zevende dochter.




Belangrijker is de associatie van het woord voor Luiheid, in het Latijn “Acedia”, met het woord voor “zuurdesem” (Latijn: acidus). Zuurdesem doet brood op een natuurlijke wijze rijzen. In joodse kring wordt de Pesach gevierd met ongedesemde broden, dat wil zeggen net als matses  niet gerezen broden.  Voor het vieren van de Pesach, waarbij de uittocht uit Egypte wordt herdacht, doe je geen zuurdesem in je brood. Met platbrood kun je beter reizen en het is vlugger klaar. Allemaal zaken die van belang zijn wil je overhaast vluchten voor een verschrikkelijke Egyptische farao. Alweer blijkt een joodse achtergrond van dit verhaal doorslaggevend voor begrip ervan. Nu kun je de vraag opwerpen: is het wel de bedoeling dat men zolang moet wachten tot het brood voor onderweg afgebakken is? De vader vindt van niet, de dochter van wel. Luiheid komt hier tevoorschijn in een onverwachte gedaante.

Ook de demon geassocieerd met de zevende doodzonde heeft onverwachte trekken. Belfagor, de demon die verleidt tot uitvindingen die je lui maken, werd door Macchiavelli  opgevoerd in een een verhaal, waarin Belfagor naar de hel terugvlucht uit angst voor hooghartige en veeleisende vrouwen. Maar de naam Belfagor heeft ook te maken met het Rooms-katholieke Vagevuur. Belfagor was een Moabitische godheid die door de joden geridiculiseerd werd. Alweer! De vertaling van de naam levert op: Heer (baäl) van de opening (fagor = gat, kloof, gat om houtskool te branden), waarbij de naam dus direct in verband is te brengen met  het louterende vuur van het Vagevuur.  Bij mij thuis was het nog gewoonte om, als een kind iets fout had gedaan, op het brandende vuur in een kachel of haard te wijzen met de woorden: wil je echt daarin terecht komen? Dat is heet en doet pijn, heel erg veel pijn.


Dit is de laatste van de zeven doodzondes en het is duidelijk dat hierna een afweging plaats vindt waar je na overlijden terecht zult komen: de hel, de hemel of het vagevuur. Deze driedeling heeft het christendom overgenomen van de Romeinen die Pluto lieten beoordelen waar de overledenen terecht kwamen. Pluto was de god van  de goud- en zilver mijnen (Grieks ploutos=rijkdom).  En bij uitbreiding ook van de kolenmijnen. De mijnen waren net als ovens de toegang tot de onderwereld. Pluto heeft dan ook met Belfaghor overeenkomstig dat hij toegang heeft via een “gat” tot de onderwereld.

Ook al is dit laatste doodzonde, het verhaal van het bezoek aan de zeven dochters is nog niet afgelopen! Zie volgend blog.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten