zaterdag 27 juni 2020

Rodenko 4: handel.

Rodenko (deel 4): handel.



En Maroef nam een reep van de zilveren schaal die de slaaf hem voorhield en begon er voorzichtig aan te knabbelen. En zodra hij de heerlijke smaak van de chocolade proefde, zag hij zich in gedachten weer verplaatst in zijn armzalige hutje in Kaïro, op het ogenblik dat hij de chocoladetaart begon te verorberen die zulk een grote verandering in zijn leven zou brengen; en tegelijk zag hij zichzelf zoals hij nu was: gewassen, in een rijk gewaad gestoken en gelegen op zachte kussens. En het besef van het grote verschil tussen toen en nu maakte dat de nieuwe mens die indertijd in hem was opgestaan en die door de ontberingen die hij geleden had, en vervolgens door het wonderlijke land waar hij terecht was gekomen en de vrijpostigheden van de pin-opslavinnen weer half en half door de oude, timide Maroef verdrongen was, zich opnieuw in zijn volle lengte in hem oprichtte, de oude, timide Maroef een dreunende klap op de schouder gaf en sprak: ‘Haha, ouwe jongen dat hebben we toch maar netjes voor elkaar gebracht! Wat jij? Neem nog een reep.’

 

“Ik neem nog een reep,” zei Maroef. “Ga je gang,” zei Ali. “Tjonge,” vervolgde hij, “als je jou ziet, zou je werkelijk zeggen dat er in chocolade een geheime kracht zit. Het lijkt wel of je er zienderogen van groeit.” “Haha,” zei Maroef. “Ik voel dat ik hier in dit land iets groots ga verrichten! Ik weet nog niet wat, maar ik voel het in me: ik heb me nog nooit zo fit en zo ondernemend gevoeld. Behalve dan misschien heel vroeger in Kaïro, toen we samen kattenkwaad uithaalden…….En dat herinnert mij eraan dat je nog altijd niet over jezelf verteld hebt. Hoe kom jij hier in Al-Merika en hoe kom je aan al die rijkdom? Wanneer dit paleis van tweeëndertig verdiepingen en al die slaven en eunuchen en pin-opslavinnen, en alle verdere toestanden waarvan ik nog maar een deel gezien heb, wanneer dit allemaal van jou is, dan moet je wel schat- en schatrijk zijn.”

 

“Het was van mij alleen,” zei Ali, “maar het spreekt vanzelf dat een deel ervan nu aan jou toebehoort. Tut, tut, geen dank, als onze rollen omgekeerd waren geweest, zou jij net zo gehandeld hebben. En overigens zal ik je straks vertellen wat voor plannetje ik intussen bedacht heb om het beginkapitaal dat ik je zal geven, vrucht te doen dragen. Maar laat ik eerst verhalen hoe het mij vergaan is sinds de dag waarop we elkaar voor het laatst gezien hebben.” En hij deed Maroef het verhaal van zijn vlucht en omzwervingen, die hem ten slotte, na velerlei avonturen en beproevingen, op de kust van Al-Merika deden belanden en Maroef vernam hoe hij in Al-Merika als krantenjongen was begonnen, vervolgens in de handel gegaan was en zich dankzij zijn intelligentie (want als Egyptenaar heb je in dit opzicht natuurlijk altijd een streepje voor op de Al-Merikanen) langzaamaan had weten op te werken tot de rijkste en aanzienlijkste koopman van heel Nefjorek.

 

“En nu,” vervolgde hij, “zal ik je vertellen wat voor plan ik bedacht heb. De Al-Merikanen moet je weten, zijn naïef en hebzuchtig en laten zich door niets zozeer verblinden als door vertoon van rijkdom; en daarop nu heb ik mijn plan opgebouwd. We moeten werken met bluf.” “Met wat?” vroeg Maroef. “Bluf,” zei Ali. “Dat is een Al-Merikanisme dat moeilijk te vertalen is.  Het betekent zo iets als…..tja, wat wij een fata morgana  noemen; nee, dat ook niet precies, maar… enfin, je begrijpt het wel als ik je mijn plan uitleg. Kijk hier heb je om te beginnen een zak vol geld; er zitten duizend dollaren in ……”
 “Dinaren, bedoel je zeker,” zei Maroef. “Nee, ik zei toch al, dat de mensen hier dol op geld zijn: ze zijn er zelfs zo dol op dat ze niet van dinaren maar van dollaren spreken. Steek die zak met dollaren dus bij je en wees er, wanneer zich de gelegenheid voor doet, niet zuinig mee; dat maakt indruk.” ”O,” zei Maroef die nog nooit zoveel geld bij elkaar gezien had. “Is ….is het niet een beetje zonde? Ik bedoel…”

 

“Dat is nu juist wat je uit je hoofd moet zetten,” zei Ali. “Wanneer ons plan lukt, zullen er voor elke dollar die je uitgeeft tien in je zak terugvloeien; als je dat maar goed voor ogen houdt, zal het je niet moeilijk vallen royaal te zijn. Maar luister verder. Ik zal je morgenochtend het mooiste muildier uit mijn stallen laten geven, op dit muildier gezeten begeef je je naar de Oealstrit…..(1)“Oealstrit….?” vroeg Maroef. “Wat is dat nu weer voor toestand?” “Zo noemen ze hier de soek, “ zei Ali. “Soek klinkt zo gewoon, men drukt zich hier graag wat deftiger uit. Goed, in de Oealstrit zul je mij aantreffen, gezeten temidden van de grootste kooplieden van Nefjorek; en zodra ik je zie, zal ik haastig opstaan en je tegemoet lopen en ik zal je op de meest onderdanige manier helpen afstappen en je handen kussen en je met veel vertoon mijn diepe eerbied en mijn grote respect laten blijken. Op die manier zal iedereen denken, dat je een nog veel rijkere koopman bent dan ik en ze zullen je met het grootste ontzag tegemoet treden; en ik zal een magazijn voor je openen, dat ik van tevoren met uitgezochte koopwaar zal vullen, en de aanzienlijkste kooplieden van de Oealstrit aan je voorstellen. En met Allah’s hulp zullen je zaken spoedig floreren, want goede relaties en een goede naam doen wonderen. Wel, wat denk je ervan?”

 

“Hahaha!” lachte Maroef. “Ik hoop dat ik me in kan houden en niet de slappe lach krijg! Dat is dus wat jullie hier bluf noemen; nou, dat zal me een toestand worden! Ik, de muilenlapper Maroef, de grootste pantoffelheld van Kaïro als rijke koopman…Tjongejonge, daar moet ik nog een reep op nemen. Maar zeg, hoe moet dat? Ik weet niets van handel af en als ze vragen beginnen te stellen….?”

 

“Hindert niet,” zei Ali. “Je zegt op alles maar ja (2), en als je iets niet begrijpt dan glimlach je alleen maar een beetje uit de hoogte, dat maakt altijd indruk. Het belangrijkste is, dat je rustig en zelfverzekerd optreedt.” “Geef me morgen dan maar een dozijn chocoladerepen bij mijn ontbijt,” zei Maroef. “Ik voel dat niets mijn zelfvertrouwen zo sterkt als chocolade.” “Ik zal een kist vol repen op je kamer laten zetten,” zei Ali, “maar pas op, dat je je niet overeet. Nou, dat is dus afgesproken, en laten we het nu over andere dingen hebben; wat zijn de laatste nieuwtjes uit de Kleine Toetmesdwarsstraat?”

 

Hierop vertelde Maroef, wat hij te vertellen had en Ali van zijn kant vertelde hem allerlei wetenswaardigs over Al-Merika en over de zeden en gebruiken van het land. Maroef vernam dat het land geregeerd werd door sultan Sam, en dat sultan Sam een dochter had, Marilyn geheten, die wijd en zijd vermaard was om haar schoonheid en die ondanks haar jeugd reeds door duizenden dichters bezongen was, honderden nieuwe dichterlijke talenten had doen ontluiken, en tientallen doden geëist had.

 

“Doden?” vroeg Maroef. “Bedoel je dat het zo’n puzzelprinses is? Je weet wel, die iedereen een raadseltje opgeeft en als je het niet raadt, gaat je hoofd eraf. Ik dacht dat dat soort prinsessen al lang uit de mode was.”(3) “Dat bedoel ik ook niet,” zei Ali. “Maar de kwestie is, dat de dichters hier in twee kampen of scholen verdeeld zijn, de traditionelen en de commercialisten….” “Wat zijn dat voor scholen?” vroeg Maroef.

 

“Nou, kijk,” zei Ali, “de traditionelen, die zijn eigenlijk gewoon traditioneel, begrijp je? Die dichten net zo ongeveer als bij ons in Egypte. Minder verfijnd en minder beschaafd natuurlijk, dat spreekt vanzelf. Maar net als bij ons vergelijken ze bijvoorbeeld, wanneer ze de schoonheid van prinses Marilyn bezingen, haar ogen met amandelen, haar heupen met een fraai-gewelfde vaas en haar adem met een zoete parfum. Maar volgens de commercialisten is dat alleen maar een vaag soort romantiek waar niemand wat aan heeft; de ene amandel is de andere niet, zeggen ze, het hangt er helemaal vanaf van welke kwekerij hij komt; en een vaas die uit de ene werkplaats komt heeft een heel andere kwaliteit dan een vaas uit een andere werkplaats. De schoonheid is niet gebaat met vage algemeenheden; men moet nauwkeuriger zijn en wanneer men haar ogen met amandelen vergelijkt, dan moet men er bij zeggen uit welke kwekerij die komen, van de vaas uit welke werkplaats hij komt en van het parfum wat voor merk het is. Noem vrouw en merk, luidt hun leuze. En de jongere commercialisten gaan zelfs nog verder, want hun leuze luidt: noem merk en vrouw. Ze bezingen een bepaald merk van vaas of parfum en voegen er dan aan toe, dat de vaas precies dezelfde rondingen vertoont als de heupen van prinses Marilyn, of  dat de parfum net zo werkt als haar adem. Dat is natuurlijk heel plezierig voor de vervaardiger van dat bepaald soort vazen of parfums, want iedere man wil wel de heupen van Marilyn in zijn kamer hebben en er iets in kunnen zetten, al is het maar een bloemetje, en elke vrouw wil net zo geuren als Marilyn geurt; je begrijpt dus, dat de vervaardiger van het bezongen product de dichter vorstelijk beloont. Dat is trouwens ook een van de redenen van deze verschuiving van vrouw naar merk (4) : dit is een groot land met vele dichters, zodat de prinses ze onmogelijk allemaal persoonlijk belonen kan.”

 

“En de schatkist dan?” vroeg Maroef. “Die is er toch om de kunst te doen bloeien?” “Tja, bij ons in Egypte wel,” zei Ali, “maar sultan Sam denkt er anders over; en bovendien vindt hij, dat zijn dochter er niets mee opschiet. Haar heupen mogen dan in duizend huiskamers staan, daarmee heeft ze nog geen man en het rijk geen troonopvolger; want aangezien de sultan geen zoon heeft, zal de echtgenoot van Marilyn tevens troonopvolger zijn.” “Maar zijn er dan geen buitenlandse vorstenzonen die naar haar hand dingen? Je zou toch zeggen wanneer de dichters zo’n toestand van haar gemaakt hebben…..” “Die zijn er genoeg geweest,” zei Ali, “maar haar vader heeft ze allemaal afgewezen, omdat ze naar zijn mening niet rijk genoeg waren, want dollaren betekenen voor hem alles.”

 

“Maar,” zei Maroef, “hoe zit dat dan nu met al die doden die om harentwil gevallen zijn? Dat heb je nog altijd niet verklaard.” “Dat zit zo,” zei Ali. “Toen de commercialisten eenmaal begonnen waren met de natuurlijke gang van zaken in de poëzie om te keren en niet meer een amandel of parfum ter sprake brachten om de prinses te verheerlijken, maar de prinses ter sprake brachten om een bepaald soort amandel of parfum te verheerlijken, deed zich al spoedig een heel nieuwe ontwikkeling voor. Want terwijl het voor de hand ligt, de prinses te vergelijken met alles wat rond en zacht is, zoals een amandel, een vaas of een parfum, en omgekeerd, alles wat rond en zacht is met de prinses, is het veel moeilijker een verbindingslijn te trekken tussen een hard, hoekig of stekelig voorwerp en de prinses, zodat de vervaardigers van deze voorwerpen ten opzichte van de vervaardigers van ronde en zachte voorwerpen in een ongunstige positie kwamen te verkeren. Er werden relatief veel meer vazen en parfums gekocht dan borstels en timmergereedschap, met het gevolg dat de vervaardigers van onzachte en stekelige voorwerpen zich tot een bond verenigden en aanzienlijke fondsen ter beschikking stelden voor dichters die kans zagen ook hun produkten in verband te brengen met de bekoorlijkheden van de schone Marilyn. En waar een fonds is, is een weg, en weldra begonnen er gedichten te verschijnen waarin de vazen, parfums en amandelen vervangen waren door allerlei onverwachte voorwerpen zoals klokken, scharen, strijkbouten, hooivorken, geprepareerde schedels, pepermolens, notenkrakers enzovoort, en waarin sprake was van de bijl van uw glimlach, het schietlood van uw heuplijn of de lege inktkoker van uw ogen.” “Waarom de lege inktkoker?” vroeg Maroef. “Nou, de ene vervaardiger maakt inktkokers, de andere maakt inkt, en wanneer de dichter speciaal in opdracht van de inktkokermaker dicht, moet de volle aandacht op de koker zelf vallen en mag er dus geen inkt in zitten.” “Maar ik begrijp nog altijd niet wat een lege inktkoker met de ogen van de prinses te maken heeft,” zei Maroef. “Ik zie het verband niet.” “Nou, wanneer een inktkoker leeg is, kun je niet schrijven nietwaar?” zei Ali. “De dichter wil er dus mee uitdrukken, dat haar ogen onbeschrijflijk mooi zijn.”

 

“O, “ zei Maroef. “Je moet er maar opkomen. Het lijkt me, dat je zo’n gedicht eerst vijftig keer moet overlezen voor je iets van het verband begrijpt.” “Dat is ook zo,” zei Ali. “Daarom noemt men deze dichters deVijftigers.”
“Maar wacht eens even,” zei Maroef, “nu begrijp ik geloof ik waar de doden vandaan komen. De prinses is natuurlijk beledigd, dat ze met een bijl en een notenkraker en zulk soort toestanden vergeleken wordt en laat ze allemaal het hoofd afhakken.” “Och welnee,” zei Ali, “het interesseert een vrouw niet zo erg hoé ze bezongen wordt. Als ze maar bezongen wordt. Nee, het gaat meer om de traditionelen die zich vanwege het geweld, de rondingen hunner Muze aangedaan, beledigd voelen. En zo hebben we al verschillende literaire rellen gehad, die des te meer slachtoffers eisten naarmate het om zwaardere metaforen ging. Een paar jaar geleden hadden we bijvoorbeeld de beroemde boekensteunrel. Een van de jongere dichters had de boezem van Marilyn vergeleken met twee marmeren boekensteunen (vervaardigd door die-en-die), waartussen haar hals als een zuil van wijsheid oprees of iets in die geest, ik weet het ook niet meer zo precies. In ieder geval ontstond er een geweldige deining en al spoedig vormden zich twee partijen, de Boekensteuners en de Appelaars…..” “Appelaars?” vroeg Maroef. “Ja,” zei Ali, “want de anti-Boekensteuners hadden als symbool de appel gekozen, omdat een boezem volgens traditie met twee appels hoort te worden vergeleken. Enfin, de rel liep zo hoog op, dat het midden op de Oealstrit tot een grote vechtpartij kwam, waarbij de tegenstanders elkaar met appels en boekensteunen bekogelden; en aangezien een boekensteun een zwaarder argument is dan een appel, vielen er aan de kant van de traditionelen nogal wat slachtoffers.” (5)
“Wat een toestand, wat een toestand!” zei Maroef. “Maar die prinses moet wel iets heel bijzonders zijn, dat ze zoveel beroering veroorzaakt. Kun je niet een van die gedichten voordragen, waarin ze beschreven wordt? Uit de traditionele school bedoel ik, want als je het vijftig keer moet voordragen….” “Ik weet iets beters,” zei Ali, “als je zo graag wilt weten hoe ze er uit ziet, dan zal ik je haar laten zien. Hola! vervolgde hij tegen een van de slaven. Breng Cholliwoet hier.” 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten