woensdag 12 november 2025

Ideologie?

 Van sprookje naar ideologie

Een antwoord op het commentaar van Fatima Mernissi.

Tweekeer heb ik in Rabat in 1986 voor de deur gestaan van Fatima Mernissi, onaangekondigd. Er werd niet open gedaan. Waarschijnlijk verbleef ze voor de voorjaarsvakantie bij haar familie in Fez, waar ook dit sprookje haar verteld is. Bij een Amerikaanse verhalenverzamelaarster, Daisy Hilse Dwyer, die Fatima goed kende, stond ik in 1982 voor haar kantoor in de Columbia Universiteit in New York, onverwachts. Ik heb niet aangeklopt bij professor Dwyer. In beide gevallen was ik opgelucht dat de gelegenheid niet tot een ontmoeting leidde. Nu pas – 40 jaar later – ken ik de vragen die ik had moeten stellen aan de beide vrouwen. Je kunt ze opmaken uit het onderstaande betoog. De belangrijkste is: hoe kan een sprookje een ideologisch voertuig zijn? Precies in deze semi-boeddhistische bewoordingen. Misschien kom ik op het boeddhistische later in een ander verband nog terug; nu niet.


Op het eind van de 1001 Nacht  heeft Sheherazade net als Aïsha, de dochter van de timmerman, 3 kinderen.  Sheherazade heeft 3 zonen bij haar misogyne Sultan en Aïsha heeft twee zonen en een dochter bij haar misogyne man. Beide vrouwen beschikken over een talent, waardoor de afloop van het verhaal uiteindelijk gunstig uitvalt.  Sheherazade is een geweldige vertelster en Aïsha is geweldig in bed. Maar deze Arabische sprookjes hebben pendanten in de westerse wereld, nog voordat ze in de Arabische wereld bekend waren. De bekendste evenknie is alweer het levensverhaal van Socrates en zijn gemaal Xantippe! Ook dit echtpaar telde drie kinderen (zonen?), maar in dit geval is het niet de misandriese vrouw die in bescherming wordt genomen, maar haar man, Socrates. Ook in deze opsomming misschien een transitie van sprookje naar ideologie (filosofie).


Als we het sprookje samenvatten op de ons eigen manier van 4 acties dan krijgen we:
1.      (Begin) Twee jonge mensen zijn verliefd op elkaar
2.      (Reactie-Actie) Ze trouwen, maar de verliefdheid uit de begintijd verdwijnt.
3.      (Actie-Reactie) Zij wordt gevangen gezet en ze raken van elkaar vervreemd
4.      (Slot) En door elkaar af en toe te zien, krijgen ze niet alleen 3 kinderen, maar komt de verliefdheid uit de begintijd terug.


Mijn samenvatting verschilt op slechts één punt met die van Mernissi. Punt 3 moet opgesplitst worden in twee mogelijke interpretaties van dit deel van het sprookje:
Mernissi:                            3a. De zoon van de sultan sluit haar op in een kelder en
                                                  mishandelt haar. Geen interpretatie
Mijn interpretatie:            3b. Ze raken van elkaar vervreemd.


Uit de interpretatie valt op te maken, hoe hetzelfde gegeven door een vrouw of een man niet alleen anders verteld wordt, maar ook anders wordt geïnterpreteerd. Hierbij speelt een grote rol of iets letterlijk, dan wel figuurlijk wordt opgevat. De een ziet in de kelder een kelder, de ander ziet in de kelder een symbool. Het is een symbool voor onbegrip en vervreemding, min of meer opzettelijk in het verhaal aangebracht. En in dat “min of meer” zit de overeenkomst tussen de beide interpretaties, want in beide gevallen is duidelijk dat de vrouw onrecht wordt aangedaan. De ideologische grondslag van het sprookje is hiermee blootgelegd. 

Mernissi denkt dat dit sprookje echt Marokkaans is. Dit effect heeft zij versterkt door het “live” te brengen door een Marokkaanse vertelster. Daarnaast heeft ze de tekst door een kalligraaf op schrift laten stellen. Uit hoe de tekst op papier staat, zou je bijna kunnen opmaken hoe de vertelster met fluisteren, schreeuwen, gillen, toonhoogte- en tempoverschillen het verhaal heeft verteld. Fatima Mernissi heeft zó haar best gedaan om het sprookje Marokkaans te maken, dat achterdochtige ik geneigd is te denken dat zij wist dat het sprookje niet Marokkaans is van origine.


Haar betoog naar aanleiding van dit sprookje is dat het feminisme niet uit Frankrijk of Amerika is geïmporteerd in Marokko, omdat de strijd tussen man en vrouw in dit oude Marokkaanse sprookje zo onomstotelijk aanwezig is. De vroegere herkomst van het sprookje doet er niet toe. En het zoeken naar de herkomst van het sprookje vindt zij net als de grote sprookjesverzamelaar Decourdemanche uit de 19-de  eeuw een bezigheid  “en pure perte de temps”. Want hoelang werd dit sprookje al niet in Marokko verteld! Je hoort een sprookje in de kleertjes van de Islam, met de stem van de Marokkaanse vrouw en de schmink net als de ”ras al hanut” (Marokkaanse kruidenmix)  uit een rommelig Marokkaans  stalletje langs de kant van de weg. Aan alles is te merken dat het oponthoud van het sprookje in Marokko er niet ongemerkt aan voorbij is gegaan. Dus, de strijd tussen man en vrouw is niet uit den vreemde!


Toch is met behoorlijk grote zekerheid te zeggen dat dit sprookje van origine niet Marokkaans is. De verwijzingen naar de Oudheid zijn duidelijke vingerwijzingen. Ik bedoel de Romeinse badplaats in Tunesië (HammamatLaqçour)  en het voorkomen van Sour (Tyrus in de Libanon)  in het sprookje. In het begin komt een vraag voor “Zeg mij hoeveel sterren staan er aan de hemel?” die vooral voorkomt in de Turkse Nasreddin Hodja grappen. En deze Nasreddin-grappen hebben hun oorsprong in Mesopotamië (Perzië) en misschien nog verder weg in het verre Oosten. Maar vooral het begin van het sprookje waar het Basilicum (Koningskruid) en Iris (Suzanne)  verwijzen naar het verhaal van de Kuise Suzanne uit het Oude Testament - wat inderdaad grote overeenkomst heeft met dit sprookje - maakt dat je met behoorlijk grote zekerheid kunt zeggen dat dit sprookje waarschijnlijk joods-christelijk is en in Marokko is beland via de Feniciërs of Romeinen.


Daaruit kun je concluderen dat er op zijn minst drie invloeden van betekenis zijn geweest op het sprookje: de Midden-Oosterse, de Romeinse én de Marokkaanse invloed. En in plaats van dat het sprookje een bewijs is dat de strijd tussen man en vrouw al eeuwen in Marokko voorkomt, is het ook een bewijs dat die strijd altijd en overal is voorgekomen! En dat is één van de voorwaarden waarop een sprookje drager kan worden van een ideologie, lijkt me.


Is het feminisme een ideologie? Over wat een ideologie is, bestaan verschillende meningen. De beroemdste daarvan zal ik kort noemen. Allereerst komt dan de communist Karl Marx in beeld, die een ideologie een denksysteem noemt dat als doel heeft om spanningen in een maatschappij glad te strijken. Deze definitie is op het feminisme duidelijk niet van toepassing: het feminisme roept eerder maatschappelijke spanningen op dan dat ze die glad strijkt. Ook de opvatting van Althusser strookt niet met die gehanteerd door feministes: het feminisme is nu eenmaal geen (staats-) institutie.  De Italiaan Gramsci laat voor het eerst in dit verband een woord vallen dat vaak door feministes, ook door Fatima Mernissi, wordt gebruikt: hegomonie.


Fatima Mernissi zegt in Beyond the Veil op pag xi: “ (De vroegere feministes) beschouwen de bevrijding van de vrouw als een voorwaarde sine qua non voor de bevrijding van de Arabo-Islamitische maatschappij van de vernederende hegemonie van het Westen”. Hegemonie is volgens Gramsci een samengesteld idee dat cultureel door vrijwel iedereen als vanzelf sprekend wordt aangenomen. Twee dingen springen eruit: dat het idee voor iedereen vanzelfsprekend is, en dat het een idee is van een superieur over een inferieur. De ideologie zou in die zin de ongelijkheid voor vanzelfsprekend aannemen tussen het islamitische Oosten en het christelijke Westen. Of de ongelijke man-vrouw verhouding on-beargumenteerd rechtvaardigen en uitdragen, zonder weerwoord te verwachten.


In het sprookje is duidelijk een strijd van de vrouw met haar man aan de orde. De strijd wordt als vanzelfsprekend gepresenteerd en is die van een superieur tegen over een ondergeschikte. In hoeverre draagt de strekking van dit sprookje bij aan ideologievorming, aan een oordeel dat mannen en vrouwen in aparte leefwerelden zouden moeten kunnen leven, maar gedwongen zijn een leven met elkaar te delen. Met de verschillen tussen mannen en vrouwen wordt geen (te weinig) rekening gehouden in de maatschappij. En in hoeverre draagt dit sprookje dan bij aan de bewustwording van deze tegenstellingen en de maatschappelijke tekortkomingen?


Als we bij de herkomst van het sprookje stilstaan, dan valt op dat joods-christelijke waarden over zouden kunnen gaan in feministische waarden. Ook al is het feminisme geen christelijke beweging, ze streeft wel een liefdevolle, gelijkwaardige samenleving na, net als de Islam en het christendom. Je zou in die zin het feminisme een concurrent van godsdienst kunnen noemen. Wat in het sprookje misschien aan de orde is, zoals vaak als de waarden van de ene beweging overgaan in die van de andere, dat het sprookje de kijk verraadt hoe het Oosten neerkeek op het Westen, wat de plaats van de vrouw in de westelijke samenleving betreft. Helemaal vreemd is dat niet, als je bedenkt dat piraten eeuwenlang westerse vrouwen te koop hebben aangeboden aan oosterse heersers. De harem van het Turkse Topkapi in Istanbul bestond grotendeels uit westerse vrouwen. Deze vernederde vrouwen kwamen onder de meest erbarmelijke omstandigheden als slaven bij deze heersers aan, nadat ze tijden in ondergrondse kelders gevangen waren gehouden. Maar je vraagt je af: is dit geschiedenis of bestaan deze mistoestanden nog steeds?


Andersom had ’t Westen over de manier waarop de harem functioneerde ook allerlei vooroordelen. Uit schilderijen uit de 17-e tot aan de 19-e eeuw werden er allerlei taferelen in harems afgebeeld, die nooit zo zijn geweest als op deze schilderijen verbeeld: naakte vrouwen die met elkaar badderend zich lustig aan elkaar laafden. Het leek allemaal om seks te gaan! Op een enkele heerser na waren de meesten monogaam en zijn vrouwen leken seks eerder als een normaal leuk tijdverdrijf te zien dan om te laten zien wie er de baas was. Maar ze zaten wél in een harem, een wereld apart van de mannenwereld.


In beide gevallen is dit kritiek op mistoestanden. Maar je zou er ook uit kunnen afleiden dat die visies over en weer zo verschillend waren dat er geen sprake is van één en dezelfde strijd tussen mannen en vrouwen in beide invloedssferen, maar dat er sprake is van verschillen in lading. Ik zou willen concluderen dat deze strijd in Arabische landen in feite al beslecht is in de manier waarop de Islam mannen- en vrouwenwereld van elkaar scheidt. Het is een oplossing, waarover valt te discussiëren. In een Islamitisch land moeten dus de maatschappelijke verhoudingen niet zozeer gelijkwaardiger worden, maar rechtvaardiger. In ’t Westen is bijna het omgekeerde het geval. In het westerse bestel zit de ongelijkwaardigheid verankerd, is misschien zelfs een bestaansvoorwaarde om te kunnen concurreren. De ongelijkheid kan zich beroepen op de Wet. In ’t Westen is het een strijd om gelijkwaardigheid van de een t.o.v. de ander en niet zozeer om rechtvaardiger verhoudingen. Een kwestie van individueel fatsoen! Hier volgt de rechtvaardigheid vanzelf op de gelijkwaardigheid?


Precies zoals de westerse Gramsci, maar ook de oosterse Mernissi, zegt, zorgt de strijd voor gelijkwaardigheid voor een rechtvaardigere maatschappij. En dat Mernissi dit zegt is in feite vreemd: zij had in de eerste plaats voor een rechtvaardiger maatschappij moeten pleiten om tot gelijkwaardigere verhoudingen te komen. Die gelijkwaardige verhoudingen bestaan in principe al in haar maatschappij in de vorm van de scheiding van mannen- en vrouwenwereld? Misschien is haar feminisme meer gekleurd door de Amerikaanse cultuur dan zij zich bewust is?


Kunnen sprookjes aan de bewustwording van de tegenstellingen tussen mannen en vrouwen in een waaier van culturen bijdragen? De vraag is minder onschuldig dan je hem in eerste instantie denkt. Want het waren bovenstaande ideeën die hebben geleid tot de Arabische Lente. Het Internet spreekt vooral over de verworvenheden van de Arabische Lente, en weinig over de duizenden doden en de installatie in verschillende Arabische landen van repressieve regiems. Een sprookje kan een hoofd op hol brengen en voor je het weet zit je in onomkeerbare ellende.


Kunnen sprookjes de weg wijzen naar bevrijding? Op de een of andere manier doen ze dat, doordat er een verborgen ideologie in doorklinkt die ik in de bespreking van het Grimms sprookje Jan en Grietje het Substratum Femininum Philosophicum  (SFP) heb genoemd. Dit is met een knipoog bedoeld om de ruimte te scheppen en het oordeel over de ander, over een andere situatie zo lang mogelijk uit te stellen. Dat uitstel is belangrijk, omdat geen enkele bevrijding uit de lucht komt vallen. Je kunt het sprookje als een bewijs voor het feminisme gebruiken, maar is daarmee nog niet feministisch. Dat wordt het pas als het een banier wordt, waarachter men zich schaart. Het verschil tussen de protesten van Dolle Mina en de Arabische Lente zou uit het verschil in culturele achtergrond moeten worden verklaard. In het ene geval gaat het om “Baas in eigen Buik” en in het andere geval om een rechtvaardigere samenleving. En sprookjes kunnen die achtergrond reliëf geven, denk ik. En dan komt het feminisme niet uit het Westen, maar voort uit de eigen cultuur.