Van sprookje naar ideologie
Een antwoord op het commentaar van Fatima Mernissi.
Tweekeer heb ik in Rabat in 1986 voor de deur gestaan van
Fatima Mernissi, onaangekondigd. Er werd niet open gedaan. Waarschijnlijk
verbleef ze voor de voorjaarsvakantie bij haar familie in Fez, waar ook dit
sprookje haar verteld is. Bij een Amerikaanse verhalenverzamelaarster, Daisy Hilse
Dwyer, die Fatima goed kende, stond ik in 1982 voor haar kantoor in de Columbia
Universiteit in New York, onverwachts. Ik heb niet aangeklopt bij professor Dwyer.
In beide gevallen was ik opgelucht dat de gelegenheid niet tot een ontmoeting
leidde. Nu pas – 40 jaar later – ken ik de vragen die ik had moeten stellen aan
de beide vrouwen. Je kunt ze opmaken uit het onderstaande betoog. De
belangrijkste is: hoe kan een sprookje een ideologisch voertuig zijn? Precies
in deze semi-boeddhistische bewoordingen. Misschien kom ik op het
boeddhistische later in een ander verband nog terug; nu niet.
Op het eind van de 1001 Nacht heeft Sheherazade net als Aïsha, de dochter
van de timmerman, 3 kinderen.
Sheherazade heeft 3 zonen bij haar misogyne Sultan en Aïsha heeft twee
zonen en een dochter bij haar misogyne man. Beide vrouwen beschikken over een
talent, waardoor de afloop van het verhaal uiteindelijk gunstig uitvalt. Sheherazade is een geweldige vertelster en
Aïsha is geweldig in bed. Maar deze Arabische sprookjes hebben pendanten in de
westerse wereld, nog voordat ze in de Arabische wereld bekend waren. De
bekendste evenknie is alweer het levensverhaal van Socrates en zijn gemaal Xantippe! Ook dit echtpaar telde drie kinderen (zonen?), maar in dit geval is het niet
de misandriese vrouw die in bescherming wordt genomen, maar haar man, Socrates.
Ook in deze opsomming misschien een transitie van sprookje naar ideologie
(filosofie).
Als we het sprookje samenvatten op de ons eigen manier van 4
acties dan krijgen we:
1.
(Begin) Twee jonge mensen
zijn verliefd op elkaar
2.
(Reactie-Actie) Ze trouwen,
maar de verliefdheid uit de begintijd verdwijnt.
3.
(Actie-Reactie) Zij wordt
gevangen gezet en ze raken van elkaar vervreemd
4.
(Slot) En door elkaar af en
toe te zien, krijgen ze niet alleen 3 kinderen, maar komt de verliefdheid uit
de begintijd terug.
Mijn samenvatting verschilt op slechts één punt met die van
Mernissi. Punt 3 moet opgesplitst worden in twee mogelijke interpretaties van
dit deel van het sprookje:
Mernissi: 3a. De zoon van de sultan sluit haar op in
een kelder en
mishandelt haar. Geen interpretatie
Mijn interpretatie: 3b. Ze raken
van elkaar vervreemd.
Uit de
interpretatie valt op te maken, hoe hetzelfde gegeven door een vrouw of een man
niet alleen anders verteld wordt, maar ook anders wordt geïnterpreteerd.
Hierbij speelt een grote rol of iets letterlijk, dan wel figuurlijk wordt
opgevat. De een ziet in de kelder een kelder, de ander ziet in de kelder een
symbool. Het is een symbool voor onbegrip en vervreemding, min of meer
opzettelijk in het verhaal aangebracht. En in dat “min of meer” zit de
overeenkomst tussen de beide interpretaties, want in beide gevallen is
duidelijk dat de vrouw onrecht wordt aangedaan. De ideologische grondslag van
het sprookje is hiermee blootgelegd.
Mernissi denkt dat dit sprookje echt Marokkaans is. Dit
effect heeft zij versterkt door het “live” te brengen door een Marokkaanse
vertelster. Daarnaast heeft ze de tekst door een kalligraaf op schrift laten
stellen. Uit hoe de tekst op papier staat, zou je bijna kunnen opmaken hoe de
vertelster met fluisteren, schreeuwen, gillen, toonhoogte- en tempoverschillen
het verhaal heeft verteld. Fatima Mernissi heeft zó haar best gedaan om het
sprookje Marokkaans te maken, dat achterdochtige ik geneigd is te denken dat
zij wist dat het sprookje niet Marokkaans is van origine.
Haar betoog naar aanleiding van dit sprookje is dat het
feminisme niet uit Frankrijk of Amerika is geïmporteerd in Marokko, omdat de
strijd tussen man en vrouw in dit oude Marokkaanse sprookje zo onomstotelijk
aanwezig is. De vroegere herkomst van het sprookje doet er niet toe. En het
zoeken naar de herkomst van het sprookje vindt zij net als de grote sprookjesverzamelaar Decourdemanche uit de 19-de eeuw een bezigheid “en pure perte de temps”. Want hoelang werd
dit sprookje al niet in Marokko verteld! Je hoort een sprookje in de kleertjes
van de Islam, met de stem van de Marokkaanse vrouw en de schmink net als de
”ras al hanut” (Marokkaanse kruidenmix)
uit een rommelig Marokkaans stalletje langs de kant van de weg. Aan alles
is te merken dat het oponthoud van het sprookje in Marokko er niet ongemerkt
aan voorbij is gegaan. Dus, de strijd tussen man en vrouw is niet uit den
vreemde!
Toch is met behoorlijk grote zekerheid te zeggen dat dit
sprookje van origine niet Marokkaans is. De verwijzingen naar de Oudheid zijn
duidelijke vingerwijzingen. Ik bedoel de Romeinse badplaats in Tunesië (HammamatLaqçour) en het voorkomen van Sour (Tyrus in de Libanon) in het sprookje. In het begin komt een vraag
voor “Zeg mij hoeveel sterren staan er aan de hemel?” die vooral voorkomt in de
Turkse Nasreddin Hodja grappen. En deze Nasreddin-grappen hebben hun oorsprong in Mesopotamië (Perzië) en
misschien nog verder weg in het verre Oosten. Maar vooral het begin van het
sprookje waar het Basilicum (Koningskruid) en Iris (Suzanne) verwijzen naar het verhaal van de Kuise
Suzanne uit het Oude Testament - wat inderdaad grote overeenkomst heeft met dit
sprookje - maakt dat je met behoorlijk grote zekerheid kunt zeggen dat dit
sprookje waarschijnlijk joods-christelijk is en in Marokko is beland via de
Feniciërs of Romeinen.
Daaruit kun je concluderen dat er op zijn minst drie
invloeden van betekenis zijn geweest op het sprookje: de Midden-Oosterse, de
Romeinse én de Marokkaanse invloed. En in plaats van dat het sprookje een
bewijs is dat de strijd tussen man en vrouw al eeuwen in Marokko voorkomt, is
het ook een bewijs dat die strijd altijd en overal is voorgekomen! En dat is
één van de voorwaarden waarop een sprookje drager kan worden van een ideologie,
lijkt me.
Is het feminisme een ideologie? Over wat een ideologie is, bestaan verschillende meningen. De beroemdste
daarvan zal ik kort noemen. Allereerst komt dan de communist Karl Marx in
beeld, die een ideologie een denksysteem noemt dat als doel heeft om spanningen
in een maatschappij glad te strijken. Deze definitie is op het feminisme
duidelijk niet van toepassing: het feminisme roept eerder maatschappelijke
spanningen op dan dat ze die glad strijkt. Ook de opvatting van Althusser
strookt niet met die gehanteerd door feministes: het feminisme is nu eenmaal
geen (staats-) institutie. De Italiaan
Gramsci laat voor het eerst in dit verband een woord
vallen dat vaak door feministes, ook door Fatima Mernissi, wordt gebruikt:
hegomonie.
Fatima Mernissi zegt in Beyond the Veil op pag xi: “ (De
vroegere feministes) beschouwen de bevrijding van de vrouw als een voorwaarde sine
qua non voor de bevrijding van de Arabo-Islamitische maatschappij van de
vernederende hegemonie van het Westen”. Hegemonie is volgens Gramsci een
samengesteld idee dat cultureel door vrijwel iedereen als vanzelf sprekend
wordt aangenomen. Twee dingen springen eruit: dat het idee voor iedereen
vanzelfsprekend is, en dat het een idee is van een superieur over een
inferieur. De ideologie zou in die zin de ongelijkheid voor vanzelfsprekend
aannemen tussen het islamitische Oosten en het christelijke Westen. Of de
ongelijke man-vrouw verhouding on-beargumenteerd rechtvaardigen en uitdragen,
zonder weerwoord te verwachten.

In het sprookje is duidelijk een strijd van de vrouw met
haar man aan de orde. De strijd wordt als vanzelfsprekend gepresenteerd en is
die van een superieur tegen over een ondergeschikte. In hoeverre draagt de
strekking van dit sprookje bij aan ideologievorming, aan een oordeel dat mannen
en vrouwen in aparte leefwerelden zouden moeten kunnen leven, maar gedwongen
zijn een leven met elkaar te delen. Met de verschillen tussen mannen en vrouwen
wordt geen (te weinig) rekening gehouden in de maatschappij. En in hoeverre
draagt dit sprookje dan bij aan de bewustwording van deze tegenstellingen en de
maatschappelijke tekortkomingen?
Als we bij de herkomst van het sprookje stilstaan, dan valt
op dat joods-christelijke waarden over zouden kunnen gaan in feministische
waarden. Ook al is het feminisme geen christelijke beweging, ze streeft wel een
liefdevolle, gelijkwaardige samenleving na, net als de Islam en het christendom.
Je zou in die zin het feminisme een concurrent van godsdienst kunnen noemen.
Wat in het sprookje misschien aan de orde is, zoals vaak als de waarden van de
ene beweging overgaan in die van de andere, dat het sprookje de kijk verraadt
hoe het Oosten neerkeek op het Westen, wat de plaats van de vrouw in de
westelijke samenleving betreft. Helemaal vreemd is dat niet, als je bedenkt dat
piraten eeuwenlang westerse vrouwen te koop hebben aangeboden aan oosterse
heersers. De harem van het Turkse Topkapi in Istanbul bestond grotendeels uit
westerse vrouwen. Deze vernederde vrouwen kwamen onder de meest erbarmelijke
omstandigheden als slaven bij deze heersers aan, nadat ze tijden in
ondergrondse kelders gevangen waren gehouden. Maar je vraagt je af: is dit geschiedenis
of bestaan deze mistoestanden nog steeds?
Andersom had ’t Westen over de manier waarop de harem
functioneerde ook allerlei vooroordelen. Uit schilderijen uit de 17-e tot aan
de 19-e eeuw werden er allerlei taferelen in harems afgebeeld, die nooit zo
zijn geweest als op deze schilderijen verbeeld: naakte vrouwen die met elkaar
badderend zich lustig aan elkaar laafden. Het leek allemaal om seks te gaan! Op
een enkele heerser na waren de meesten monogaam en zijn vrouwen
leken seks eerder als een normaal leuk tijdverdrijf te zien dan om te
laten zien wie er de baas was. Maar ze zaten wél in een harem, een wereld apart
van de mannenwereld.
In beide gevallen is dit kritiek op mistoestanden. Maar je
zou er ook uit kunnen afleiden dat die visies over en weer zo verschillend waren
dat er geen sprake is van één en dezelfde strijd tussen mannen en vrouwen
in beide invloedssferen, maar dat er sprake is van verschillen in lading. Ik
zou willen concluderen dat deze strijd in Arabische landen in feite al beslecht
is in de manier waarop de Islam mannen- en vrouwenwereld van elkaar scheidt. Het
is een oplossing, waarover valt te discussiëren. In een Islamitisch land moeten dus de
maatschappelijke verhoudingen niet zozeer gelijkwaardiger worden, maar
rechtvaardiger. In ’t Westen is bijna het omgekeerde het geval. In het westerse
bestel zit de ongelijkwaardigheid verankerd, is misschien zelfs een
bestaansvoorwaarde om te kunnen concurreren. De ongelijkheid kan zich beroepen op de
Wet. In ’t Westen is het een strijd om gelijkwaardigheid van de een
t.o.v. de ander en niet zozeer om rechtvaardiger verhoudingen. Een kwestie van individueel fatsoen!
Hier volgt de rechtvaardigheid vanzelf op de gelijkwaardigheid?
Precies zoals de westerse Gramsci, maar ook de oosterse Mernissi, zegt, zorgt de strijd voor gelijkwaardigheid voor een rechtvaardigere
maatschappij. En dat Mernissi dit zegt is in feite vreemd: zij had in de eerste plaats voor een
rechtvaardiger maatschappij moeten pleiten om tot gelijkwaardigere verhoudingen te komen. Die gelijkwaardige verhoudingen bestaan in principe al in haar maatschappij in de vorm van de scheiding van mannen- en vrouwenwereld? Misschien is haar feminisme meer
gekleurd door de Amerikaanse cultuur dan zij zich bewust is?
Kunnen sprookjes aan de bewustwording van de tegenstellingen
tussen mannen en vrouwen in een waaier van culturen bijdragen? De vraag is minder onschuldig dan je hem in eerste instantie denkt.
Want het waren bovenstaande ideeën die hebben geleid tot de Arabische
Lente. Het Internet spreekt vooral over de verworvenheden van de Arabische
Lente, en weinig over de duizenden doden en de installatie in verschillende
Arabische landen van repressieve regiems. Een sprookje kan een hoofd op hol
brengen en voor je het weet zit je in onomkeerbare ellende.
Kunnen sprookjes de weg wijzen naar bevrijding? Op de een of
andere manier doen ze dat, doordat er een verborgen ideologie in doorklinkt die ik in de
bespreking van het Grimms sprookje Jan en Grietje het Substratum Femininum Philosophicum (SFP) heb genoemd. Dit is met een knipoog bedoeld om de ruimte te scheppen en het
oordeel over de ander, over een andere situatie zo lang mogelijk uit te
stellen. Dat uitstel is belangrijk, omdat geen enkele bevrijding uit de lucht komt
vallen. Je kunt het sprookje als een bewijs voor het feminisme gebruiken, maar
is daarmee nog niet feministisch. Dat wordt het pas als het een banier
wordt, waarachter men zich schaart. Het verschil tussen
de protesten van Dolle Mina en de Arabische
Lente zou uit het verschil in culturele achtergrond moeten worden verklaard. In
het ene geval gaat het om “Baas in eigen Buik” en in het andere geval om een
rechtvaardigere samenleving. En sprookjes kunnen die achtergrond reliëf geven, denk ik. En
dan komt het feminisme niet uit het Westen, maar voort uit de eigen cultuur.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten