Wie spreekt, moet het doen! (Algerije, 2013)
Vage gedachtes (1) hielden
Djha die ochtend in beslag. Uitgestrekt op het hoog wollen kleed op zijn
ligbank, genoot hij van zoete dromen. Zijn vrouw, druk in de weer met duizend
en een huiselijke bezigheden, zoals zij altijd maar weer zei, zag deze
luilakkerij met ongenoegen aan. Zij riep hem toe:
“Djha! Ga eens het kalf in de stal vastzetten!”
Djha wendde zijn blik af en zonder ook maar even in beweging
te komen om te doen wat zijn vrouw hem had gevraagd te doen, mompelde hij:
“Verdompt nog aan toe, ik kom niet van mijn plaats, nog met
geen tien trekpaarden.”
Ik ben bezig koekjes
te maken voor de buurvrouw die pas is bevallen. Jij denkt de hele dag te kunnen
verdromen? Ga dat kalf vastzetten!”
“Het kalf vastzetten of niet, dat is de kwestie!? Wie van
ons twee zal het kalf vastzetten? Dat is de vraag,” verklaarde Djha dromerig
voor zich heen starend, als een filosoof
totaal onthecht (2) van alle wereldse
beslommeringen.
Je kunt je voorstellen dat Djha een onweersbui voelde
aankomen. Ongetwijfeld lag hij op zijn manier iets uit te broeden om te
schuilen voor het onweer losbarstte. Hoe het ook zij, om van het gezeur van
zijn vrouw af te zijn, stelde hij zijn vrouw voor:
“Muisje, luister eens! Wie van ons als eerste praat, moet
het kalf vastzetten. Afgesproken? Dit gaat nu in!”
Mart-Djha was een koppige vrouw, maar zij nam toch de
uitdaging aan, terwijl ze in de keuken in de weer was. Ze hield de mond. Ze had
tenslotte alle tijd om te kletsen bij de buurvrouw! Opeens was er een bedelaar vóór
de deur:
“In de naam van God, een aalmoes, alstublieft! Ik zie dat u goeie
mensen bent. Geef me alstublieft een stuk brood te eten!”
Ook al is het geven van een aalmoes een heilige plicht, toch
hielden Djha en zijn vrouw de mond. Ze gaven hem geen antwoord. Moe gejammerd
ging de bedelaar het huis in. Hij was versteld een echtpaar te zien dat geen
woord uitbracht, toen ze hem in de gaten kregen. Zou een djinn (een demon) hen
met stomheid hebben geslagen? (3) Bedremmeld
pakte hij vlug het stuk brood dat mart-Djha hem aanreikte, terwijl ze haar mond
stijf dicht hield met de kaken op elkaar.
“Dank u wel! Dat God u belone met het honderdvoudige,” zei
de bedelaar en ging er vlug vandoor.
Toen de koekjes eenmaal klaar waren, bracht mart-Djha ze
naar de buurvrouw. Daar zette ze zich in de kring van buurvrouwen, die op
bezoek kwamen, en kletste zo veel ze maar kon. Ze raakte helemaal dronken van
zichzelf te horen praten. Djha ondertussen was niet van zijn plaats gekomen,
toen er ineens brand uitbrak in zijn huis. Was mart-Djha vergeten het fornuis
uit te doen? De rook alarmeerde de buren, die allen samen tegelijkertijd schreeuwden:
“Brand! Brand! Het huis van Djha staat in brand!” (4)
Mart-Djha sprong overeind, toen ze het alarmerende
geschreeuw buiten hoorde. Ongerust haastte ze zich naar huis, duwde de deur
open en gilde door de wolk rook heen:
“Djha! M’n allerliefste man, waar zit je? Geef me antwoord?
Ben je ongedeerd?”
Djha, duidelijk in goede gezondheid, stond langzaam van de
ligbank op en zei triomfantelijk:
“Jij hebt als eerste gepraat! Er zit niks anders op dan dat
jij het kalf gaat vastzetten.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten