woensdag 7 november 2018

Voor Maarten Biesheuvel.

Vannacht werd ik weer bezocht door een droom, die mij bij herhaling bezoekt. Het heeft allemaal te maken met een bewering die ik ooit eens bij hoog en bij laag volhield. Volgens mij zouden wij niet kunnen tellen en zouden er geen talen bestaan, als ons universum oneindig groot zou zijn. Om te kunnen tellen is een eindpunt en een beginpunt nodig, net zoals een taal alleen maar als communicatiemiddel kan bestaan, als je er vanuit gaat dat er iemand is die een signaal uitzendt en er een ander is die het signaal ontvangt. Het taalsysteem gaat over in het rekensysteem en omgekeerd. Beide veronderstellen een gesloten kafkaiaanse ruimte.

In mijn droom zit ik in een zich snel voortbewegende, maar schommelende ruimtecapsule. Een rond gebogen voorruit stelt mij in staat de ruimte in te kijken.  De capsule verwijdert zich steeds verder van de aarde. Ik heb zelf een temperatuur van min drie-honderd-en-twaalf graden Celsius (-312°C). Waarom ik deze temperatuur heb, kan ik niet verklaren. Als ik uit deze droom wakker word, probeer ik hem altijd te verklaren, omdat alles doortrokken is van een fantastische helderheid. Maar ik kan niet alles verklaren, ook al doe ik daartoe zo mijn best, als ik wakker word.

De capsule nadert duidelijk een grens in de ruimte, er is geen grenswachter, geen gebouwtje met daarop "Dit is een grens". Maar een verschil in kleur van aardedonker naar iets van gorilla-grijs, maakt mij duidelijk dat er een grens aankomt. Ik denk in mijn droom, dat ik die grens niet zal overschrijden. Maar dat gebeurt toch.

Op het moment dat ik de grens oversteek, val ik in twee precies eendere elementen uit elkaar. De reis gaat verder, maar was de ruimte hiervoor leeg en ijl en koud, de ruimte waarin ik me nu bevind, is doorschoten met spiegelende gangen, waarin we eindeloos worden weerkaatst. Het lijkt erop dat ik me in een geweldige mensenmenigte bevind tijdens een verhitte manifestatie. Een manifestatie van wat? Woorden ontbreken, maar uit duizenden kelen klinkt steeds weer dezelfde leuze, die door de weerkaatsing van klank en geluid niet te verstaan is. Ik verlies al spoedig ieder idee van wie ik ben, van wie wie is, en weet eigenlijk niet of ik nog besta, maar ik besta. Tot overmaat van ramp word ik warmer, waardoor mijn gewicht toeneemt. In de verte lijkt zich opnieuw een grens af te tekenen, en weer denk ik dat ik die grens nooit zal halen. Het is de grens van het beloofde land. Dood ben ik zeker niet, maar de toename van mijn gewicht maakt wel dat de ruimte mij in steeds nauwere duizelingwekkende rotaties omsluit. Als een deken. Stikken doe ik nog net niet.

In de verte een heel klein gaatje, waardoor je naar het beloofde land kunt kijken. De enorme koolstof stenen formatie die ik ondertussen geworden ben vol spiegelende vlakken, moet door dat gaatje heen. Als een enorm koolstofkristal spat de klont waarvan ik deel uitmaak uiteen. Een enkele spiegelende splinter schiet als een pijl door de roos. Dat ben ik. En ik bevind me in weer een andere ruimte.

Ditmaal zweven er van alle kanten cijfers en geschreven woorden op mij af alsof sneeuw uit een wolk op mij neerdaalt. Aangenaam is dit niet. De temperatuur neemt weer toe, en ik zie in de zwermen cijfers en woorden menselijke gestaltes zich aftekenen. Af en toe zie ik om een hoekje dat zich achter deze gestaltes schaduwen ophouden, die zich los van de cijfer- en woordfiguren kunnen bewegen. Als de schaduw van een zwerm spreeuwen die zich zwierend door de lucht beweegt, en daarbij een schaduw vormt op de grond. Het zijn geen spiegels meer, maar schaduwen. Af en toe maakt een schaduw zich los van de letter- en cijferformatie, schiet naar mij toe als een hoofd op een te lange hals en kijkt me dan recht in het gezicht aan. Nu herken ik hun gezichten: mijn ouders, mijn broers en zusters, mijn vrouw en kinderen. Ik begrijp dat ik mij naar het verleden toe beweeg en dat de toekomst achter mij ligt. Maar ook in het verleden houdt zich een toekomst op.

Op de rand van dit universum houdt zich een gouden bol op, die over de kim klimt. Ik word wakker en probeer mijn droom te verklaren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten